Linksom of rechtsom in de senaat: welke opties houdt het kabinet?

Samenstelling Eerste Kamer Bij politiek gevoelige wetten vond het kabinet de afgelopen jaren vaker steun bij de linkse oppositie dan bij rechts. Wat als BBB en JA21 straks samen veel zetels hebben?

Verkiezingscampagneposter met de deelnemende partijen aan de verkiezingen wordt geplaatst in Den Haag.
Verkiezingscampagneposter met de deelnemende partijen aan de verkiezingen wordt geplaatst in Den Haag.

Foto Laurens van Putten/ANP

Het leidde afgelopen week tot scheve gezichten bij met name de rechtse oppositie, de aankondiging dat VVD-kopstukken Mark Rutte en Edith Schippers drie dagen voor de verkiezingen op tv in debat gaan met de linkse leiders Jesse Klaver (GroenLinks) en Attje Kuiken (PvdA) – onder leiding van Jeroen Pauw. „In plaats van een open debat op rechts creëren ze een niet-bestaande tweestrijd met links”, twitterde de partij JA21. Lijsttrekker voor de Eerste Kamer Annabel Nanninga blijft overal herhalen dat de VVD en de andere coalitiepartijen na de verkiezingen toch wel weer met links samenwerken, zoals de afgelopen jaren vaak het geval was. Nanninga „hoopt dat het anders kan”, zegt ze, en wil juist „over rechts in de senaat”, samen met de BoerBurgerBeweging (BBB), de nieuwkomer die volgens opiniepeilingen goed zal scoren.


GroenLinks en PvdA positioneren zich in de campagne als de onvermijdelijke steunpilaar – die veel kan eisen – van het kabinet-Rutte IV. De partijen zijn al openlijk met onderhandelen begonnen en dreigen komend najaar tegen begrotingen in de Eerste Kamer te stemmen als het kabinet bezuinigingen op onder meer de jeugdzorg niet wil schrappen. De verkiezingen voor de Provinciale Staten, die begin juni weer de senaat kiezen, lijken steeds meer te gaan over de vraag of en hoe Rutte IV straks kan doorregeren.

Maar is dat wel terecht? Want was de Eerste Kamer niet die apolitieke chambre de réflexion die enkel kritisch naar de uitvoerbaarheid van wetten kijkt?

Wie naar de stemmingen over wetsvoorstellen in de afgelopen zittingsperiode kijkt, ziet op het eerste gezicht weinig serieuze tegenstand. Uit een analyse van NRC van alle stemmingsuitslagen blijkt dat over 80 procent van alle wetgeving, zoals Europese richtlijnen en begrotingswetten, niet eens wordt gestemd: die zijn zo onomstreden dat ze als hamerstuk passeren. Van de bijna tweehonderd wetten waar wél over werd gestemd, passeerden er zo’n 120 met brede steun van de linkse én rechtse oppositie. Slechts vijf wetsvoorstellen werden verworpen, waaronder afgelopen najaar een wet die het aantal delicten waarbij rechters een taakstraf kunnen opleggen moest beperken.

Al jarenlang steun nodig

Daaruit concluderen dat de senaat politiek een tandeloze tijger is, is te kort door de bocht. De coalitie heeft sinds het eerste kabinet-Rutte in 2010 meestal geen meerderheid in de Eerste Kamer gehad. Dat geldt ook voor het huidige kabinet: de vier partijen van Rutte IV hebben 32 Eerste Kamerzetels, terwijl er voor een meerderheid 38 nodig zijn. Daarom onderhandelt het kabinet al jaren vooraf met welwillende oppositiepartijen om belangrijke wetgeving en de begroting door beide Kamers te krijgen. Onder Rutte II deden VVD en PvdA vooral zaken met D66, ChristenUnie en SGP, onder Rutte III en IV leunt de coalitie vooral op GroenLinks en de PvdA.

De opiniepeilingen suggereren dat de afhankelijkheid van de oppositie groter wordt

De opiniepeilingen suggereren dat de minderheid van de coalitie in de Eerste Kamer nog kleiner wordt, en de afhankelijkheid van de oppositie groter. Het aantal mogelijkheden om een meerderheid te krijgen, dreigt af te nemen. De afgelopen periode had het kabinet af en toe nog genoeg aan steun van GroenLinks (8 zetels) óf de PvdA (6 zetels). Dat was bijvoorbeeld cruciaal bij het CETA-verdrag, dat met enkel de steun van de PvdA een minimale meerderheid van 38 zetels haalde. Op papier kon het kabinet ook zaken doen met enkel JA21 (7 zetels) of de combinatie SGP, 50Plus en de fractie-Otten (6 zetels), hoewel dit in de praktijk zelden gebeurde. Na de komende Eerste Kamerverkiezing lijkt Rutte IV nog maar twee routes over te houden: GroenLinks én PvdA samen, die ook een gezamenlijke fractie gaan vormen, en de combinatie van JA21 en de nieuwkomer op rechts: BBB.


Lees ook dit verslag van de lopende VVD-campagne: In Dordrecht probeert Rutte het weer: ‘GroenLinks en PvdA hebben echt een heel andere visie dan wij’

De afgelopen jaren deed het kabinet af en toe zaken met het linkse en rechtse kamp, bijvoorbeeld na de presentatie van het coalitieakkoord begin vorig jaar. Partijen op links én rechts waren toen ontevreden dat het kabinet de AOW niet wilde laten meestijgen met de verhoging van het minimumloon, waardoor gepensioneerden minder zouden profiteren. De maatregel werd teruggedraaid.

Rond de begroting van vorig jaar sprak het kabinet ook met alle oppositiefracties, maar drukten uiteindelijk vooral PvdA en GroenLinks hun stempel: bovenop het koopkrachtpakket van 17 miljard kwam na druk van de linkse partijen ook een prijsplafond voor de energierekening, waarmee torenhoge energierekeningen werden voorkomen.

Links helpt vaker


Als het om wetgeving gaat, hielp links het kabinet ook vaker dan rechts, in de Eerste Kamer. Van de ongeveer zestig wetten die er met steun van de oppositie doorheen kwamen, kregen er zo’n 45 steun van links en vijftien van rechts. De linkse oppositie steunde het kabinet lange tijd bij het verlengen van wetten die de coronamaatregelen mogelijk maakten, en hielp Rutte IV aan meerderheden voor het klimaatbeleid, bijvoorbeeld bij wetgeving rond CO2-belastingen voor bedrijven of de invoering van de vliegbelasting. Wetten over rechts hadden vaak een relatie met terrorismebestrijding of financiële steun aan bedrijven als KLM. Een opmerkelijke combinatie van onder meer SP en SGP hielp de huidige stikstofwet aan een meerderheid: GroenLinks en PvdA vonden die niet goed genoeg.

Is vaker over rechts gaan, zoals Nanninga wil, voor het kabinet een serieuze optie? Uit onderzoek van EenVandaag bleek afgelopen week dat kiezers van de coalitiepartijen hierover verdeeld zijn: D66- en ChristenUnie-kiezers willen door met de samenwerking over links, veel VVD-kiezers – en in mindere mate CDA’ers – willen vaker over rechts. Maar als Rutte IV de eigen ambitieuze doelstellingen op het gebied van bijvoorbeeld klimaat- en stikstofbeleid wil halen, lijkt een route over rechts onwerkbaar. BBB en JA21 zijn sceptisch over de ernst van de klimaatcrisis en voelen niets voor de wettelijk vastgelegde kabinetsambitie om in 2030 de CO2-uitstoot met 55 procent te verlagen. Hetzelfde geldt voor de wijziging van de stikstofwet die nog door het parlement moet, waarin het halveren van uitstoot naar voren wordt gehaald, van 2035 naar 2030.

Op een ander belangrijk dossier, asiel, keert de rechtse oppositie zich tegen de spreidingswet die gemeenten kan dwingen asielzoekers op te vangen. JA21-lijsttrekker Nanninga zegt dat haar partij over veel dingen met het kabinet wil praten, maar als het om de „dwangwet” gaat, is er „geen onderhandelingsruimte”, zegt ze. Ook daar lijkt staatssecretaris Eric van der Burg (Justitie en Veiligheid, VVD) dus aangewezen op steun van de linkse fracties.

‘Niet nodeloos complex’

Vanuit GroenLinks en PvdA is te horen dat het kabinet zich op al deze onderwerpen niet rijk mag rekenen. De wetgeving moet wel goed genoeg zijn, waarschuwt PvdA-lijsttrekker voor de Eerste Kamer Mei Li Vos. „De stikstofwet moet het probleem echt oplossen en de bouw van het slot halen. En we zijn voor het idee van solidariteit in de spreidingswet, maar de wet moet niet nodeloos complex zijn.”

Hoewel links eisen kan stellen, is het niet de verwachting dat GroenLinks en PvdA snel tegen stikstof- of klimaatwetten zullen stemmen, omdat dit het beleid kan vertragen. Daarnaast riskeren ze met zo’n opstelling dat wetten die het klimaatbeleid volgens links verslechteren, het met hulp van rechts wél halen, bijvoorbeeld de versoepeling van de productiebeperking voor kolencentrales, een noodmaatregel die minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) vanwege de oorlog in Oekraïne nam. Die maatregel is al ingegaan, maar moet nog wettelijk worden vastgelegd.

Als het om wetgeving gaat, hielp links het kabinet ook vaker dan rechts

Ook het afbouwen van de populaire subsidies op zonnepanelen, de salderingsregeling, zou in theorie nog een rechtse meerderheid in de Eerste Kamer kunnen halen nu GroenLinks en PvdA zich onlangs tegen afschaffing hebben gekeerd.

Het is voor GroenLinks en PvdA dus nog niet zo makkelijk het kabinet één kant op te sturen. De beste manier daarvoor blijven de jaarlijkse begrotingsonderhandelingen. Op een campagnebijeenkomst in Zeeland formuleerden PvdA en GroenLinks vorige week alvast hun inzet: de honderden miljoenen die het kabinet wil besparen in de jeugdzorg en ouderenzorg moeten van tafel, net als fiscale maatregelen die ervoor zorgen dat jonggehandicapten met een uitkering en bijstandsgerechtigden er minder op vooruit gaan dan werkenden. Gebeurt dat niet, dan stemmen de linkse partijen dit najaar tegen de begrotingen van het kabinet, zeggen ze. Het zou goed kunnen dat rechts deze opstelling steunt, want partijen als BBB en JA21 zijn ook tegen de bezuinigingen in de jeugdzorg.

Is dat een serieus dreigement of vooral campagneretoriek? Hoogleraar parlementaire geschiedenis Bert van den Braak denkt het laatste. Hij publiceerde vorige maand het boek De Eerste Kamer 1996-2021 – Tussen nuttig en overbodig. „GroenLinks en PvdA moeten dan de voltallige oppositie weten te bewegen om tegen de begroting te stemmen. Dat is niet erg waarschijnlijk”, zegt hij. Als het wél gebeurt, is het volgens Van den Braak „een zodanige afstraffing dat het kabinet eigenlijk alleen zijn ontslag kan aanbieden”. Hij moest lang zoeken, maar vond in de geschiedenis één moment waarop de Eerste Kamer de begroting verwierp: in 1907, uit onvrede over bezuinigingen op het leger. Het betekende inderdaad het politieke einde van het toenmalige kabinet-De Meester.