Luisteren zal de wereld veranderen, dacht componist Luigi Nono

Wie het Luigi Nono-archief op het Venetiaanse eiland Giudecca betreedt, ziet meteen de essentie van het werk van de componist op een poster: ‘Ascolta’, luister. Luigi Nono was ervan overtuigd dat goed luisteren tot een betere wereld zou leiden. Hij wilde een nieuw klankbewustzijn bij zijn luisteraars kweken, om de revolutie te ontketenen – in 1952 werd hij lid van de Italiaanse communistische partij. Het leidde tot een compositorische benadering waarin tekst en klank intrinsiek met elkaar verbonden waren.

Nono wilde de muziek vernieuwen en het luisteren ingrijpend veranderen. In de manier waarop hij dat deed, nam hij in de avant-garde van zijn tijd een uitzonderingspositie in. Collega-componisten braken vaak radicaal met het verleden, maar Nono stond op de schouders van reuzen. Terwijl Karlheinz Stockhausen ervan overtuigd was dat zijn muziek dermate invloedrijk zou worden dat weldra niemand meer naar Bach en Beethoven zou luisteren, deed Nono intensief bronnenonderzoek in de Venetiaanse Biblioteca Marciana. Daar bestudeerde hij onder meer de 16de-eeuwse meerkorige muziek van de San Marco, met ruimtelijk verspreide musici, die essentieel voor Nono’s oeuvre zou worden.

Lagunestad

Ook het luisteren werd bij hem gevormd door iets eeuwenouds, namelijk Venetië zelf. Hij werd er in 1924 geboren, als kleinzoon van de bekende, gelijknamige Venetiaanse schilder. De lagunestad – bron van de operawereld en het concertleven – werd een bepalende factor in zijn componeren. Toen hij twee jaar voor zijn dood door de Duitse musicoloog Klaus Kropfinger werd gevraagd waar zijn klankvoorstellingen vandaan kwamen, antwoordde Nono dat hij ervan overtuigd was dat Venetië een bijzondere manier van spreken en luisteren kent: „De klank van de klokken met galm en nagalm trekt door Venetië, over haar water. En de verschillende echo’s, die ook van onderen komen, worden op hun beurt door huizen gereflecteerd, en daaruit doemt plotseling een ritme op – dat is werkelijk met niets anders te vergelijken.”

En inderdaad, wie op Giudecca van het Archivio Luigi Nono naar Nono’s vlakbij gelegen laatste woning loopt, kan al binnen die korte wandeling de bijzondere akoestiek van Venetië vaststellen.

In dat huis woont nog steeds zijn weduwe Nuria Schoenberg, drijvende kracht achter het Nono-archief, dat het bevorderen van het luisteren als een van zijn doelstellingen heeft. De dochter van componist Arnold Schoenberg – van wie dit jaar de 150ste geboortedag wordt gevierd – is 91 jaar, en heeft een tijdloze energie.


Lees ook
Silbersee geeft zeldzaam pure uitvoering van Luigi Nono

Silbersee geeft zeldzaam pure uitvoering van Luigi Nono

Toen ik haar sprak, december vorig jaar, was ze net klaar met het Festival Luigi Nono, dat ook door het archief wordt georganiseerd. Tijd om bij te komen heeft ze niet echt, want eind januari volgen vier uitvoeringen van Nono’s magnum opus, Prometeo. Tragedia dell’ascolto (tragedie van het luisteren), op de plek waar het stuk in 1984 in première ging, de San Lorenzo. Prometeo was een opdracht van de Biënnale, en die programmeert het nu opnieuw; het Archivio Luigi Nono zal zijn materialen overdragen aan het Centro Internazionale della Ricerca sulle Arti Contemporanee della Biennale, dat momenteel op Arsenale wordt gebouwd.

De vier voorstellingen waren binnen een mum van tijd uitverkocht. Hoe verklaart Nuria Schoenberg die populariteit?

„Het is goede muziek”, zegt ze met gevoel voor Venetiaanse ironie.

Maar het is toch geen gemakkelijke muziek?

„Ik denk dat het gemakkelijk is als je mensen niet vertelt dat het moeilijk is”, zegt ze, terwijl ze zich opwindt. „Dat muziek moeilijk zou zijn om naar te luisteren, is een manier om haar naar beneden te halen. Over de muziek van mijn vader werd dat ook altijd gezegd. Je moet gewoon zeggen: ‘Ga zitten en luister’, dan kunnen mensen dat.”

Gelijk heeft ze. Prometeo is namelijk óók een muzikaal Venetië in het klein. Tussen een proloog, twee stasima (koorliederen) en een epiloog bevinden zich vijf eilanden. Wie goed luistert, hoort de klokken van de stad. De rondom het publiek op stellages spelende musici doen denken aan de echo’s van de Venetiaanse kanalen. En tijdens de persconferentie vertelde klankregisseur Alvise Vidolin – Nono-kameraad van het eerste uur – dat de ruimtelijk bewegende pianissimo-geluiden elkaar raken als de golven in een lagune. Prometeo is als compositie die nauw verbonden is met Venetië een schoolvoorbeeld van het door Nono nagestreefde ‘akoestisch multiversum’.

Luigi Nono.
Foto Lorenzo Capellini / Archivio Storico della Biennale di Venezia

Tegelijkertijd valt er zoveel méér te horen. In Prometeo voltrekt de complete tragedie zich in het luisteren zelf. De dramaturgie bestaat enkel uit geluid. Er worden wel teksten voorgedragen, van onder anderen Aischylos, Goethe, Hölderlin, Schoenberg en Walter Benjamin, maar de vreemde talen waarin ze geschreven zijn en de abstracte manier waarop ze zijn getoonzet, impliceren dat ze meer een klank- dan een taalfunctie vervullen. De ruimte is louter luisterruimte.

‘Wat hoor ik?’, vraagt Prometheus zich in Aischylos’ tragedie Prometheus geketend af. Die vraag is in Prometeo niet eenvoudig te beantwoorden. In die zin is er voor de luisteraar werk aan de winkel. Dat maakt het tot spannende muziek.

Stilte

Om zijn luisterdoelen te bereiken, zette Nono drie middelen in: manipulatie van de akoestiek, het gebruik van elektronica, en stilte. Prometeo was oorspronkelijk bedoeld voor de San Marco, maar de première (onder leiding van Claudio Abbado) werd om technische redenen verplaatst naar de ontwijde San Lorenzo. De partituur (de definitieve versie is uit 1985) schrijft gemengd koor, vocale en instrumentale solisten, instrumentaal ensemble en live elektronica voor. De elektronica dient vooral om het geluid in de ruimte te verdelen – geïnspireerd op de 16de-eeuwse meerkorige muziek van de San Marco. Bij de wereldpremière werd opgetreden in een door de architect Renzo Piano ontworpen constructie die lijkt op een open romp van een schip. Daar zijn nu stellages voor in de plaats gekomen; Piano’s schip ligt in een Milanese loods te vergaan. De luisteraars bevinden zich te midden van de musici, die op verschillende hoogtes zitten en staan, met luidsprekers rondom hen. Nono wilde hiërarchische grenzen tussen componisten, musici, technici en luisteraars slechten, met de techniek als emancipatoir middel. De menselijke ervaring stond altijd centraal. Maar die techniek is nu niet meer bruikbaar. Voor Prometeo in 1984 was veel elektronische apparatuur nodig, machines die waren gemaakt in de Experimentalstudio in Freiburg en aan het Ircam in Parijs. Voor klankregisseur Alvise Vidolin en de experts van het Centro di Sonologia Computazionale van de Universiteit van Padua was het monnikenwerk om de data van de opera te transcriberen en de oude analoge apparatuur te simuleren.

Aan de vier nieuwe uitvoeringen doet een aantal van Nono’s vertrouwelingen mee, zoals Roberto Fabbriciani, vast fluitist van Nono (Gigi voor intimi). Fabbriciani: „‘Luister…’ zei Gigi herhaaldelijk. Ik koester deze uitnodiging in de muziek én in het leven.” Fabbriciani speelde al in de wereldpremière van Prometeo. Het is midden januari wanneer ik contact met hem heb, en hij is dan al blij, ontroerd én nerveus over de nieuwe voorstellingen veertig jaar later. Vanaf 1980, met de compositie Das atmende Klarsein (1980-1983) tot aan Nono’s dood in 1990 componeerde Nono voor hem. Fabbriciani: „Vanaf het begin van onze samenwerking waren onze gedachten gericht op Prometeo. We maakten lange dagen in de San Lorenzo, vanuit een diep verlangen naar luisteren op de grens van het hoorbare. Ik probeer Nono’s esthetische en uitvoerende traditie door te geven aan een nieuwe generatie.”

Intense emoties

In aanloop naar de herneming van Prometeo worden de emoties steeds intenser. Van musici en publiek, maar ook van boze mensen die geen kaartje meer konden bemachtigen, of er juist voor de deur van de San Lorenzo welhaast wanhopig om vragen.

Het is maandagavond, Nono’s honderdste geboortedag. Ergens in deze voormalige kerk moet operareus Francesco Cavalli begraven zijn. Prometeo duurt twee uur en een kwartier, zonder pauze en boventiteling. Zodra de luistertragedie begint, is alle buitenmuzikale opwinding weg en ben je ondergedompeld in Nono’s klankwereld. Alvise Vidolin en Roberto Fabbriciani musiceren als vanouds. Wie andere Prometeo-producties op andere plekken heeft bijgewoond, kan nu horen dat het werk, uiteindelijk, voor dit kerkgebouw is gemaakt. Klankkleur, timing en afstand; alles past hier, letterlijk en figuurlijk. Ook wordt helder wat de rol van het publiek is in dit akoestisch multiversum: stille koren van luisteraars op golvende Venetiaanse wateren. Deze muziek is filmisch en abstract tegelijk. Menselijk, zou Nono zeggen.


Lees ook
dit interview met Nono’s enige leerling, Helmut Lachenmann: ‘De ruis moet zuiver zijn’

Helmut Lachenmann (midden) bij een repetitie in Brussel.

Voor Nono waren de taken die hij als componist had glashelder. In 1959 zei hij dat je bovenal een nieuwe gevoelskracht op moet wekken, een kracht die alleen door de nieuwe muziek tot leven kan worden gebracht. Die gevoelskracht was ook een element waarmee hij zich onderscheidde van veel van zijn avant-gardistische collega’s, die meer op de muzieknoten dan op expressie waren gericht. Nono’s muziek heeft wat te zéggen. Nuria Schoenberg citeert in dat verband graag haar vader, die zei: „Een Chinese dichter spreekt niet alleen Chinees, hij zegt ook nog wat!”

Die boodschap komt kennelijk aan, want je zou kunnen spreken van een Nono-school van prominente levende componisten die door de Venetiaan zijn beïnvloed. Denk aan Helmut Lachenmann, Olga Neuwirth, Wolfgang Rihm en Salvatore Sciarrino. Nono is ook vormend geweest voor veel componisten die niet in zijn geest componeren, maar wel door hem geïnspireerd raakten, met name in de elektronische muziek.

Gelukkig was Nono een betere componist dan communist. In zijn late werk werd de politieke boodschap minder in taal uitgedrukt. Stilte werd belangrijker in zijn muziek. Ook dat was politiek, omdat het paste in zijn opvatting om met de kleinste middelen grote dramatische uitspraken te doen. Bijzonder beluisterenswaardig is zijn trilogie Caminantes…..Ayacucho (1987), No hay caminos, hay que caminar…..Andrej Tarkowskij (ook 1987) en de laatste voltooide compositie Hay que caminar soñando (1989). In tegenstelling tot zijn vroege werk, waar vaak een streng plan of serieel principe aan ten grondslag lag, horen we hier een componist die op ervaring componeert. Het is Nono op zijn best. Hij bleef zijn politieke opvattingen trouw én bleef ze in zijn muziek verwerken. Je moet alleen beter luisteren om ze te horen.

Voorstelling bijgewoond op 29 januari in Venetië. Libretto: Massimo Cacciari. Info: labiennale.org Op het Echonance festival in Amsterdam is op 2 februari om 20.15 uur ter viering van de honderdste geboortedag van Nono een uitvoering van het strijkkwartet Fragmente – Stille, an Diotima (1980) te horen. Info: echonance.org