N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Muziek
Mahler met Kerst Het Noord Nederlands Orkest en Phion spelen in de week voor Kerst allebei Mahlers ‘Vijfde symfonie’. Bij het NNO kon je de muziek tussen de violen, harpen of trompetten ondergaan.
In de hal van concertzaal De Oosterpoort staat honderd man publiek klaar. De gemiddelde leeftijd is minstens middelbaar, maar de stemming kwispelig als op een schoolreisje. „Gele kaartjes hier!”, roept een ouvreuse. Kleurgroep na kleurgroep mag de zaal in voor een experiment van het Noord Nederlands Orkest: deze luisteraars gaan zo tussen de musici van het orkest zitten tijdens een repetitie van (delen uit) Mahlers Vijfde symfonie.
„Pas goed op waar je je voeten zet, een contrabas kost gauw honderdduizend euro”, waarschuwt een orkestmedewerker. Zij deelt ook aan iedereen oordopjes uit. „Niet omdat wat u gaat horen niet om aan te horen is, wél omdat het misschien zeer intens zal zijn. Sommigen van u zitten tussen de violen, anderen voor de hoorns of zelfs pal voor het slagwerk. En dat gaat… wat betekenen.”
Een soort familie
Bij het Noord Nederlands Orkest is Antony Hermus al voor het negende seizoen de ideale gastdirigent: grondig, bevlogen én met hart voor publieksbereik. Hij heeft plezier in het experiment. „Een orkest is een soort familie en vanavond bent u daarvan deelgenoot”, zegt hij tevoren. „De balans van wat u straks hoort zal verre van optimaal zijn, maar u ervaart wel van binnenuit alle bijzondere frequenties van samen musiceren.”
Wat in het openingsdeel van de Vijfde vooral treft, is de concentratie van de musici: die is er direct en volledig. Zittend naast de cellogroep is het óók een ooropener om het treurmotief vanuit de tweede stem te beleven. Het slotdeel is vanuit deze plek zelfs ronduit hallucinant: pal om je heen springt de fuga over van instrumentgroep naar instrumentgroep. En als harmonische bonuslaag hoor je ook nog hoe dirigent Hermus de polyfonie met een schor grommend „pom-pom-pom!” aanvuurt.
De cellisten werden niet zenuwachtig van publiek pal naast zich, zegt Jan-Ype Nota, plaatsvervangend aanvoerder. „Het was hooguit wennen dat we op het podium nu erg ver uit elkaar zaten, om plaats te maken voor het publiek.” Omgekeerd zie je hier als toehoorder details die je in de zaal mist. Zoals het fluwelen lapje dat bungelt om de hals van Nota’s cello. „Dat is om mijn borstbeen te beschermen”, legt hij uit. „Anders is dat vanavond blauw. Cellisten hebben ook altijd gaten in de voorkant van hun trui: daar prikt het hout in je lijf.”
„Ik vond het waan-zinnig!”, zegt Froukje Betten uit Heereveen na afloop. Zij zat bij de eerste violen. „Pal naast me zat een hele jonge violiste zó mooi te spelen… alsof er een engel in mijn oor streek. Het voelde een beetje alsof dat speciaal voor mij was.”
Mahler-debuut
Voor Alexei Ogrintchouk zal het een onvergetelijke avond zijn geweest: zijn allereerste Mahler-symfonie vóór het orkest. Ogrintchouk maakt al 25 jaar indruk met zijn hypnotiserende solo’s als eerste hoboïst van eerst het Rotterdams Philharmonisch, later (en nog steeds) van het Koninklijk Concertgebouworkest.
Maar sinds dit jaar is Ogrintchouk óók chef-dirigent van symfonieorkest Phion. Het verloop van zijn tweede carrière volgt daarmee het voorbeeld van Jaap van Zweden, die van concertmeester van het Concertgebouworkest óók chef werd van het Orkest van het Oosten (dat later in Phion opging) en exact 25 jaar geleden zíjn eerste Mahler in dezelfde zaal in Enschede dirigeerde.
Dat Ogrintchouk als Mahler-dirigent debuteerde met de complexe Vijfde symfonie verdient op zich al respect. Vervoert de ‘Trauermarsch’? Ontroert het beroemde ‘Adagietto’, Mahlers liefdeslied voor zijn latere vrouw Alma? Zwiert het ‘Scherzo’? Is de meerstemmigheid van het slotdeel helder? Een vuurproef mag je het gerust noemen.
Lyrische strijkers
De spanning was vrijdag in Muziekcentrum Enschede ook merkbaar; Ogrintchouk liet zelfs even zijn stokje vallen. Maar ook zónder is zijn slag nu al meer gedifferentieerd dan die van veel ervarener dirigenten. Tijdens dit debuut maakten de lyrische strijkersmelodieën de grootste indruk, óók in het ‘Adagietto’.
Wel miste er tussen de stemmen soms nog balans: dan prikte het koper er even net te hard uit, of juist de basgroep – die overigens erg mooi klonk. Maar dit was de eerste van vijf uitvoeringen, dus er is nog volop ruimte voor ontwikkeling. En veel belangrijker: Phion speelt zichtbaar lekker onder Ogrintchouk, de musici straalden vrijheid en plezier uit.