N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De laatste bladzijde Uitvaartondernemer Lies Oosterveld was „obsessief met haar vak bezig”. Ze maakte elke uitvaart persoonlijk, ook die van haarzelf.
„Life’s a bitch and then you die”, stond boven de overlijdensadvertentie van Lies Oosterveld. Weinig 65-jarigen worden uitgeluid met een aan een hiphopnummer ontleende regel, maar in haar geval paste het. Bij de afscheidsceremonies die ze als uitvaartverzorger mee vormgaf meed Oosterveld liefst de clichés. Een vaarwel moest passen bij de overledene. Dan was niets te gek.
Daar kwam bij dat Oosterveld de afgelopen decennia graag naar gangstarap luisterde. Veel van de popidolen uit haar jeugd vond ze blasé geworden, drukker met het onderling uitwisselen van topmodellen dan met muziek. In hiphoppers herkende ze de rauwe en dwarse kant die ze zelf ook had.
Oostervelds wortels lagen deels aan de andere kant van de wereld. Haar vader en moeder leerden elkaar kennen in de jaren van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Hij was een van de tweehonderdduizend jonge Nederlanders die werden uitgezonden. Zij had een Indische achtergrond en een beroemde vader, Willem Walraven, een literator/journalist die scherp schreef over de Europeanen in Nederlands-Indië en de maatschappelijke verhoudingen daar.
Na de soevereiniteitsoverdracht kwam het echtpaar op de Veluwe in een pension terecht. Vader werd rijexaminator op de kazerne in Blerick. Moeder werd huisvrouw. Hun eerste kind werd nog op Java geboren. Lies kwam in 1957 in Venlo ter wereld.
Als kind ontpopte Oosterveld zich als „een vlijtig Liesje, dat altijd in de weer was”, weet dochter Jill van gesprekken met haar moeder. „Lief en zorgzaam. Tegelijkertijd opstandig en kritisch, zeker als ze onrecht zag. Misschien had ze die trekken van Willem Walraven meegekregen.” Rebelleren hoorde ook bij de tijdgeest. „Al op haar vijftiende ging ze naar een van de ruigste kroegen van Venlo. Daar stond ze haar mannetje. Mensen waren eerder bang voor haar dan zij voor hen.”
Te jong voor het mortuarium
Oosterveld ging na haar middelbare school in de zorg werken. Op die manier maakte ze kennis met het mortuarium van het Venlose ziekenhuis. Dat leek haar wel wat, maar men vond haar te jong voor die plek. Later ging ze er alsnog werken. „Haar relatie met de dood had iets dubbels”, legt haar dochter uit. „Enerzijds was ze er bang voor, anderzijds wilde ze de dood begrijpen en zich ermee verzoenen.”
Door het overlijden van Oostervelds vader in 1997 ontstond bij haar het idee om zelf uitvaartondernemer te worden. „Ze vond de uitvaart te standaard. Dat kon ze zelf beter, was haar idee. De uitvaart van haar eigen moeder in 1999 was de eerste die ze leidde.”
Het laatste afscheid kreeg in het nieuwe millennium steeds vaker een persoonlijker karakter. Oosterveld liep voorop bij die ontwikkeling. „Weg van het saaie, onpersoonlijke wilde ze, weg van de grijze muizen met hoge hoeden en de slappe koffie met cake. Nabestaanden kregen te horen vooral hun wensen kenbaar te maken. Ze kon alles regelen, zei ze dan. Alleen aan spijt achteraf viel niets meer te doen. Haar perfectionisme was te zien tot in de kleinste details. Ze was obsessief met haar vak bezig, ging gekapt en met make-up slapen, zodat ze elk moment kon uitrukken.”
Rhea Strik leerde Oosterveld kennen bij de uitvaart van haar vader in 2013. „We wilden een bijzonder afscheid en kregen haar naam door. Toen ze in de deuropening verscheen, wist ik onmiddellijk hoe bijzonder ze was: de mens en de uitvaartverzorger vielen samen. Ze stond als een huis en dacht aan alles. De herdenkingsplechtigheid van mijn vader vond plaats in de besloten tuin van een horecagelegenheid in Steyl. Daar lag hij op een plank gewikkeld in een doek. Daarna hebben we hem, een oud-schipper, met een accordeonist voorop naar het veer over de Maas gebracht. In Baarlo, het dorp aan de overkant is hij gecremeerd.”
Uit de uitvaart volgde een vriendschap, wat Oosterveld normaal afhield. Strik: „We hadden iets speciaals met elkaar. Misschien omdat we allebei niet voor gemiddeld gingen.”
Erg dominant
In de zaak kreeg Oosterveld tien jaar geleden gezelschap van haar zoon Vince. Oudere zus Jill: „Ik heb, toen ik nog thuis woonde, ook weleens meegeholpen, maar uiteindelijk voor een ander vak gekozen. Omdat ik haar werkenergie moeilijk te verenigen vond met een goede moeder-dochterrelatie. Vince zat ze net zo goed dicht op zijn huid. Ze was erg dominant. Dat knetterde soms, maar leidde vooral tot een enorme loyaliteit tussen die twee.”
In maart kreeg Oosterveld last van pijn op de borst en benauwdheid. Naar de dokter ging ze aanvankelijk niet. „Dat was lastig in te passen in haar werkagenda”, legt Jill uit. „Misschien hadden haar klachten ook te maken met een griepje.” Op een avond werd het haar toch te bar en belde ze de huisartsenpost. Hoelang ze al last had, luidde de vraag daar. Een paar weken, antwoordde ze eerlijk. Dan kon ze niet komen.
Op Tweede Paasdag kwam Oosterveld met opnieuw flinke pijn alsnog op de huisartsenpost terecht. Daar dachten ze aan een door stress verkrampte borstspier. Een hartfilmpje werd niet nodig geacht. Een pijnstiller moest voldoen. Achteraf denkt Theo Nooten (65), haar partner in de laatste vijf jaar, dat ze opvallend gelaten was. „Normaal zou ze haar plek hebben opgeëist. Nu liet ze vooral mij het woord voeren.”
De daaropvolgende nacht werd Theo rond vier uur wakker. Hij dacht dat zijn partner uit bed was, maar stak voor de zekerheid zijn hand uit naar haar plek. Daar voelde hij Oostervelds toen al koude lichaam.
Theo: „Lies had iets Cruyffiaans.” Jill: „Zijn ‘Je gaat het pas zien, als je het doorhebt’ gold ook voor haar. Ze hechtte erg aan haar eigen gelijk. Meestal had ze dat ook.” Theo: „In haar vak was alleen Champions League-niveau goed genoeg.”
Op Oostervelds eigen verzoek klonk bij haar uitvaart de herkenningstune van die internationale voetbalcompetitie. Haar dochter: „Vooraf dacht ik: is dat niet een beetje tacky en ordinair? Maar toen dat muziekstuk klonk op het moment dat ze op een plank, gewikkeld in een sprei en omgeven door dierbare spulletjes en lieve briefjes de crematieoven inging, paste die muziek geweldig.”