Live zoekt Petite Noir naar de energie van zijn albums

Recensie Muziek

De Belgisch Congolese zanger Petite Noir is de bedenker van ‘noirwave’, wat op zijn albums als een aanstekelijke combinatie van new wave en afropop klinkt. Live mist hij de energie, met uitzondering van korte uitstapjes naar punk en metal.

Petite Noir.
Petite Noir. Foto Lucie Rox

„Yes, energy.” Petite Noir mompelt het na een applaus donderdagavond in de Melkweg in Amsterdam. Het is een aanmoediging richting het publiek, maar je zou hopen dat hij het zichzelf zou toeschreeuwen. De zanger die zich op zijn studioalbums een vernuftig muzikant toont, lijkt zich op het intieme podium van de bovenzaal een beetje verloren te voelen.

Yannick Ilunga, zoals de Congolese Belg die opgroeide in Zuid-Afrika eigenlijk heet, heeft twee muzikanten meegebracht: een drummer met een stevig geluid en een gitarist die ook de knoppen en samples bedient. Dat blijkt te weinig om zijn zelf gemunte ‘noirwave’ overtuigend over te brengen. Zijn indierock en new wave gecombineerd met energieke drums en gitaarloopjes uit afropop leunt live veel te zwaar op de geluidstrack om verrassend te zijn. Wat vooral niet helpt, is dat Petite Noirs stem pas bij de toegift goed warm is gedraaid.

Die stem is zijn wapen op zijn albums. Met zijn zang die zo slim wisselt tussen feminien en masculien viel Petite Noir de afgelopen jaren in de smaak bij onder anderen zangeres Solange en indieband Foals. Het leverde hem samenwerkingen op met rappers als Vince Staples en op zijn nieuwe album met Sampa the Great. Maar als hij in de Melkweg amechtig enkele woorden van haar rap – die dan weer niet op tape was meegebracht – voor zijn rekening neemt, klinkt dat ijzersterke nummer ‘Blurry’ niet meer dwingend, maar vooral een beetje kaal.

Stiltes

Tussen de nummers door vallen er stiltes, die hij opvult met clichés. Het ontbreekt hem niet aan zelfkennis: „I am such a bad speaker”. Dat kan natuurlijk, maar laat dan de muziek spreken. Bij vlagen lukt dat. Het energieniveau stijgt wanneer hij de schroom afwerpt en toegeeft aan zijn punk- en metalneigingen. Als hij zijn teksten declameert over ruige beats en zijn wanhoop de zaal in schreeuwt, staat daar opeens een zanger naar wie je wilt luisteren. Het is van korte duur, maar blijkt precies wat er nodig is om zijn stembanden warm te krijgen, want tegen het einde knapt het op.

Op het gospelachtige ‘Finding Paradise’ toont hij zijn kracht als catchy liedjesschrijver. De toegift ‘Down’ speelde hij al eerder, een zwaktebod, want hij heeft materiaal genoeg. Maar tijdens deze tweede uitvoering durft hij eindelijk het publiek te betrekken. Op een roffelende beat zingt de zaal het aanstekelijke refrein. Zo heeft Petite Noir dan toch zijn energie gevonden, maar dan is de avond al ten einde.