Mannen zijn al toxisch sinds Cleopatra

Woord Bulderende bazen wordt vaak toxische mannelijkheid verweten. Het doet Gawie Keyser denken aan het droevige lot van Cleopatra.

Toxisch is per definitie een woord in de overtreffende trap. Het verwijst naar vergif; eenmaal ingenomen is er geen weg meer terug. En het staat voor extreem wangedrag dat mens én omgeving verpest.

Toen #MeToo een feit was, trad ‘toxisch’ op de voorgrond. De man was dat. Hij en zijn mannelijkheid. Vervolgens werd ook de werksfeer ‘toxisch’. Maar sindsdien raakt het woord in deze context in ons taalgebied op de achtergrond. Het is nu ‘onveilig’ op kantoor, waar ‘pesten’ en schering en inslag is; en de bulderende man en steeds vaker ook vrouw hebben ‘woede-aanvallen’ en vertonen ‘verbaal en fysiek intimiderend gedrag’.

Het lijkt erop dat we nu meer de nuance zoeken, specifieker zijn over gedrag, anders dan tijdens het ontmaskeren van Harvey Weinstein, toen we in een shocktoestand waren en er één woord nodig hadden om maatschappelijke en persoonlijke trauma’s te beschrijven.

Opvallend genoeg is ‘toxisch’ springlevend in de Angelsaksische media. Recent overheerste het woord wederom de voorpagina van theguardian.com: de nalatenschap van voormalig premier Boris Johnson was ‘toxisch’; en in een bespreking van een nieuwe post-apocalyptische roman was er sprake van een ‘toxisch Eden’.

Nu is de Britste journalistiek niet wars van een hyperbool hier en daar, maar inhoudelijk is het gebruik van het woord gerechtvaardigd. In 2018 riep het Oxford-woordenboek ‘toxisch’ uit tot woord van het jaar, juist vanwege zijn vele letterlijke en metaforische betekenissen. Naast ‘mannelijkheid’, ‘relatie’ en ‘cultuur’ waren woorden die in combinatie met ‘toxisch’ vielen te gebruiken onder meer ‘chemische’, ‘substantie’, ‘milieu’, ‘alg’ en ‘lucht’.

Maar er is méér aan ‘toxisch’, dat werkelijk uit je mond knalt als je het hardop zegt. De toxicologie, leert een publicatie van het Nederlands Instituut voor Biologie, is ontstaan doordat mensen ontdekten dat allerlei planten en dieren giftig kunnen zijn.

Wie zich in de Oudheid van pijl en boog bediende, smeerde de pijlpunt in gif — toxikon (Grieks) en toxicum (Latijn) — om het avontuurlijke wapen, toxon (Grieks), nog dodelijker te maken.

Juist in de oude verhalen staat gif centraal, bijvoorbeeld wanneer Cleopatra, althans bij Shakespeare, ten langen leste toxische zelfmoordwapens laat komen: twee aspisadders. Na een beet in de arm en een op de borst was het met haar gedaan.

Helaas is een slangenbeet als doodsoorzaak onwaarschijnlijk. Een onderzoek door een Duitse toxicoloog wees in 2010 uit dat Cleopatra waarschijnlijk gestorven is door het innemen van gevlekte scheerling en monnikskap vermengd met opium om het stervensproces te verzachten.

Dat vergiftigen gebeurde aan de lopende band in de Oudheid. Denk aan de gifbeker die Socrates kreeg. Bekeken vanuit onze huidige tijd was ‘giftig’ toen al ook metaforisch van aard, ‘toxisch’. De Egyptische koningin kampte met mannen — Julius Caesar, Marcus Antonius, Octavianus — die destructie met zich meebrachten. Niet voor niets verbood de Romeinse keizer Sulla het vergiftigen van personen al zo’n vijftig jaar eerder.