Lynch’ The Straight Story: een grasmaaier-odyssee die nog niets van zijn kracht is verloren

Het lijkt geen David Lynch-film, The Straight Story. Lynch had aanvankelijk ook ‘nul interesse’ in het script waaraan zijn toenmalige partner Mary Sweeney al jaren werkte, bekent hij in zijn autobiografie Room to Dream. Tot hij het mocht lezen, toen wilde hij het ook direct maken. Zo’n magisch moment waarin woorden transformeren tot beelden en muziek en emotie, zegt hij.

The Straight Story is even terug in de bioscoop. In 1999 kreeg de film een warm onthaal op het filmfestival van Cannes, maar viel niet in de prijzen dankzij de cerebrale juryvoorzitter David Cronenberg, zo denkt Lynch. Een kalme, warme, licht sentimentele film, geschikt voor alle leeftijden, gedistribueerd door Disney: waar zijn Lynch’ nachtmerries, waar is de sinistere seks, het morbide geweld?

The Straight Story gaat over Alvin Straight, een gepensioneerde arbeider die in 1994 een trailer aan zijn grasmaaier koppelde om bijna 400 kilometer van Laurens, Iowa naar Mount Zion, Wisconsin te tuffen. Alvin wilde zijn broer bezoeken na diens beroerte – ze waren al tien jaar gebrouilleerd – maar door zijn diabetes was hij te kippig om auto te rijden. Zijn grasmaaier-odyssee (hoogste snelheid: 8 kilometer per uur) trok de aandacht van de pers. Aanbiedingen voor een lift sloeg Alvin af, misschien omdat hij boete deed of zijn broer iets wilde bewijzen. Misschien ook omdat dit zijn laatste avontuur was: Alvin Straigt was een veteraan van de Tweede Wereldoorlog en Korea. Hij overleed in 1996.

In mindere handen had dat een mierzoete roadmovie opgeleverd, maar dit is David Lynch: een kwart eeuw na dato vind ik het opnieuw moeilijk om – voor de vijfde keer alweer – afscheid te nemen van oude Alvin Straight. Wat maakt de film zo goed? Het is niet de som van Angelo Badalamenti country-score, de desolate panorama’s van Freddie Frances, het acteerwerk; Lynch’ smaakvolle minimalisme is cruciaal, houdt alles perfect in balans. Neem een scène waar Alvin Straight bedaard afdingt bij twee broers die zijn grasmaaier voor te veel geld oplapten. Hij vertelt ze over de spijt die hij voelt over de onnodige ruzie met zijn eigen broer. Lynch onderbreekt die monoloog met drie identieke tegenshots van beide monteurs die met een brok in de keel en vochtige ogen luisteren. Ze kijken elkaar nooit aan, net zomin als Alvin en zijn broer Lyle elkaar omhelzen bij hun hereniging – liever staren ze samen stilletjes naar de sterrenhemel, zoals vroeger. Lynch vermijdt gemakzuchtige ‘closure’.

Prostaatkanker

Maar voor alles is het de film van Richard Farnsworth (1920-2000), een rodeo-cowboy en stuntman die pas als 56-jarige zijn eerste sprekende rol kreeg en twee jaar later, in 1978, zijn eerste Oscarnominatie. Hij wees de rol van Alvin Straight aanvankelijk af, de Britse acteur John Hurt zou voor hem invallen. Farnsworth bedacht zich, maar leed tijdens de opnames heftige pijn door zijn uitgezaaide prostaatkanker, wat hij voor iedereen verzweeg. Hij kreeg een tweede Oscarnominatie, verloor van Kevin Spacey en pleegde in oktober 2000, toen het rumoer rond The Straight Story verstomde, euthanasie met een pistool – de pijn werd ondraaglijk. „Een cowboy-ding”, aldus Lynch.

Het maakt de piepende en krakende Alvin Straight met zijn twee krukken en zijn ‘grabber’ extra authentiek. Farnsworth speelt hem laconisch maar niet stug, zachtaardig maar niet klef, koppig maar hoffelijk, zelfredzaam maar zorgzaam. Alvin is oprecht geïnteresseerd in de mensen die hij treft: een zwanger meisje dat bang van huis wegliep, stadse racefietsers in lycra, een hysterische vrouw die al dertien keer een hert aanreed, een toefje Lynchiaans surrealisme.

Dat maakt deze roadmovie ook uniek. In roadmovies consumeren de helden panorama’s, passanten en avontuurtjes voor innerlijke groei of om tot elkaar te komen – het oermodel is Jack Kerouacs On the Road. Maar Alvin Straight is geen toerist, geeft meer dan hij neemt. Dat maakt de passanten in deze roadmovie ook interessanter: ze veranderen door hem.

The Straight Story gaat over een man die de eindafrekening opmaakt. Het intro biedt een vagelijk sinistere echo van David Lynch’ Blue Velvet: de dood klopt aan de deur bij Alvin Straight. Waarna die spanning direct vervliegt omdat Alvin niet tegen de dood vecht maar hem accepteert. Zijn laatste gesprek is met een priester naast een kerkhof. Melancholiek, maar zonder angst.

Fly over-people

Waarom sloeg David Lynch aan op het verhaal van Alvin Straight? Zelf ziet hij de film als een ode aan de verdwijnende mensensoort van zwijgzame, stugge graanboeren in het Midden-Westen: zij maakten plaats voor industriële landbouw en gemodificeerd graan. Zelf leerde Lynch deze ‘fly over people’ waarderen toen hij in de jaren negentig met Sweeney veel in Wisconsin verbleef. En wellicht dacht Lynch aan zijn eigen opa, een keuterboer op de prairie van Idaho.

Maar The Straight Story past eveneens in een trend rond de millennium-wisseling, toen boomers in het reine kwamen met de ‘stille generatie’ die opgroeide tijdens de Grote Depressie. Hun stille dankbaarheid voor de naoorlogse welvaart hadden zij als jongeren weggezet als slaafs conformisme. Maar rond 2000 hadden boomers zelf kinderen die alles beter wisten en overleden hun ouders. Dat inspireerde licht schuldbewuste bestsellers over de ‘Greatest Generation’; Steven Spielberg (1946) maakte Saving Private Ryan (1997) en tv-serie Band of Brothers (2001) als eerbetoon aan de taaie, laconieke generatie die de Tweede Wereldoorlog won. Die nostalgiegolf lijkt David Lynch (1946) te hebben verleid tot het elegische, onverwachts tedere The Straight Story.

Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.