Levenslessen van een 103 jaar oude arts: ‘Echte gezondheid heeft niets te maken met alleen een medische diagnose’

Dat ze nu al meer dan honderd jaar rondloopt op de planeet, had ze als klein meisje nooit kunnen dromen. Opgroeiend als dochter van rondreizende missionarissen die medische hulp boden in Mussoorie in India, halverwege het Himalaya-gebergte, klom de kleine Gladys liever in bomen dan dat ze een boek las. Op de lokale Engelse school, tussen de kinderen van hoge Britse overheidsambtenaren en officieren, kon ze maar moeilijk aarden. Ze had dyslexie – ook al bestond er toen nog geen woord voor dat probleem – en dacht dat ze dom was en daarom slecht presteerde. Het sloeg een deuk in haar zelfvertrouwen. Nu, 103 jaar oud, kan Gladys McGarey best lachen om die periode. Inmiddels stelt ze ook vast dat de worsteling die ze in haar jonge jaren had, slechts een kort hoofdstuk in haar leven is geweest.

Nadat ze in 1935 naar de Verenigde Staten migreerde, studeerde McGarey medicijnen, trouwde, kreeg zes kinderen, bouwde een succesvolle carrière op als holistisch arts en publiceerde in 2022 The Well-Lived Life, een wereldwijde bestseller die nu ook in het Nederlands is verschenen met als titel Het goedgeleefde leven.

Haar boek, met als ondertitel ‘De zes geheimen van een 103-jarige arts om op elke leeftijd gezond en gelukkig te zijn’, is een wat curieuze mengeling van een biografie en een zelfhulpboek. Na ieder hoofdstuk geeft ze tips en oefeningen hoe bijvoorbeeld ‘het leven te omarmen’ of hoe ‘je juice te vinden’.

Het lijkt het zoveelste zelfhulpboek voor een gelukkiger leven, maar wat dit verhaal interessant maakt is dat McGarey, die in Ohio een praktijk opzette, als een van de weinige vrouwelijke artsen tegen heel wat vooroordelen moest opboksen. Bovendien beschrijft ze hoe ze met haar man, de inmiddels overleden arts Bill McGarey, vanaf de jaren vijftig een andere visie op de westerse geneeskunde ontwikkelde, gebaseerd op oosterse en inheemse culturen, wat destijds zeer ongebruikelijk was. En nog steeds worden haar opvattingen, over dat ziekten ook inzicht kunnen geven over leven en ziel, als radicaal beschouwd.

„Echte gezondheid heeft niets te maken met alleen een medische diagnose stellen of het verlengen van een leven gewoon omdat het kan”, zegt McGarey in een Zoom-gesprek vanuit haar huis in Scottsdale, Arizona. „Als arts kan je klachten en ziekten op de reguliere wijze behandelen, maar ware gezondheid gaat ook om hoe we met de wereld om ons heen leven.”

Ze vertelt dat ze de dag ervoor een drukbezochte signeersessie had in een boekhandel in het nabijgelegen stadje Tempe „waar het bomvol was”, en dat ze die avond ook nog naar de studio moet voor een opname van de podcast Women of Impact. Haar zoon John, die naast haar zit tijdens het interview, vertelt dat ze, sinds haar boek uitkwam, zo’n tweehonderd interviews heeft gegeven.

Hoe is het mogelijk dat u nog zoveel energie heeft?

„Ik zeg altijd: je moet een plan hebben waardoor je wilt blijven leven, waardoor je ‘juice’ blijft stromen. Iets wat voor jezelf belangrijk is. Juice kun je vertalen als ‘levensvreugde’. Het is de energie die je krijgt als je je bezighoudt met dingen die ertoe doen. Ik vind het fijn om mijn kinderen en kleinkinderen te zien opgroeien, maar daarnaast heb ik ook mijn eigen activiteiten. Ik vroeg patiënten ook altijd of ze een doel hebben in hun leven, als ze dat niet hadden dan kon ik ze misschien een beetje oplappen maar niet beter maken.”

U schrijft dat holistische geneeskunst niet moet worden verward met alternatieve geneeswijzen.

„Het gaat om de benadering. Ik zie ieder individu als een compleet en complex wezen, met unieke reeks fysieke, psychologische en spirituele kenmerken en met een hoeveelheid doelen die hij of zij in het leven moet vervullen. Ziel en lichaam zijn verbonden en bij gezondheid gaat het er ook om dat iemand het gevoel heeft zijn talenten met de wereld te kunnen delen.”

In uw boek wijst u op een Harvard Study of Adult Development, daarin wordt gesteld dat de kwaliteit van de relaties die we op vijftigjarige leeftijd hebben de belangrijkste voorspeller is van ons welzijn op tachtigjarige leeftijd.

„Ik heb veel gereisd en de grootste gedeelde blijdschap trof ik aan op plekken waar mensen samenwerkten, vaak in heftige of moeilijke omstandigheden. Ik denk dat mensen het gelukkigst zijn als ze een bijdrage kunnen leveren aan een collectieve levenskracht en eruit kunnen putten, dat gaat dan vanzelf ook weer over de gezondheid. We zijn sociale wezens, we zijn ervoor gemaakt om samen te zijn.”

Maar gezondheid komt toch niet alleen maar voort uit het gevoel verbonden te zijn met anderen? Wat als je een been breekt?

„Uiteraard. Als je een botbreuk hebt, dan moet dat gezet worden. Mijn visie sluit reguliere geneeskunde niet uit.”

Zelf bent u er jong al achter gekomen wat uw dreef, wat uw missie moest zijn in het leven.

„Toen ik een jaar of acht was kwam er een man in ons kamp met een gewonde olifant. Er zat een bamboesplinter in zijn voorpoot. Mijn moeder haalde die splinter eruit en vroeg mij om het ontsmettingsmiddel klaar te maken. Toen ik met de bak kaliumpermanganaat naar de olifant liep, was ik zo intens gelukkig. Ineens wist ik: ik wil arts worden. Het besef dat ik geneeskunde wilde studeren, gaf mij kracht. Later heeft een lerares op school mij geholpen met mijn dyslexie. Ze vond een manier waardoor ik kon lezen, ik kreeg weer zelfvertrouwen. Het gaf mij het gevoel dat ik op een betekenisvolle wijze deel kon uitmaken van de wereld.”

Tijdens uw geneeskundeopleiding gedurende de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten had u als vrouw met nogal wat seksisme te maken.

„In de jaren veertig liep ik co-schappen in Ohio, in het eerste algemene ziekenhuis in Cincinnati. Daar werkte geen enkele vrouwelijke arts. Als ik nachtdienst had, was er geen plek voor mij. Mannelijke artsen hadden een kamer om in te slapen, ik moest zelf een kussen en deken meenemen en sliep op de röntgentafel. Het hoofd van de afdeling orthopedische chirurgie meende dat vrouwen geen arts behoorden te zijn, en al helemaal niet als ze zwanger waren. Ik was in verwachting van mijn eerste kind en hij roosterde me expres om halfacht in voor het spreekuur. Dat betekende dat ik niet eerst kon eten, want de kantine ging pas om acht uur open. En hij riep me voor ieder klusje, zodat ik nauwelijks rust kreeg.”

In de jaren zestig en zeventig zette u zich al in voor thuisbevallingen. Op 86-jarige leeftijd bent u nog naar Afghanistan gegaan om daar vrouwen te helpen.

„Mijn broer Carl, ook arts, was daar actief in lokale plattelandsgemeenschappen. In die tijd was de sterfte onder zwangere vrouwen een van de hoogste ter wereld. We wisten alleen niet wat de oorzaak was. Eenmaal daar, kwam ik erachter dat deze vrouwen zonder toestemming van hun echtgenoot niet mochten praten, ook niet met een arts. Samen met een vrouwelijke collega zijn we een aantal dorpen langs gegaan en daar kwamen we direct met vrouwen in gesprek. Ze vertelden ons dat ze tijdens de bevalling vastten. Daardoor waren ze verzwakt en konden ze moeilijk persen tijdens de weeën. Vaak kwam het kind er niet op tijd uit. Ook werd de navelstreng meestal niet steriel doorgesneden, dat vergrootte weer de kans op infecties bij pasgeborenen. Die problemen konden we dus eenvoudig oplossen, het was puur een gebrek aan communicatie waardoor het misging.”

Wat heeft u daarvan geleerd?

„Hoe belangrijk het is om te luisteren. En het belang van een veilige omgeving. Hierdoor durfden die vrouwen over hun ervaringen te vertellen. We hebben trouwens veel gelachen. Ik legde op een gegeven moment uit wat sperma is. Een van de vrouwen vroeg: ‘Hoeveel spermacellen zijn er dan om een eitje te bevruchten?’ Ik zei dat het er miljoenen waren, maar dat het aan de vrouw is welke zaadcel uiteindelijk voor de bevruchting zorgt. Ze hieven hun handen in de lucht en riepen: ‘Hoera! Eindelijk hebben we een keuze!’”

In 1978 richtte Gladys McGarey, samen met haar man Bill McGarey en een paar anderen de American Holistic Medical Association op. Ze beoefende in die tijd al acupunctuur en pleitte ervoor om voedingsleer in de reguliere geneeskunde op te nemen. In haar boek beschrijft ze hoe zij en haar man geregeld te maken hadden met wantrouwen of afwijzing van hun opvattingen. ‘Wanneer holistische geneeskunde zegt dat de geest van invloed kan zijn op het lichaam,’ schrijft ze, ‘denken sommige mensen dat we daarmee bedoelen dat de patiënt zijn of haar ziekte zelf heeft veroorzaakt. Het idee dat mensen van hun lijden kunnen leren, zou op die manier betekenen dat ze het verdienen.’ Dat soort martelaarschap wil ze echter niet aanmoedigen. Wel is ze ervoor dat mensen niet weglopen van het lijden.


Lees ook

‘Elke romantische liefde is na anderhalf jaar over’

Werner Bartens. Foto: Stefan Hobmaier

Waarom moeten we dat niet doen?

„Het leven is hard, en je kunt dus beter maar het ongeluk of de moeilijke dingen die je tegenkomt aangaan. Een positieve houding om problemen aan te gaan is belangrijk.”

Maar in uw boek heeft u het ook over ‘toxische positiviteit’ en hoe uw man op een gegeven moment zei dat u ‘té positief bent’.

„Mijn echtgenoot zei tegen mij: je zegt de hele tijd maar wonderful. Waarom moet alles zo geweldig zijn? Volgens hem schrikte ik daar mensen mee af. Ik heb toen een week geprobeerd om dat woord niet te zeggen, maar ik kon het niet. Ik zei tegen Bill: ik kan het niet laten, het maakt deel uit van wie ik ben. Als het andere mensen irriteert, sorry, dan is dat jammer, ik ben nu eenmaal zo.”

Een van de donkerste perioden in uw leven was toen u zeventig was en uw man met u brak.

„Dat was heel zwaar. We waren 46 jaar samen geweest en ineens kondigde hij aan dat hij zijn vrijheid nodig had. Een paar maanden later kreeg ik een brief waarin stond dat hij met een verpleegster uit onze kliniek ging trouwen. Dat was vreselijk. We hadden samen zoveel opgebouwd, ik kon me niet voorstellen geen verbinding met hem te hebben. Ik zat destijds in mijn auto op weg naar mijn lege huis en ik was aan het gillen, ik zag geen toekomst en was ten einde raad. Toen ben ik langs de weg gestopt. Ik dacht: zo ga ik me de rest van mijn leven dus niet voelen. Ineens kwamen de woorden: ‘This is the day the Lord has made. Let us rejoice and be glad’. Toen ben ik naar huis gegaan en heb mijn nummerbord veranderd in ‘Be Glad’. Zo kan ik mezelf er iedere dag aan herinneren: „You have to be glad.”

Hoe voelde dat, dat uw eigen man zich zo tegen u keerde?

„Het was moeilijk. Uiteindelijk heb ik hem een brief gestuurd. Daarin schreef ik hem: dank dat je me mijn onafhankelijkheid hebt gegeven. Toen we samen waren, was ik toch te veel gericht op hem. Nu was ik alleen nog verantwoordelijk voor mijzelf.”

Heeft uw man destijds positief op die brief gereageerd?

„Nee, maar dat hoefde hij ook niet te doen. Ik had mijn onafhankelijkheid en zijn acceptatie niet meer nodig.”

Wat is uw advies aan anderen die zoiets doorstaan?

„Geef niet op, bij dat soort verlies krijg je ook weer een nieuw perspectief op het leven. Je komt in een positie waarin je eigen keuzes kunt gaan maken. Iets is veranderd waardoor je in de gelegenheid komt om te doen wat je wilt doen. Ga ervoor!”