Vier jaar geleden besloot de Muntschouwburg in Brussel om met Kerst 2024 uit te pakken door de film Fanny en Alexander als opera te brengen. Briljante gedachte: een gelaagde vertelling rond twee kinderen die à la Hans en Grietje worden opgesloten door een wrede manheks. Een kerstverhaal bij uitstek dat via een boos sprookje toch uitmondt in een happy end. De Zweedse Mikael Karlsson componeerde een waterval van quasi filmische muziek, die het verhaal niet illustreert maar voortstuwt. Royce Vavrek beende met een behendig libretto voor 16 stemmen het gecompliceerde verhaal uit tot een intense geschiedenis over machteloosheid en de fantasie als tegengif.
De film is van Ingmar Bergman, dus Ivo van Hove was de gedroomde regisseur. Wereldberoemde theatermaker en idolaat van Ingmar Bergman, misschien wel zijn mooiste toneelstukken gaan terug op diens films.
En toen werd het zomer 2024. Van Hove raakte in Amsterdam verwikkeld in een onderzoek naar intimidatie en machtsmisbruik. Bij de Muntschouwburg ontstond onrust, sommige medewerkers meenden zelfs dat zijn regie geannuleerd zou moeten worden, meldde onder meer de VRT.
Zover is het niet gekomen. Nu biedt Fanny and Alexander van de Muntschouwburg een grootse operaervaring, en dat is te danken aan de geïnspireerde, liefderijke regie van Van Hove. Hij houdt van die film, je voelt het elk moment. Hij houdt sowieso van film, hij maakt er geen geheim van. Zo laat het libretto Alexander kwellen door twee dode spookmeisjes, die Van Hoves medecinefielen direct en tot hun tevredenheid herkennen uit de Kubrick-film The Shining.
De vijftienjarige Alexander wordt bewonderenswaardig sterk gezongen en geacteerd door zijn leeftijdgenoot Jay Weiner
Poppentheater
Fanny and Alexander begint stralend, harmonisch met een familiediner. Anders dan in de film breit de muziek al snel een bitter randje eromheen. En al snel ervaren we dat er sprake is van overspel, bedrog, vernedering, egomanie, ook binnen deze gelukkige familie, die lijkt op alle andere gelukkige families.
De vijftienjarige Alexander, bewonderenswaardig sterk gezongen en geacteerd door zijn leeftijdgenoot Jay Weiner, speelt in een poppentheater de volwassenen na – een voorbode van een toekomst als theatermaker.
Zijn zusje Fanny vertelt hij verhalen met een toverlantaarn – de cineast in de dop. Daar duikt de geest van zijn dode vader op. Een tovermoment en Van Hove weet beter dan die sentimenteel te maken of te laten rijmen met Hamlet, zoals in Bergmans film. Geen tijd voor tranen, geest en zoon troeven elkaar af met een verrukkelijk duet bestaande uit het heen en weer ketsen van alle vieze woorden die ze kunnen verzinnen, en krijgen de slappe lach. Het is een superieure scène: dit is Alexander, dit is zijn fantasie, zo verkropt hij zijn rouw.
Dat vermogen tot fantasie komt hem duur te staan. Zijn stiefvader, een kwezelige reli-fanaat, verdraagt zijn verbeelding niet, hij beschouwt Alexander als een pathologische leugenaar. Thomas Hampson zingt en speelt de stiefvader alsof hij Graaf Dracula is, gesecondeerd door de ruige schwung van mezzosopraan Anne Sophie von Otter als zijn sadistische huishoudster.
Moeder
Alle kleur is nu weg, het podium is kaal, de personages staan alleen. Hier kiest Van Hove voor de stijl van het filmexpressionisme uit de jaren 20, met glamour voor de griezel en angst voor elke gewone mens. Maar hoe zijn ze daar terecht gekomen, waarom doet de moeder niets?
Van Hoves regie faalt bij die moeder, ondanks de warme mezzo van Sasha Cooke. Haar rol is er een in zandkleur. Traditioneel bezorgd, oppervlakkig, onbegrijpelijk in haar handelingen die Ingmar Bergman in de film ondersteunde met psychologische diepte. Ook zusje Fanny komt er bekaaid af. Een clichémeisje in een nostalgisch jurkje, meer mag ze niet zijn. Vermoeiend zijn verder de grote videoportretten, handelsmerk van Van Hove en zijn scenograaf Jan Versweyveld, hier afleidend en overbodig, want voor zulke accenten is er de muziek.
Maar hij revancheert zich in de grote scène waarin blijkt dat Alexander zichzelf redt door zijn verbeelding niet te laten stuiten. In een groot duet met een soort reddende engel, ingevuld door de indrukwekkende countertenor Aryeh Nussbaum Cohen, gaat Van Hove los. Met golvende filmbeelden, spiegelingen, heftige choreografie en verliefd op de zware androgyne gestalte van Nussbaum maakt hij waar dat wonderen bestaan als je ze echt nodig hebt.
Het einde rijmt op het begin: de geweldige sopraan Susan Bollock als de mater familias zwerft rond de eettafel. A capella bezingt ze de melancholie van het leven. De familie arriveert. Het is lente, er is geluk, er zijn twee nieuwe baby’s (allebei veilig vaderloos, al wordt dat niet benoemd).
Er is nieuw leven, er is nieuwe tragiek. Er is film, er is opera.