Een van de leukste Netflix-titels van 2024 is geen serie, film of documentaire, maar een programma in een genre dat nogal is ingekakt: de talkshow. De Amerikaanse komiek John Mulaney werd afgelopen mei een week lang ingezet als presentator van een rechtstreeks programma op Netflix, Everybody’s In LA genaamd. Mulaney, een charismatische ontregelaar die uitstekend kan improviseren, creëerde een chaotische en spontane sfeer tijdens de zes afleveringen die hij maakte. Rode draad in het praatprogramma was Los Angeles, de stad waarin Netflix die week een festival organiseerde met beroemde stand-upcomedians. Die schoven ook meteen aan bij Mulaney, samen met onbekende gasten. Mulaney kreeg alle vrijheid en mocht zich uitleven met absurdisme. Hij voerde met zijn gasten onvoorspelbare onzingesprekken over onderwerpen als palmbomen, helikopters en aardbevingen.
Everybody’s In LA is nog altijd terug te kijken en is, mede door niet echt op de actualiteit in te gaan, maanden later nog steeds leuk. Terwijl dure dramaseries een zo groot mogelijk publiek moeten bereiken, kan een goedkoper praatprogramma zich richten op een niche. Dat maakt het ook mogelijk ook meer risico’s te nemen. Het is een fijne afwisseling van de gelikte reguliere talkshows en ook heel anders dan de eindeloze reeks ‘gesprek van de dag’-praatprogramma’s van de Nederlandse tv.
Mulaney en Netflix zeggen niets over een vaste voortzetting van deze specifieke talkshow, maar het lijkt onvermijdelijk dat de formule (mogelijk in aangepaste vorm) vaker gebruikt zal worden. Een fijn vooruitzicht. En wat in elk geval vaststaat: Netflix en andere streamers gaan steeds meer inzetten op rechtstreeks uitgezonden programma’s. Stand-upcomedy is hier geschikt voor, zo was de eerste liveshow op Netflix een special van komiek Chris Rock waarin hij voor het eerst een uitgebreide reactie gaf op de klap die acteur Will Smith hem gaf tijdens de Oscars in 2022.
Everybody’s In LA
Foto’s: Netflix
Nieuwe aanpak
Lange tijd wilde Netflix de stap naar rechtstreekse programmering niet maken. Langzaam maar zeker begint dat te veranderen. Het past in de strategie om een alles-in-één plek te worden, en niet alleen een platform voor on-demandvideo. Daarmee wordt de implosie van de traditionele tv-zenders – zeker in de VS al ernstig verzwakt door de concurrentie van streamers – verder versneld.
Na de talkshow van Mulaney en andere voorzichtige uitstapjes, waaronder een tenniswedstrijd tussen Rafael Nadal en Carlos Alcaraz, maakt Netflix inmiddels grote stappen. Zo kunnen liefhebbers van de betere culttelevisie vanaf begin 2025 kijken naar de liveshow Raw van WWE (World Wrestling Entertainment). Er is een overeenkomst voor tien jaar met WWE, naar verluidt voor een bedrag van 5 miljard dollar. De gespierde mannen en vrouwen van WWE vechten daarin gechoreografeerde worstelwedstijden uit in de ring, gecombineerd met overdreven, soapachtige verhaallijnen die opbouwen naar grote evenementen met namen als Wrestlemania en Summerslam. In Europa zullen die extra grote shows ook te zien zijn via Netflix. Hier worden de gevechten om de verschillende titels gehouden en komen langlopende vetes tot een einde. De uitkomsten van de gevechten staan vast, maar dat ziet het publiek als een pluspunt: zo krijg je de beste verhaallijnen en spectaculairste ‘wedstrijden’.
Er is een overeenkomst voor tien jaar met World Wrestling EntertainmentFoto Brynn Anderson/ AP
De wedstrijden vinden plaats in grote sportstadions en hebben door het gebruik van vuurwerk en harde muziek ook iets weg van een popconcert. Worstelaars als Hulk Hogan verschenen in de jaren tachtig op MTV, popster Cyndi Lauper verscheen bij de eerste Wrestlemania in 1985.
Later werden worstelaars als Dwayne ‘The Rock’ Johnson, Dave Bautista en John Cena bekende namen die na hun worstelcarrière naar Hollywood trokken om in (actie)films te spelen. Hoogwaardige cultuur? Zeker niet. Maar in de categorie ‘guilty pleasure’ een geinige toevoeging aan het aanbod van Netflix (WWE en Netflix spreken zelf van ‘sports entertainment’). De shows van WWE gaan het hele jaar door en leveren Netflix dus een structurele stroom aan liveprogrammering op. En het is niet het enige stukje ‘sports entertainment’ op de dienst. Zo namen afgelopen week twee grote sterren uit de wereld van competitief eten het tegen elkaar op. Joey Chestnut en Takeru Kobayashi verorberden maandag een heleboel hotdogs.
Het past in de strategie om een alles-in-één plek te worden
Voor serieuzere sport moet je vooralsnog bij andere diensten zijn, zoals HBO Max (met programmering van sportzender Eurosport) en Viaplay (Formule 1 en buitenlands voetbal).
Het volgende grote live-evenement van Netflix vindt plaats op 15 november. Op die dag staat een bokswedstrijd tussen voormalig wereldkampioen Mike Tyson (58) en influencer Jake Paul (27) gepland. Die wedstrijd stond al eerder in het jaar gepland, maar Tyson kampte met gezondheidsproblemen. Paul heeft een relatie met de Nederlandse schaatster Jutta Leerdam en verscheen al eens op de tribune bij een wedstrijd van haar. Gaan we Leerdam op Netflix zien? Het zou zomaar kunnen.
Als kind al leefde zangeres Numidia El Morabet (24) in haar hoofd in een fantasiewereld van grote spectaculaire optredens. Dans! Lichtshow! Een complete Amerikaanse Superbowl Halftime, maar dan nóg grootser. Nu slijpt ze die droom bij: de Ziggo Dome vullen op eigen naam. „Dat iedereen alleen voor jou komt en dat ik er aan touwen zingend mag rondvliegen. Ik train hard, ik wil alles mogelijk maken voor een lange carrière, inclusief salto’s op het podium.”
Alleen, nu dus even niet. Geblesseerd strompelt Numidia op sloffen rond in het kantoor van haar management in Almere. Een ongelukje bij het worstelen in de sportschool. Een nieuwe hobby, lacht de in Venlo geboren zangeres. Ze is een bruisende vrouw die uiterlijk een flinke metamorfose onderging door veel af te vallen. Net als veel andere bekende mensen doet ze al maanden mee met sport- en dieethype Dag Eén. „Ik leer een nieuwe lifestyle aan en sport nu elke dag. Mijn focus is voeding, onder meer heel veel eiwit eten en ja ook wel koolhydraten hoor, je hebt energie nodig. Ik train kracht, een beetje spierballen kweken hè.”
Trots: „Ik lééf gewoon in mijn sportkleding en met een knot op mijn hoofd. Maar ik kan er nu echt mooi uitzien op het podium. Lekker.”
En je houdt shows beter vol vermoed ik?
„Laatst gaf ik mijn eerste eigen show in Paradiso en ik kreeg er geen genoeg van. In het verleden kon ik zó moe worden, werd ik zo’n spaghettisliert. Ik stond nu alleen maar te dansen en springen. En ik doe salto’s achterover. Het is belangrijk dat mijn stem dan nog steeds net zo goed kan presteren.”
Heeft afvallen je manier van zingen beïnvloed? Je spreekstem is ook best hees en laag.
„Nee, dat niet. Ik was eigenlijk al een tijdje een technische zangeres. Mijn stembanden sluiten niet volledig, ik word snel hees. Ik ben ook al eens geopereerd aan een knobbeltje op mijn stembanden. Dus ik moet echt heel strak op mijn techniek zitten. En dan nog die zachte g uit Venlo erbij, haha. Dat helpt ook niet.”
De Nederlands-Marokkaanse zangeres deed tien jaar geleden mee aan Voice Kids. Ze had hiphop-hits als ‘Meli Meli’ en ‘Tout Est Bon’ met Ronnie Flex, Ali B en Boef. In het tv-programma Beste Zangers (2023) zong ze liedjes van andere artiesten en ontdekte ze hoe ze haar popmuziek authentieker kon gaan maken. De cover van ‘Arcade’ van Duncan Laurence zong ze bijvoorbeeld deels in het Nederlands, deels in het Berbers – dat werd een grote hit.
https://www.youtube.com/watch?v=Bnx15sFKKVs
„Als Nederlandse en super-Marokkaanse wil ik laten zien dat het samen kan. Veel mensen begrijpen in ‘Arcade’ niet wat ik zing maar ze voelen me wel en ik zie ze hun telefoon pakken om te filmen. In het Berbers wordt het erg poëtisch. Het gaat over hoe mijn gedachten verdwijnen in de zee, over even geen bodem meer voelen.”
Begin dit jaar was Numidia een favoriet van de selectiecommissie om namens Nederland naar het Eurovisie Songfestival te gaan. Met zanger Douwe Bob en componist Gordon Groothedde had ze een moderne ‘powertrack’ gemaakt met Berberse teksten. „En een grote climax.” Heel anders dan de mooie kleine liedjes die Nederland de laatste jaren stuurde, lacht ze. „Ik had er ontzettend veel zin in. In de laatste selectieronde werd het toch Joost Klein. Ik ben fan hoor, we zijn van dezelfde generatie. Dus ik gunde hem dat van harte.
„De concurrentie was flink. Joost Klein, Ilse DeLange en ik; dat zijn drie verschillende stijlen. Ik geloof ook niet dat de commissie mij afwees, ze waren fan. Maar ik denk dat ze me spaarden. Ik denk echt dat ik nog een keer naar het Songfestival ga.”
Foto Andreas Terlaak
Meld je je weer aan als Nederland toch besluit volgend jaar mee te doen?
„Weet ik niet. Er is daar te veel aan de hand. Ik wil graag gaan als het allemaal op orde is daar, zonder politieke drama’s. Als er negativiteit hangt, word ik zenuwachtig. Ik geloof er namelijk echt in hoe muziek mensen samenbrengt.”
Sinds je deelname aan het programma ‘Beste Zangers’ is er veel voor je veranderd.
„Ik had al hits maar dat programma is mijn doorbraak. Ik kreeg daarna zoveel respect. Je bent een super talent, kom bij ons! Grote artiesten gaven complimenten. Ik heb daarna aan veel televisieprogramma’s meegedaan.
„Toen ik mezelf terugzag, dacht ik: super goed gedaan, maar wat vind ik mezelf niet mooi. Of nou ja, ik had er béter uit kunnen zien. En dan? Dan moet je er wat aan gaan doen. Want het is belangrijk dat je naar jezelf kan kijken met trots en veel liefde.
„Mijn carrière ging met een sprint. Maar er was geen basis. Normaal doen ouders dat voor je, maar ik moest dat allemaal zelf fiksen. Door een nogal turbulente jeugd heb ik alleen maar bij jeugdzorg in groepen gewoond. Als je dan opeens op jezelf woont na je achttiende… Mijn leven was instabiel en toen kwam corona en kwam ik alleen maar aan. Dus het was voor mij, los van het afvallen, gewoon belangrijk dat ik structuur kreeg. Dat ik eens op tijd ging slapen, dat ik gezonder ging eten, meer ging koken.”
Heb je daar hulp bij?
„Met een psycholoog word ik mentaal weerbaarder. En fysiek zoek ik die in de sportschool.”
En correspondeert de buitenkant nu ook een beetje met de binnenkant?
„Ik ben gewoon dezelfde persoon. Maar er is veel te verwerken. Ik ben op mijn zestiende uit huis geplaatst voor mijn eigen veiligheid. Vanwege mijn ouders en de situatie daaromheen. Van de crisisopvang in Venlo ging ik naar een behandelgroep in Zeist waar ik heel lang heb gezeten.
„Voor mij was er nooit hoop. Op de groep en op school zeiden ze allemaal: we weten echt niet waar jij gaat eindigen als je ouder wordt. En als je ooit wat gaat bereiken met je muziekcarrière, eet ik mijn schoen op.”
Wat pijnlijk voor je.
„Het was niet nieuw voor mij. Kijk, als je opgroeit in een situatie waar het niet fijn is dan weet je ook niet beter. Het kwam niet binnen, want je bent het gewend. Het was juist raar als iemand in een keer heel aardig ging doen. Dat vertrouwde ik niet.”
Hoe bleef jij hoopvol?
„Door muziek. Als er ruzie was, ging ik naar mijn kamer, veel posters aan de muur en muziek aan. Dat was mijn eigen veilige wereldje. Ik had zo’n roze bolvormige cd-speler en luisterde Christina Aguilera, Beyoncé, Michael Jackson of hiphop.”
Van je vader, lokaal beroemd in het noorden van Marokko, kreeg je liefde voor muziek mee.
„Ja, jazz en Spaanse flamencomuziek bijvoorbeeld. Hij speelde zelf in de Marokkaanse cross-overband Ijdi, met teksten in het Berbers. Een van zijn nummers was ‘Tmazight’. We zongen het samen graag, dat verbond ons een beetje. Mijn moeder filmde dat en het kwam voor de leuk op YouTube.”
Schaterend: „Ik zat dus gewoon in mijn pyjama! Op vakantie in Marokko kregen we een uitnodiging voor het ‘Beatrix met hart en ziel’-concert in Ahoy. Stonden we ineens op zo’n groot podium. Ik voelde me geboren dat te doen.”
Na mijn show in Paradiso zeiden mensen dat het voelde of ze bij me in de huiskamer zaten. Dat is het mooiste wat je kunt horen
Wat vind je zo lekker op het podium?
„Ik kan het niet uitleggen, mijn drukke ADHD-brein gaat voor het eerst op nul. Ik voel me gehoord en gezien. Het is mijn thuis. Mensen zeiden na mijn Paradiso-show dat het voelde of ze bij me in de huiskamer zaten. Dat is het mooiste wat je kunt horen.”
Zoek je die intimiteit nu extra op in het theater?
„Deze theatertour kwam zo plots. Ineens was er iemand uitgevallen. Ik wil dáár, met mijn band en twee dansers, mensen meenemen in mijn verhaal. Met ook grapjes hoor. Het wordt ook gewoon gezellig. Maar ik zeg je eerlijk, dit is mijn eerste keer, ik weet nog niet zo goed hoeveel ik ga vertellen. Of hoe je binnen de tijd blijft. Als ik echt mijn levensverhaal moet gaan vertellen zijn we over drie dagen nog niet klaar. En we moeten veel muziek maken.”
Kijkt iemand met je naar de opbouw van de show?
„ Ik maak de show met mijn management en mijn bandleider. We gaan letterlijk langs de tijdlijn van mijn leven, van de rottijden tot het afvallen. Super eerlijk allemaal.”
Wat wil je delen uit je jeugd?
„Dat ik uit huis ben geplaatst om een gewelddadige thuissituatie. Ik ga niet zielig doen, maar wel uitleggen wat er aan de hand was. Want dat hoort bij mij.
„Ik heb alle soorten geweld meegemaakt. In huis. Buitenshuis. Fysiek. Verbaal. Ik groeide op in een soort van achterstandswijk in Venlo-Zuid. Je moest er voor jezelf opkomen. Vechten ja. In die wijk moet je wel. En dan thuis weer. Altijd onveilig. Ik zat altijd in mijn overlevingsstand. Traumaverwerking komt nu in vlagen. Dan is wat ik lang heb weggestopt opeens een probleem. Dat doet pijn, met herbelevingen en paniekaanvallen, maar ik durf het nu wel aan te gaan.”
Moeilijk ook, lijkt me.
„Aan alle kanten, maar ik ben open en vind het belangrijk dat jongeren mijn verhaal horen. Ik ben nu ambassadeur van Stichting Het Vergeten Kind. Het enige wat ik niet meer wil, is mijn vader de grond instampen. Dus ik vertel geen details meer. Mijn vader en ik proberen nu onze band te herstellen. Dat moet ik koesteren en beschermen. Kijken wat er nog kan. Met mijn moeder heb ik geen contact meer.”
Hoe is muziek je verwerking?
„Ik werk met gastschrijvers aan liedjes. We zijn keihard bezig met nieuwe muziek en gaan nu gewoon lekker singles droppen. Nederland gaat kennis maken met Numidia, de Nederlandse popzangeres met de Marokkaanse basis.”
En haar persoonlijke thema’s?
„Ja, eigenlijk wel.”
Je aarzelt?
„Weet je, ik durf het. Alleen ben ik nog aan het zoeken. Ik kan heel veel zeggen, maar je wilt niet dat het plat wordt. En ik probeer ook muziek te maken die iedereen kan begrijpen en dat het niet te zwaar en down wordt. Ik wil in de up blijven en op het podium een warm thuisgevoel creëren.”
Misschien de sfeer die je thuis miste.
„Ja, zo’n warme, veilige bubbel.” Ze slikt even. „Als je me nog eens vraagt wat mijn droom is, is mijn antwoord eigenlijk: een veilige thuissituatie met iemand die dicht bij mij staat. Daar ga ik voor zorgen.”
Daria Bukvić is terug. En dat is goed nieuws voor de theaterliefhebber. Tweeënhalfjaar geleden deed de artistieke directeur van het Arnhemse Theater Oostpool haar laatste regie (het bejubelde Midzomernachtsdroom), dit najaar maakt ze haar comeback met The Almighty Sometimes.
Wie haar stappen volgt op sociale media, ziet vrolijke foto’s waarop ze het leven weer uitbundig omarmt, na een flinke burn-out in 2022/2023. „2023 was het zwaarste jaar van mijn leven. By far.” Inmiddels werkt ze al bijna een jaar fulltime, maar zonder nieuwe voorstellingen te maken. „Het was beter het directeurschap niet meteen weer te combineren met regies”, zegt ze bij een gesprek op haar kantoor.
Bukvić, geboren in Bosnië en op haar tweede met haar moeder naar Nederland gevlucht, werd in 2021, op haar 31ste, aangesteld als opvolger van Marcus Azzini, die vertrok wegens grensoverschrijdend gedrag. Datzelfde jaar was ze ‘creative producer’ van tv-serie Zina, regisseerde ze de film Meskina, de voorstelling Girls & Boys, en deed ze de co-regie van Hollandsch Glorie.
Haar directeurschap volgde op spraakmakende en onvergetelijke voorstellingen als Nobody Home (verhalen van vluchtelingen), Othello (over racisme) en Melk & Dadels (verhalen van Marokkaans-Nederlandse vrouwen). Steeds kreeg de diverse samenleving zowel thematisch als in de casting de hoofdrol, terwijl de toon licht en humorvol bleef. Na het fabuleuze Girls & Boys en de herrijzenis van Oostpool noemde NRC haar in de zomer van 2022 ‘de kroonprinses van het Nederlands theater’.
Om misverstanden te voorkomen: de burn-out was niet het gevolg van haar torenhoge productie en haar nieuwe baan bij Oostpool. „Ik ben burn-out gegaan omdat mijn moeder ernstig ziek werd. Ik heb tien jaar lang met redelijk gemak 80 uur per week gewerkt. Het was pas toen er privé iets superingrijpends gebeurde dat ik me realiseerde dat ik mijn leven zo had ingericht dat ik geen klappen kon opvangen. Mijn moeder en ik hebben een vrij symbiotische relatie door alles wat we hebben meegemaakt, dus toen zij dreigde te overlijden aan kanker, was me dat te veel.”
Haar moeder was uitbehandeld verklaard in Maastricht, maar werd alsnog geopereerd in Leuven, en gered. Mede door haar dochters aandringen. „Mijn vader en ik zijn nogal assertieve types. Een vrouw met wie we in het asielzoekerscentrum zaten, vertelde dat haar man dezelfde diagnose kreeg in Maastricht, maar in Leuven wel werd behandeld. En nog steeds leeft. Toen hebben we die stap ook gezet. Het was de wildste rit van mijn leven.”
Ze realiseert zich hoeveel geluk ze hadden. „Mijn broer en ik zijn goed opgeleid, dus we beschikken over de taalvaardigheid om een second opinion af te dwingen. Dat is een pijnlijk gegeven, want het voelt als een privilege. Mijn hart gaat uit naar al die mensen, niet alleen met een migratieachtergrond, die daar niet over beschikken. Die niet dit verschil tussen leven en dood kunnen maken. Ik besef dat er daardoor mensen voor niks overlijden. Dat is woestmakend.”
Bukvić is een expressief verteller, met stevige klemtonen en bewegende handen. Maar als ze het belang van haar Bosnische moeder in haar leven schetst, wordt ze emotioneel. „Mijn moeder is het allerbeste in mijn leven. Zij was jong, 22, toen ze mij kreeg. Ze was 25 toen de oorlog in Joegoslavië begon. Ze is alleen met mij gevlucht.” Haar Kroatische vader bleef in eerste instantie achter. „We hadden een eigen zaak en er waren twee families om voor te zorgen. En we dachten snel terug te kunnen.” Het werden jaren in een Limburgs asielzoekerscentrum, van haar tweede tot vijfde – „vormende jaren”.
De ziekte heeft er behoorlijk bij mijn moeder ingehakt, zegt ze. „Verschrikkelijk. Ze hebben ook haar stembanden moeten verwijderen. Terwijl mijn moeder prachtige monologen kon houden. Ze zou de meest fantastische actrice zijn geweest. Om haar in zo’n zwakke positie te zien, is heel zwaar.” Het verhalen vertellen heeft ze van haar moeder, beaamt ze. „En sensitiviteit en zachtheid van mijn vader.”
Voor haar moeder koopt ze altijd al cadeautjes, van bloemen tot weekendjes weg. „Niet omdat ik mijn gevoel met materiële dingen wil uitdrukken, maar ik herinner me de tijd waarin we dat niet hadden. Dus koop ik een Prada-zonnebril voor haar. Het leven heeft ons geprobeerd te naaien. Het heeft ons veel afgepakt: familie, status, geld, ons land, onze identiteit. Maar we hebben het heft in handen genomen en we hebben het teruggenaaid. Zo voelde het toen we voor elkaar kregen dat mijn moeder in Leuven geopereerd kon worden. Dat is leuk aan mijn familie: wij zijn goed in het leven terugnaaien.” Dan hoort ze zichzelf en lacht: „Dit wordt een heerlijk NRC-interview …”
Niet toevallig verbeeldt het stuk dat Bukvić dit najaar regisseert, The Almighty Sometimes, van schrijfster Kendall Feaver, voor een belangrijk deel een moeder-dochterrelatie. In het stuk twist de achttienjarige Anna met haar moeder over de vraag of ze nog de medicijnen moet slikken die ze al vanaf haar elfde neemt, vanwege haar bipolaire stoornis. Haar moeder ziet dat de pillen haar kind helpen. Maar Anna vraagt zich af wie ze eigenlijk is, nadat ze de fantasierijke verhalen terugleest die ze als kind schreef. Is ze eigenlijk niet een wonderkind, wiens genialiteit door pillen is gedempt?
Bukvić denkt dat het publiek veel van de problematiek zal herkennen. „Iedereen kent wel iemand in zijn familie of in zijn omgeving die worstelt met depressie of een andere psychische kwetsbaarheid. Dan weet je hoe moeilijk het is om als betrokkene de balans te vinden tussen liefhebben en zorgen of loslaten en afstand nemen.”
Dat weet ze ook uit eigen ervaring. „Mijn oom, mijn moeders broer, is psychiatrisch patiënt. Jarenlang zag ik hoeveel moeite zij had met iemand die om zich heen slaat én hulp nodig heeft. Wat doe je als een volwassen persoon niet geholpen wil worden?” Het contact met de oom is verbroken. „De vraag is altijd: waar trek je de grens? Dat is: als het ten koste gaat van je gezondheid. Die grens was helaas bereikt. Wat natuurlijk vreselijk verdrietig is.”
Herken je in het stuk iets van je eigen moeder-dochterrelatie?
„Op een omgekeerde manier. Mentale gezondheid is een taboeonderwerp in de Balkan-cultuur. Of het gaat prima met je, of je bent knet-ter-gek! Na het maken van Nobody Home in 2014, waarvoor ik al onze vluchtelingentrauma’s had opgerakeld, raakte ik in een depressie. Ik ben naar een psycholoog gegaan en heb een tijd medicatie geslikt. Dát opbiechten aan mijn moeder, was het engste dat ik ooit heb gedaan.”
Waarom?
„Als kind van migranten probeer je je ouders te ontzien. Je wil ze niet nog meer stress en verdriet bezorgen. En zeggen dat je depressief bent, voelt bijna alsof je zegt: jullie hebben het niet goed gedaan, mij niet genoeg beschermd. Maar ik heb ook die emancipatiedrang, om onze cultuur verder te brengen. En mijn moeder verdiende dat ik eerlijk was. Dus ik heb het verteld. Maar ik heb veel vrienden uit voormalig Joegoslavië die met ditzelfde probleem struggelen. Veel van die generatie, millennials, willen top of their game zijn, voor hun ouders, uit compensatiedrang, ten koste van henzelf.”
Hoe reageerde je moeder?
„Ze schrok. Maar ze reageerde tien keer beter dan ik van tevoren had bedacht. Dat is het ding natuurlijk: veel regels en wetten in een cultuur zijn onuitgesproken. Je pikt als kind een sfeer en een stemming op en interpreteert die.
Mijn leven ging zo: ellende, ellende, ellende, toneelschool, maakbaar, maakbaar, maakbaar, succes, succes, succes. En dan boem
„Als regisseur ben ik iemand die iets aan de werkelijkheid wil veranderen. Het is een soort godscomplex. Maar als je moeder zo ziek wordt, heb je geen grip op de werkelijkheid. Dat is denk ik de reden dat ik burn-out ben gegaan. De maakbaarheid van mijn leven had plots een grens.
„Het is een gezonde wake-upcall. Je moet je voorstellen, mijn leven ging zo: ellende, ellende, ellende, toneelschool, maakbaar, maakbaar, maakbaar, succes, succes, succes. En dan boem.”
Had je toen net als Anna de vraag, bij het slikken van antidepressiva: ben ik nog wie ik was?
„Ik heb me die vraag wel gesteld. Maar ik was er zo slecht aan toe dat ik wist dat er maar één ding belangrijk was en dat was overleven. Er weer uitkomen. Bovendien: ik heb respect voor de generatie van mijn ouders, maar ze laten zich erop voorstaan dat zij al die shit hebben meegemaakt zonder naar een psycholoog te zijn gegaan en zonder pillen. En dus proberen ze ons een beetje te snowflaken. Dan denk ik: waarom zou ik niet gebruik maken van de luxe die de westerse wereld mij kan bieden op het vlak van geneeskunde? Ik heb hulp nodig.
„Dat is ook een reden om dit te vertellen. Ik hoop dat andere migrantenkinderen, of mensen uit voormalig Joegoslavië dit lezen en zich gesteund voelen om te kiezen voor hun mentale gezondheid. Want de trots van onze mensen maakt ons kapot.”
Renée Soutendijk
Ze heeft veel zin om dit alles aan te gaan in haar nieuwe regie. Met haar geweldige acteurs, betoogt ze. Met de 27-jarige Selin Akkulak („hét talent van haar generatie”) als Anna, Maartje Remmers (van Wunderbaum) als haar moeder, Mika de Pee („jong talent”) als vriend en Renée Soutendijk („een levende legende”) als therapeut.
Filmster Soutendijk past in het rijtje tv- en filmacteurs dat Bukvić en haar regisseurs sinds haar aantreden voor voorstellingen van Oostpool wist te strikken: Thijs Römer, Susan Visser, Hadewych Minis, Jim Bakkum, Liz Snoijink. Een in het theater zeldzaam castingbeleid.
Bukvić: „Fijn dat het opvalt. Maar eerst: wij casten de mensen van wie we denken dat ze het beste zijn voor de rol. Het is wel leuk dat acteurs die lang film en televisie hebben gedaan bij ons een comeback in het theater maken. Ook omdat de kwaliteiten van die acteurs soms worden veronachtzaamd. De free publicity die het meebrengt, is meegenomen. Want het is belangrijk vooor ons om nieuw publiek te vinden. Dus ik was dolgelukkig toen RTL Boulevard een item over Jim Bakkum in Showmeister kwam maken.”
Hoe kreeg je Soutendijk zo ver?
„Renée Soutendijk is gewoon komen auditeren. Waanzinnig toch? Het getuigt van een ongelooflijke bescheidenheid. Ik heb acteurs meegemaakt, lang niet van haar statuur, die zeggen: ‘Ik auditeer niet’. Nou, dan heb je aan mij een hele verkeerde. Ik mag toch wel even kijken of jij in de rol past? En of wij kunnen samenwerken?”
Wat wil je met theater bereiken?
„Ik wil de wereld verbeteren. Dat is een antwoord waar ik jaren omheen heb gedraaid. Want ik heb geleerd dat we dat in Nederland hoogdravend vinden. Een beetje vies, een beetje naïef, een beetje dommig. Je bent een moraalridder. Terwijl ik wéét dat je de wereld kan verbeteren met theater. Ik heb het geluk gehad dat er ongelooflijk veel publiekservaringen met mij zijn gedeeld. Van mensen die vrijwilligerswerk zijn gaan doen tot mensen die uit de kast gekomen zijn. Die voor zichzelf hebben gekozen. Die zich door Meskina niet in een relatie laten dwingen op hun 30ste omdat ze bang zijn dat hun cultuur hen anders uitgerangeerd vindt. Hoe verander je de wereld? Door mensen te inspireren om te veranderen.”
Past dat bij je ambitie om in de toekomst in Londen te willen werken?
„Zeker. Londen zie ik toch wel als de Europese hoofdstad van het theater. Ik heb mooie dingen gemaakt die door relatief weinig mensen zijn gezien. Als in Londen iets goed is, dan gaat het naar West End en dan bereik je veel meer mensen. Dat heeft veel meer impact. En dat is toch wat ik wil: impact maken.”
Was het filmduo Powell & Pressburger herontdekt zonder hun superfan Martin Scorsese? Vermoedelijk wel: met name hun Technicolor-films uit de jaren veertig zijn te romantisch, meeslepend en vreemd om echt in vergetelheid te raken. Maar Scorsese’s liefde hielp wel: hij regelde vanaf de jaren zeventig re-releases en retrospectieven, liet hun films restaureren en is nu de vertelstem van documentaire Made in England: The Films of Powell & Pressburger. Het Eye Filmmuseum biedt de komende anderhalve maand de kans om vijftien Powell en Pressburger-films op het grote doek te ontdekken.
Alleen Scorsese’s editor Thelma Schoonmaker (84) is een nog groter fan: zij was zes jaar getrouwd met Michael Powell, die in 1990 op 85-jarige leeftijd overleed. Schoonmaker monteerde vrijwel alle Scorsesefilms en won daar drie Oscars mee – tijdens ons gesprek in februari in Berlijn heeft ze net haar negende Oscarnominatie op zak voor Killers of the Flower Moon. „Mijn tien jaar met Michael Powell waren de gelukkigste van mijn leven”, zegt ze.
Opgegroeid met televisie
Vergeten door de rest van de wereld, liep het toenmalige ‘Nieuwe Hollywood’ in de jaren zeventig weg met Powell & Pressburger: Francis Ford Coppola, Brian De Palma, George Lucas. Omdat ze waren opgegroeid met televisie, legt Schoonmaker uit; met name Scorsese, die als ziekelijk, astmatisch jochie aan de beeldbuis was gekluisterd. Op Amerikaanse tv domineerden toen de Britten. Tot ver in de jaren zestig zag Hollywood televisie namelijk alleen als rivaal, de grote studio’s piekerden er niet over hun films daar te vertonen. Britse studio’s verkochten hun films wel. Schoonmaker: „Dus groeide iedereen op met Britse film. En waren ze als jonge fimmaker verbijsterd dat ze niets meer over Powell & Pressburger hoorden of lazen. Het duo leek van van de aardbodem verdwenen.”
Toen Scorsese in 1974 op het filmfestival van Edinburgh een filmprijs in ontvangst kwam nemen, vroeg hij of Michael Powell die kon uitreiken. Niemand wist wie dat was. Schoonmaker: „Op een borrel in Londen vertelde Michael Kaplan, die voor Stanley Kubrick werkte, dat Powell ergens berooid in een stacaravan woonde. Dat bleek een cottage zonder verwarming in Gloucestershire te zijn.” Scorsese vroeg Powell, toen 69 jaar, iets met hem te drinken en overdonderde hem in de pub met enthousiast geratel en een bombardement van vragen. Powell viel stil, maar schreef in zijn memoires My Life in Movies dat „het bloed opeens weer door mijn aderen stroomde”. Hij liet zich fêteren door de jonge Amerikanen, werd in Los Angeles ‘director in residence’ bij Copolla’s bedrijf Zoetrope. Door hen raakten Powell & Pressburger – die best psychedelisch en ‘far out’ waren – weer modieus en regende het retrospectieven en oeuvreprijzen.
Huiswerk
Eind jaren zeventig was Schoonmaker net de vaste editor van Scorsese geworden. Ze had hem leren kennen bij de montage van concertfilm Woodstock, haar eerste Oscarnominatie. Schoonmaker: „Marty was toen al bezeten van Powell & Pressburger. Hij gaf mij films en video’s mee als een soort huiswerk. Op een zeker moment zei hij: ik heb nu een film die heel anders is dan hun andere werk. Een romantische komedie in zwart-wit, I Know Where I Am Going (1950) Ik ben zo bang dat hij tegenvalt, dan spring ik van het dak! Dus keurde ik hem voor: nope, sorry, weer een meesterwerk, hun meest romantische film zelfs. Snel naar huis, kijken!”
Schoonmakers eerste Powell & Pressburger was The Life and Death of Colonel Blimp uit 1942. Een zonderlinge propagandafilm over generaal Clive Wynne-Candy, een Britse houwdegen die met zijn oubollige denkbeelden over fair play een belachelijk figuur slaat in tijden van totale oorlog. Tot we hem leren kennen en ontroerd raken. Naast zijn melancholieke liefdesleven draait de film om zijn levenslange vriendschap met een ‘goede Duitser’, de militair Theo Kretschmar-Schuldorff. Daar dacht Churchill indertijd het zijne van; hij meende dat Colonel Blimp het Britse leger bespotte en wilde de film verbieden. Zijn vriend, filmproducer Alexander Korda, wist hem daarvan te weerhouden.
The Archers
De film was een groot succes en stelde Michael Powell in staat een eigen filmbedrijf te starten, The Archers. Powell was een gearriveerd lowbudgetregisseur toen hij in 1938 Emeric Pressburger leerde kennen als de scriptdoctor van zijn thriller The Spy in Black. Powell, zoon van een welgesteld hopboer, had het filmvak in de jaren twintig geleerd in de Franse studio van Rex Ingram, gespecialiseerd in exotisch kostuumdrama. Het duo werd onafscheidelijk en deelden vanaf 1943 alle credits: hun films waren ‘written, produced and directed by Powell & Pressburger’. In praktijk schreef Pressburger het script en hielp Powell hem met de spreektaal. Powell was meer de regisseur, Pressburger deed meer montage. De productie deden ze samen.
‘The 49th Parallel’, 1941.
De films van Powell & Pressburger zijn zeer Brits én kosmopolitisch: er wordt vaak onvertaald Duits en Frans door het Engels gesproken. Hun filmteam zat dan ook vol Duitse emigré’s; Emeric Pressburger maakte als Hongaarse Jood naam bij de Duitse UFA-studio voor hij voor Hitler vluchtte en fameus zijn voordeur openliet zodat de SS zijn huis zonder al veel gedoe kon plunderen. De beperkingen die Pressburger in de oorlog kreeg opgelegd – hij moest zich wekelijks bij de Britse politie melden – ergerde Powell.
Hun glorietijd was de jaren veertig, aanvankelijk als makers van niet-haatdragende Britse oorlogspropaganda. Schoonmaker: „De oorlog stimuleerde ze omdat ze beiden enorme idealisten waren. Film was geen handel, maar kunst om mensen te verheffen of de wereld te redden. Ze weigerden alle Duitsers als nazi’s te zien.” Ook hun op de VS gerichte filmhit The 49th Parallel (1941), waar een Duitse duikbootbemanning zich door Canada vecht, bevat een goede Duitser: ex-bakker Vogel, die door zijn fanatieke nazi-commandant wordt geëxecuteerd.
Totale cinema
Vanaf het troostrijke A Matter of Life and Death (1946) werden hun films fantastische, wervelende en elegante Technicolor-spektakels. Powell streefde naar ‘totale cinema’, film die alle kunsten verenigde: literatuur, schilderkunst, toneel, ballet, muziek. Maar ze beperkten zich niet tot operateske extravaganza: Powell & Pressburger maakten in sober zwart-wit ook thrillers, romantische komedies of kitchen sink-drama op topniveau. Zijn oude vriend Alfred Hitchcock zette Powell in 1986 licht vilein op zijn plaats: „He made films that only he could make, and the only films he could make.” Hijzelf was een alleskunner.
Powell & Pressburger regen eind jaren veertig de hits aaneen en wonnen Oscars, maar hun koppigheid en artistiek niveau baarden hun geldschieter zorgen. Met de Britse filmindustrie in de touwen moest het duo zijn heil zoeken in Hollywood en ontdekte daar nog minder armslag te krijgen: producer David Selznick verknipte hun film Gone to Earth . Rond 1956 was het duo zo murw gebeukt dat ze zich lieten inhuren voor een karakterloos oorlogsdrama als The Battle of the River Plate. Niet veel later gingen ze uiteen.
‘Peeping Tom’ van Michael Powell uit 1960.
Foto’s:
Peeping Tom
Michael Powell bleef films maken en ging in 1960 grandioos ten onder met Peeping Tom, een freudiaanse seriemoordenaars-thriller in de trant van Hitchcocks Psycho, maar dan radicaler. Een door zijn vader getraumatiseerde cameraman legt in zijn vrije tijd doodsangst vast: hij film vrouwen in close-up terwijl hij ze doorboort met een aan zijn camera bevestigde banjonet. Film als ritueel geweld, de kijker als medeplichtig voyeur: Peeping Tom was zo visionair en gewaagd dat de Britse filmpers hem in een vlaag van morele paniek volledig de grond in schreef als vuilnis en viespeukerij. Powell was nu persona non grata, al werd Peeping Tom in de Amerikaanse underground een culthit. Maar dat was niet zijn circuit.
Schoonmaker: „Peeping Tom was een dramatisch moment, maar eigenlijk waren Powell & Pressburger na 1945 al uit de mode, toen een Labour-regering aantrad. Dat bracht de welvaartsstaat en meer geweldigs, maar films moesten realistisch zijn en over gewone mensen gaan. Powell en Pressburger roeiden toen al tegen de stroom in met hun hoogst artistieke, diep romantische films. Ze hadden toch succes, omdat ze zo geweldig waren.” In de jaren zestig, toen gruizige cinéma vérité opkwam, leken hun gelikte films dubbel oubollig. Tot een generatie Amerikaanse televisiekids daar anders over dacht.
Schoonmaker: „Ik ontmoette Michael Powell toen Marty (Scorsese) hem in 1978 met Emeric Pressburger naar New York haalde voor een re-release van Colonel Blimp. Emeric hobbelde die avond vrolijk rond om zijn oude vrienden de hand te schudden, Michael stond stilletjes achter in het MoMa. Hij was ver weg, ik weet nu dat hij heel erg verliefd was geweest op actrice Deborah Kerr, die in Colonel Blimp alle drie de vrouwenrollen speelt. Later die avond soupeerden ze bij Marty, ik monteerde in de slaapkamer nog een uurtje aan Raging Bull en schoof toen aan. En viel die avond hals over kop voor Michael Powell, ondanks het grote leeftijdsverschil. Hij was vrij stil en gereserveerd, maar als hij iets zei, droeg dat enorm gewicht.”
Op zijn oude dag trof je Powell als eminence grise aan op de filmset van Scorsese
Op zijn oude dag trof je Powell als eminence grise op de filmset van Scorsese, die toen worstelde met een cocaïneverslaving en een dip in zijn loopbaan. In Made of England vertelt Scorsese over zijn invloed. Dat hij in Mean Streets enorm rood filmde onder invloed van Powell – die hem ironisch genoeg verweet dat zijn film te rood was. Schoonmaker: „Wat Marty verzwijgt: dankzij Michael (Powell) filmde hij zijn boksfilm Raging Bull in zwart-wit. Scorsese en Robert de Niro bezochten na een dag rondrijden in New York de boksschool waar De Niro trainde voor Raging Bull. Michael zei tegen Marty: er is iets mis met die bokshandschoenen. Te rood. Marty besloot toen en daar in zwart-wit te gaan filmen, zoals de boksfilms die hij vroeger met zijn vader zag.”
Powell & PressburgerDrie meesterwerken in technicolor
1946A Matter of Life and Death
‘Glorious technicolor’ was een dure opnametechniek die diep verzadigde, romige kleuren opleverde. In Hollywood werd het na 1922 vooral gebruikt voor kakelbonte musicals en kostuumdrama. Powell & Pressburger stonden voor de smaakvol terughoudende Britse technicolor-school. Hoe meer gedekte kleuren, hoe sprekender rood of blauw daar uitspringt.
In de fantastische zwijmelfilm A Matter of Life and Death stort de Britse piloot Peter neer na een berustend laatste radiogesprek met de Amerikaanse radio-operator June. Door de dichte mist kan een geleidegeest hem niet vinden, zodat Peter levend en wel aanspoelt en June in het echt ontmoet. Komt de dood hem alsnog claimen, dan eist Peter een hemelse rechtzaak: June is intussen buiten haar schuld verliefd op hem en vice versa.
De hemel is in A Matter of Life and Death een modernistisch, bureaucratisch hoofdkantoor in zwart, wit en vooral grijs, te bereiken via een imposante marmeren roltrap. De aardse realiteit is in kleur: een gewaagde omkering van The Wizard of Oz (1939), waar juist de fantasiewereld kleur heeft. Overigens is de film niet per se religieus: alles kan ook een hallucinatie van Peter zijn, die een hersenoperatie ondergaat.
1947Black Narcissus
Een koloniaal verhaal over seksuele rivaliteit in een nonnenklooster hoog in de Himalaya. Een lokale marahadja nodigt de nonnen uit om zijn volk te verheffen vanuit een oude harempaleis vol wulpse wandschilderingen. Al snel broeit het tussen de jonge moeder-overste zuster Clonagh en de labiele zuster Ruth. Inzet is de schavuit Mr. Dean, een voor die tijd vrij schokkend mannelijk sekssymbool met zijn korte broekje, diepe decolleté en weelderige borsthaar.
De oriëntalistische subtekst – een India van kindmensen, bijgeloof, ongeremde emoties en exotische erotiek – is achterhaald, maar Black Narcissus blijft imponeren als meesterwerk van mise-en-scène. Het geheel in de Engelse studio opgenomen India is schitterend artificieel met zijn op glas geschilderde bergtoppen en trompe d’oeil: geen echte afgrond gaapt zo dreigend als de geverfde waarnaast zuster Clonagh elke ochtend haar bel luidt.
Kleur en belichting verbeelden magistraal emoties. De net uitgetreden zuster Ruth die met roodomrande ogen en in rode jurk haar lippen vuurrood stift terwijl het zweet op haar voorhoofd parelt: het was zo suggestief dat de Britse censuur overwoog de scène te knippen als zijnde pornografisch.
1948The Red Shoes
Een tragisch ‘Gesamtkunstwerk’ waarin prima ballerina Victoria Page fataal in de klem raakt tussen haar liefde voor het ballet – belichaamd door de veeleisende balletmeester Lermontov – en voor een componist. Een bijna twintig minuten lange, wervelende dans in het midden van de film – naar een sprookje van Andersen over een meisje dat zich door demonische rode muiltjes dood danst – was ongehoord ambitieus. Maar in zekere zin ook de ondergang van het duo: geldschieter Arthun Rank was er zo zeker van dat het grote publiek zo’n artistieke uitdaging niet aankon dat hij zelfs toen het The Red Shoes een eclatant succes werd de touwtjes aantrok. Minder vrijheid bracht Powell & Pressburger ook minder succes.