Dé prijs waar het volgens de presentatrice van de finale van het Amsterdams Kleinkunst Festival om draaide, de AKF Sonneveldprijs 2025, is zaterdagavond gewonnen door Wina Ricardo (1987). Ze won de juryprijs van de 38e editie van de talentenwedstrijd. De jury zag in haar „een belangrijk nieuw geluid op de Nederlandse podia” en prees haar „bijzondere gave om maatschappelijke thema’s bespreekbaar te maken zonder te polariseren of inhoudelijke concessies te doen”.
Ricardo – een laatbloeier die een paar jaar geleden begon na een comedycursus te hebben gekregen voor haar verjaardag – overtuigde met een innemend stand-up optreden. Het was prettig kijken naar Ricardo, die veel energie en rust tegelijk uitstraalde. In haar voorstelling richtte ze zich op verschillende soorten ongelijkheid.
Zo vertelde ze hoe het verhaal over de begin jaren tachtig doodgestoken 15-jarige Kerwin Lucas diepe indruk maakte op haar vader. De zwarte jongen had gereageerd op racistische opmerkingen van een skinhead, met fatale gevolgen. Uit angst dat zijn zwarte dochter iets vergelijkbaars zou overkomen, zei Ricardo’s vader daarom altijd: ‘Als iemand racistisch is ga je er niet doorheen, maar omheen.’ Ricardo kwam in haar optreden tot de conclusie dat dit toch niet de juiste weg is.
Ook kreeg minister Marjolijn Faber steun uit onverwachte hoek toen Ricardo aankaartte dat kritiek op vrouwen vaak verpakt wordt in commentaar over uiterlijkheden. Geef je kritiek anders vorm, aldus Ricardo: „Marjolijn leidt het land niet met haar kapsel, lippenstift, broek (…). Nee, met haar beleid. En haar beleid is lelijk.”
Publieksprijswinnaar Ivar van der Walle tijdens het Amsterdams Kleinkunst Festival. Foto Anne van Zantwijk
Publieksprijs
Terecht was dat ook Ivar van der Walle (1998) in de prijzen viel. De jury beloonde zijn liedjesprogramma met de aanmoedigingsprijs (de door het Ramses Shaffy Fonds beschikbaar gestelde ‘Shaffy Cheque’) en de meerderheid van de publieksstemmen leverde hem de publieksprijs op. Van der Walle maakte veel indruk met zowel zijn stemgeluid als gitaarspel. Ook trakteerde hij op een aantal haiku’s („half om half haiku / voor de helft is het dichtkunst / de rest is rundvlees”). Van der Walle kwam op de proppen met mooie taalvondsten, maar sommige (lied)teksten waren wel erg raadselachtig.
Bijzonder merkwaardig was dat de derde finalist, het duo De broers van Arkel, prijsloos huiswaarts moest keren. Broers Jeroen en Martijn speelden een intrigerende voorstelling over het naderende pensioen van hun domineesvader. Zijn grote toewijding aan kerk en heilige geest heeft sporen nagelaten bij zijn ándere zoons, bleek uit een sterke en originele tragikomische act. De leuk acterende broers lieten zien dat de beste grappen vaak zitten in ogenschijnlijk kleine dingen: de manier waarop iemand kijkt, beweegt of staat. Daar moet je soms goed voor kijken.
Finalistentournee AKF. Vanaf 26 sept t/m 19 dec 2025. Info: www.akf.nl
Op 18 juni 1950 verbetert Foekje Dillema het nationaal record op de 200 meter van Fanny Blankers-Koen. Op de Olympische Dag in Amsterdam loopt ze de afstand in 24,1 seconde. Een zwart-witfoto van die dag toont de twee loopsters, Foekje heeft een arm om viervoudig olympisch kampioen Fanny geslagen, ze lacht breeduit.
Foekje Dillema (1926-2007) kwam uit het Friese dorpje Burum. Ze was één van acht kinderen, haar vader zat als werkloze in de werkverschaffing. In 1948, ze was lid van gymnastiekvereniging Vlugheid en Kracht in Kollum, was ze toeschouwer bij een hardloopwedstrijd. ‘Dat kan ik ook’, dacht ze – en deed mee buiten mededinging. Schoenen had ze niet bij zich, ze liep op sokken. En ze won.
‘Het wonder van Foekje’ duurde kort. Juli 1950, een maand na haar overwinning op Fanny Blankers-Koen, is Foekje Dillema met haar ploeggenoten onderweg naar een toernooi in Frankrijk. In Amsterdam wordt ze door bestuursleden van de Nederlandse Atletiekunie uit de trein gehaald. Foekje had een brief gekregen van de Atletiekunie, dat ze een geslachtstest moest ondergaan – net als enkele andere loopsters, om discriminatie te voorkomen ook vrouwen met kinderen. Foekje weigerde, ze was niet komen opdagen. Ze werd geschorst.
Repetitie van de voorstelling Foekje van Tryater. Spelers Caroline Mgata en Lourens van den Akker (boven) en Nynke Heeg en Stijn Schootstra (onder). Foto Siese Veenstra
Intersekse
In de door Kees Roorda geschreven voorstelling Foekje van het Friese theatergezelschap Tryater die deze week in première gaat, is het een dramatisch moment. Eerder is al uitgelegd dat Foekje Dillema intersekse was, haar lichaam had zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken. „Wist Foekje het? Nee, eerst niet. Foekje was gewoon Foekje.”
Nadat ze uit de trein is gehaald, reist haar ploeg door en gaat zij terug. De verteller op het podium: „Je ziet het voor je: haar dunne trainingsjackje tegen de houten leuning van de derde klasse, ze had het altijd aan – alsof ze daar de wereld mee aankon. Wie heeft haar opgehaald op het station van Leeuwarden? Niemand, gjinien. Ze wandelde naar huis, vijfendertig kilometer. Met een tas zwaar van de schoenen en de dromen. Lagen haar heit en mem [vader en moeder] al in bed? En hoe vertel je het? Wat zeg je dan?”
Het grotendeels in het Fries opgevoerde Foekje – er loopt een vertaling mee – is om meerdere redenen een bijzondere voorstelling. De meest opvallende: Foekje is zelf geen personage in Foekje. We zien haar door de ogen van andere mensen: die kijken naar haar, helpen haar of veroordelen haar, zijn vrienden, familie, ploeggenoten of sporters uit latere decennia die ook met schorsing te maken kregen. Dat heeft een metaforische reden: Foekje is buitengesloten, ze mocht er niet bij horen. Zoals een andere sporter namens haar zegt: „Ik weet wie ik ben. Maar wat vindt een ander van wat ik ben?”
‘Je wilt mensen laten voelen: stel je was iemand die wordt buitengesloten – wat doet dat dan met je?’
En er is nóg een reden waarom Foekje geen personage is in Foekje. Die is dat Foekje Dillema haar leven lang heeft gezwegen. Nadat ze met de trein was teruggereisd, heeft ze zich drie jaar lang verschanst in het huis van haar ouders. Daarna is ze gymnastieklerares geworden, ze gaf gymles aan de kinderen van het dorp. Maar nooit, met niemand wilde ze praten over haar uitsluiting, laat staan over de oorzaak of reden ervan.
Over dat zwijgen, zegt regisseur Jos van Kan, dacht hij eerst: wat een sterke vrouw. „Maar dan ga je graven en kom je erachter: artsen gaven in die tijd – en dat gebeurt nu nog hè – het advies om niks te zeggen. Dus of dat zwijgen nou zo mooi was: ik weet het niet.”
Sporthallen
Het is een week voor de première, de repetities zijn in volle gang. Over het podium ligt een kleed met daarop de vloer van een sporthal afgebeeld: alle voorstellingen worden straks opgevoerd in sporthallen. Er zijn muziekinstrumenten: een marimba, een vibrafoon, een grote trom. Foekje is muzikaal theater, er wordt in gemusiceerd, gezongen en gedanst. En hardgelopen: de acteurs hebben looptraining gehad, ze rennen over het podium en een paar keer zelfs om de tribune met het publiek, alsof ze een rondje over een baan lopen.
In Foekje wordt gepraat námens Foekje. Een intersekse zwemster die als reserve mee mocht naar de Olympische Spelen van 1972 maar nooit werd geselecteerd, zegt: „Ze kwamen erachter tijdens een onderzoek. Maar mij werd niks verteld, de waarheid bleef voor mij verborgen.” En dan is er Caster Semenya, de Zuid-Afrikaanse hardloopster met het mannelijke Y-chromosoom (en verhoudingsgewijs veel testosteron) die over haar leven het boek The Race to be Myself (2023) uitbracht. Mede dankzij Caster Semenya heeft de International Association of Athletics Federations de regels aangepast.
Jos van Kan: „We hebben lang geworsteld met de vraag: gaat Foekje anders dan in haar echte leven in Foekje wél praten? We hebben besloten het niet te doen: ze hééft niet gepraat. Maar het is een lastig dilemma. Je kunt zwijgen, want waarom zou alles altijd gezegd moeten worden? Maar je kunt dat ook te makkelijk vinden – en je willen uitspreken. Wij willen met de voorstelling dat mensen die zwijgen, denken: hier kan ik iets mee. En dat wie niet zwijgt en de strijd aangaat, zich ook herkent. Je wilt mensen laten voelen: stel je was iemand die wordt buitengesloten – wat doet dat dan met je?”
Repetitie van de voorstelling Foekje van Tryater. Foto Siese Veenstra
Is Foekjes verhaal een verdrietig verhaal? „Het is verdrietig en hoopvol tegelijk. Haar hoop op een internationale sportcarrière is geknakt, waarna ze zich thuis opsluit. En dan kijkt ze na drie jaar door de vitrages en ziet daar een nieuwe opdracht voor zichzelf: kinderen lesgeven. Dat vind ik heel mooi aan haar levensverhaal: dat ze van een groot leven een klein leven maakt – en daarmee júíst weer een groot leven. Want wat is roem, die gaat voorbij. En Foekje – ja, het klinkt wat pathetisch – heeft de olympische vlam doorgegeven aan kinderen. Ze was heel streng, ze sloeg de maat met een stok. Maar ze was geliefd, ze gaf die kinderen durf door – het empowerment dat ze zelf in sociale zin niet had, omdat er in haar tijd geen plek voor was.”
En, vindt hij ook: „Je wilt niet mensen naar het theater halen om daar tegen ze te zeggen: het leven is zwaar en ellendig. Het leven is zwaar ja, maar kan iemand zich daar uit opdrukken – dat vind ik interessanter om te laten zien. En het is ook een onderhoudende voorstelling hè, je kunt er soms om grinniken, het is heel afwisselend. Het is ook gewoon lekker om naar te kijken volgens mij.”
Foekje. Van 9 april t/m 22 juni, de laatste voorstellingen zijn op Oerol, Terschelling. Inl.: tryater.nl
Meest opmerkelijk aan de seizoensopening van Even tot Hier zaterdag was de comeback van Glennis Grace. De zangeres viel in ongenade nadat ze in 2022 werd veroordeeld voor geweldpleging in een supermarkt. Ze leidde een wraakactie tegen een Jumbo in de Amsterdamse Jordaan met een bende van zeven man die werknemers opjoeg en in elkaar sloeg. Nu kwam ze bij Even tot hier een liedje zingen over het vuurwerkverbod.
Vooral pijnlijk was dat presentatoren Jeroen Woe en Niels van der Laan vlak voor haar opkomst uitgebreid The Voice de maat namen – de talentenshow die in 2022 van tv verdween wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag van de medewerkers. De komieken vonden het niet kunnen dat het programma volgend jaar terugkeert. Blijkbaar gelden voor Grace andere maatstaven. Alles en iedereen de maat nemen werkt toch het beste als je eigen moreel kompas in orde is. Het rehabiliteren van een gewelddadige artiest vloekt daarmee.
De satirische zaterdagavondshow blijft verder een aangenaam programma om een nieuwsweek mee af te ronden en even stoom af te blazen. Hoewel de items dit keer wat belegen aanvoelden: Faber en de lintjes, Lentekriebels, The Voice. Misschien komt het doordat Arjan Lubach terug is op tv – die heeft al die items ook behandeld, meestal inventiever, scherper en geestiger. Misschien komt het doordat veel nieuwsitems tegenwoordig zelf al ingebouwde satire bevatten. Je kunt de Tweede Kamer, met behulp van videobewerking, wel „Ha ha ha, die Faber, die Faber die is gek” laten zingen, maar minister Faber is van zichzelf al zo’n krankzinnig typetje dat je er als satiricus moeilijk overheen kunt.
Niet alleen Glennis Grace maar ook Gerri Eickhof maakte zijn comeback. De verslaggever in ruste die onlangs stopte bij het NOS Journaal, zat in Even tot hier om een toren van koffiepads te bouwen. Dat deed hij met zoveel komisch talent dat ik hem graag zie terugkeren als vaste rubriek. Eickhof zei dat hij nooit meer buitenkwam: „Ik woon in de Jordaan, dus boodschappen doen is hier veel te gevaarlijk”, grapte hij, verwijzend naar de actie van Grace: „Ik ben net even vlug naar de Jumbo geweest, omdat ik zag dat zij bij jullie aan het optreden was.”
Alle wereldproblemen
‘Meer grip op de wereld; Sophie, succes ermee!’ Zo opende de voice-over olijk Bureau Buitenland, na een snelle opsomming van alle wereldproblemen die momenteel spelen. De nieuwe buitenlandrubriek van de VPRO – overgeplant van de radio – had een opvallend luchtige toon. Presentatrice Sophie Derkzen had zich stellig voorgenomen: wat er ook gebeurt, altijd blijven lachen.
Terwijl de onderwerpen daar niet direct aanleiding toe geven. Ghassan Dahhan, chef nieuws van Trouw, besprak de spanningen tussen de VS en Iran. De Amerikaanse president Trump dreigt het land te bombarderen als het niet akkoord gaat met een nieuwe afspraak over het nucleaire programma. Natuurkundige en oud-minister Robbert Dijkgraaf vertelde over een andere aanval van Trump: die op op de wetenschap.
Belangrijkste gimmick is de tafel met de wereldkaart. De gasten mogen er met een viltstift op tekenen om hun betoog te illustreren. Dahhan tekende de legerbases die de VS rondom Iran hebben opgebouwd. Dijkgraaf had de hele tafel nodig om te schetsen hoe het wetenschappelijke centrum zich sinds de Middeleeuwen over de wereld verplaatst: van het Midden-Oosten via Europa en de VS naar China.
Sophie Derkzen besloot de uitzending met: „En na al dat aardse rumoer moeten we de nacht in en dat doen we met iets van schoonheid en troost”. Hierna bespiegelde dichter Joost Oomen: „Het was allemaal anders geweest als ze niet de wraakzuchtigste maar de droevigste hadden gekozen.” Even tot Hier koos voor allebei.
Koetjes, knotwilgen. Oké, ook een manege, een praktijk voor voetmassage en numerologie, en de nooit eens niet ruisende A27. Maar het is nog steeds open polderland. Lang dienden de weiden en akkers ook een tweede, militair doel: als schootsveld en inundatiegebied rond de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie die Utrecht oostelijk omringen.
Het is aan hun militaire functie te danken dat die polders er nog zijn. Utrecht was er later bij dan andere steden om het buitengebied vol te bouwen. Want rond de forten was nieuwbouw niet toegestaan, behalve in hout; dat sloopt snel als het oorlog wordt. Hier en daar staat nog zo’n ‘verbodenkringenhuisje’.
Dit is een landschap om doorheen te bewegen. Dan zie je zichtlijnen zich openen en sluiten, hoe al die voor niets gebouwde forten dit landschap nog steeds op scherp stellen. Pas in 1963 is de Kringenwet ingetrokken. En tot 1988 liet de Topografische Kaart de forten met hun omringende water bewust weg.
Het Centenlaantje is op oude kaarten juist goed te zien, in het echt moet je ernaar zoeken. Ooit was het een kaarsrecht pad door de Voorveldse polder, tussen Fort De Bilt en Fort Voordorp: „eene fraaije, nu nog met jeugdig geboomte beplante laan, die tot het landverblijf Buitenzorg van den Heer A.G.J. Baron Taets van Amerongen behoort”, schreef een wandelaar in 1837.
Van Taets’ huis is geen steen over en het laantje is dichtgegroeid, een houtwal. Maar er gloort hoop. De – niet toegankelijke – Voorveldse Polder wordt ‘heringericht’. De westelijke helft, tegen de A27, is afgegraven, zodat schraal, nat land ontstaat voor ringslang en Spaanse ruiter. Nu is ook het oostelijk deel aan de beurt, zeventien jaar na de eerste plannen. Daarin staat al: het Centenlaantje is „cultuurhistorisch van betekenis” en wordt „zonder verharding” – ‘Centenlaantje’ zou een verbastering zijn van ‘sintellaantje’ – „verbonden met De Bilt, zodat straks een mooi ommetje door de polder kan worden gemaakt”.
Een goede gelegenheid dus om dat laantje nog eens als ruïne te zien. Daartoe klim ik op een ochtend over een hek – soms gaat waarheidsvinding voor Art. 461 – en baan me een weg. Door een jungle van berenklauwen, later braamlianen, over omgevallen elzen, al staat er ook een rijtje zwarte elzen fier overeind. Waren zij in 1837 ‘jeugdig geboomte’? Overal katjes, tapijten van speenkruid. En: plastic zakken, emmers, autobanden, de resten van een kampementje. Ergens slaat een fazant aan, als een motor die niet wil aanslaan. Zelfde weg terug.
Later ontdek ik dat ik me heb vergist. Het laantje gaat alsnog niet open, alleen de vegetatie wordt „cultuurhistorisch hersteld”. Natuurwaarden en wandelaars gaan daar niet samen, hebben de vijftien ‘stakeholders’ besloten, maar wanneer is niet meer na te gaan. De vraag is wel wat ‘cultuurhistorie’ precies betekent als er geen mens is om die te ondergaan, en die je alleen uit de verte mag bekijken. Want er komt wel een pad: om de polder heen, een ommetje langs twee doorgaande wegen en de A27.
Hans Steketee doet elke maandag ergens vanuit Nederland verslag.