‘Je kindertijd is als dronken zijn. Iedereen weet nog wat jij deed, maar zelf ben je het vergeten.” „Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar moet voorwaarts geleefd worden.” En: „Masturbatie is de dief van de tijd.”
De levenslessen die Grace als kind leert, passen eerder op een bierviltje dan een tegeltje. Het was dan ook een tragische tijd, zoals we tijdens de Australische animatiefilm Memoir of a Snail zullen leren: Dostojevki in een lederen tuigje, met swingers en lege drankflessen.
De film begint toepasselijk: een raspende laatste ademhaling en een doodsschreeuw. De bejaarde Pinky overlijdt in haar bed. En daarmee heeft protagonist Grace helemaal niemand meer. Hoe is dat zo gekomen? In een verdorde moestuin vertelt Grace haar levensverhaal aan haar favoriete slak Sylvie (vernoemd naar Sylvia Plath). De rest van de film speelt zich af in flashbacks, groezelig geanimeerd met claymation en met snik verteld door Sarah Snook (Succession).
Grace’ moeder overleed tijdens de geboorte – zoals slakkenmoeders doen. Maar afgezien daarvan waren haar eerste levensjaren gelukkig. Tweelingbroer Gilbert beschermde haar tegen pestkoppen en eenzaamheid – ze „deelden een hart”. En haar verlamde vader maakte de armoede dragelijk, ondanks zijn krasloten-, drop- en whiskyverslavingen. Hij maakte het slakkenhoedje dat Grace altijd op heeft: de ogen zijn de jongleerballen waarmee hij geld verdiende voor zijn aanrijding. De kinderen zorgen ook een beetje voor hem; als hij stikt in zijn slaap kunnen ze hem alleen wekken door te applaudisseren.
Maar dan wordt hij niet wakker. Grace en Gilbert klappen voor zijn dood. De tweeling wordt gescheiden en in verschillende pleeggezinnen geplaatst. Gilbert groeit op bij sektarische christenen die bidden voor de appeloogst. Grace bij een stel swingers die zweren bij zelfhulpboeken, lachtherapie en hun favoriete kleur: beige.
Haar leven belandt in een neerwaartse spiraal. De puberteit trekt als een kudde buffels over haar gezicht, haar grote liefde blijkt een seksfreak, en ook haar pleegouders swingen uiteindelijk verder. Grace verdwijnt in haar obsessie voor slakken: die slijmerige maar schattige beesten die zich zo makkelijk kunnen verstoppen in hun huizen.
Daar gaat deze film van regisseur Adam Elliot over: mensen die zichzelf opsluiten in gevangenissen van angst, eenzaamheid en ambitie. En hoe een beetje liefde je daaruit tilt.
In een live-actionfilm was dat nooit gelukt; te zwartgallig, te deprimerend – het zou traumaporno worden. Maar Elliots animatie maakt de film lichtvoetig. Zijn figuren hebben de schattige grote ogen van Disney-cartoons, maar rimpels en wallen als littekenweefsel. Zijn Australië zwelgt in sepiatinten, maar is ook rijk aan kinderlijk humoristisch detail. De animatie is het best te beschrijven als: een sigarettenpeuk uitgedrukt in de aardappelpuree. Humor, huiselijkheid en verdriet zitten in elk beeld. Daardoor wisselt de film sneller van tearjerker naar komedie dan je ooit hebt gezien.
Bijzondere diepgang
Het doet denken aan de tekenserie Bojack Horseman, over een paard dat ooit komedieheld was, maar nu worstelt met verslavingen, narcisme, depressie en roem. Zoals Memoir of a Snail kon die serie leed ophopen zonder dat het oversloeg naar deprimerend. Animatie behoudt door abstractie een zekere afstand tot de kijker, waardoor zware onderwerpen lichter behandeld kunnen worden. En sommige zaken komen beter binnen, omdat het de kijker ruimte geeft zijn eigen ervaringen in te vullen.
Het kostte Elliot acht jaar om Memoir of a Snail te maken. Zijn vorige speelfilm dateert zelfs uit 2009: Mary and Max opende toen het Sundance Festival. Die tijd heeft hij gebruikt om een wereld met bijzondere diepgang te creëren. De film is eindeloos ‘herkijkbaar’. Elke keer ontdek je een nieuwe grap: hoe Pinky in elke scène een Cubaanse sigaar rookt, zelfs als ze naakt danst in Schnitzelbar Schnitz ‘n’ Tits. En is dat Nick Cave die mijmert: „Ik wil schipbreuk lijden tussen je dijen”?
Of een nieuwe betekenis: dat de kinderen tragische romans van Kafka, Plath, Steinbeck en Salinger lezen lijkt een grapje, maar zegt ook veel. Mensen ontsnappen in verhalen van mensen die willen ontsnappen.
Zo wordt Memoir of a Snail uiteindelijk ook een parabel voor je eigen jeugd: je kunt er eindeloos in graven, en altijd met een nieuw inzicht naar boven komen.
James Gunn kan zich wel iets voorstellen bij mijn constatering dat zijn nieuwe Superman, David Corenswet, een Tom Hanks-vibe heeft. Maar hij steigert als ik hem ‘goofy’ (mal) noem. „Ik ontken dat Superman mal is. We verdiepen ons serieus in zijn persoonlijkheid. Wel is de film grappig, bevat hij humor.”
Voor regisseur James Gunn (58), die we via Zoom vragen mogen stellen over Superman, staat veel op het spel. De zomerblockbuster, die hij zelf schreef en regisseerde, moet de toon zetten voor een nieuwe lichting superheldenfilms van stripboekenbedrijf DC Studios, waarvan hij sinds kort mede-directeur is.
Gunn begon zijn loopbaan bij de campy horrorstudio Troma, maakte daarna voor studio Marvel een drietal speelse hitfilms rond het galactische superheldenteam Guardians of the Galaxy en werd in 2018 tijdelijk door moederbedrijf Disney gecanceld nadat oude, grappig bedoelde tweets over de Holocaust en pedofilie opdoken. Toen Disney hem weer in genade aannam – de cast van Guardians of the Galaxy wilde zonder hem geen derde film maken – was James Gunn al half overgestapt naar Marvels rivaal DC, thuishaven van Superman, Batman en Wonder Woman.
Regisseur James Gunn veronderstelt Supermans ‘origin story’ als bekend en valt met de deur in huis, met een Superman die bloedend neerstort.
Wagneriaans
Nu probeert hij dus Superman nieuw leven in te blazen. Maar is het wel zo’n geschikt moment? Het bioscooppubliek lijkt klaar met superhelden, alleen films die ze op de hak nemen scoren nog. Gunn gaat dan ook wijselijk voor humor, heel anders dan zijn voorganger Zack Snyder, onder wie DC in statig Wagneriaans gebral verviel. Snyders Superman (Henry Cavill) was in Man of Steel (2012) een onbegrepen emo die in een vervolgfilm stierf na een broederstrijd met zuurpruim Batman om weer een film later messiaans uit zijn graf te herrijzen. Met die van Christopher Nolan afgekeken gravitas hoopte DC zich te onderscheiden van de luchtige aanpak van rivaal Marvel.
Die eenzame Superman was wel erg ver verwijderd van de zonnige alien Kar-El van planeet Krypton die als baby in Smallville, Kansas landt en op een boerderij tot een solide Amerikaan wordt opgevoed die als reporter Clark Kent zijn superkrachten inzet om levens te redden. De Superman van de stripboekjes is sinds 1938 al goedhartig, optimistisch en ongecompliceerd, en zo speelde acteur Christopher Reeve hem vanaf 1976 ook in een viertal iconische superheldenfilms.
Bij James Gunn hervindt Superman zijn onschuld. „In David Corenswet zocht en vond ik een acteur met veel komisch talent”, zegt hij. „Hij kan snelle dialogen leveren in de trant van David Mamet, Aaron Sorkin of oude films als His Girl Friday waaraan ik een voorbeeld nam. Met Christopher Reeve’s Superman deelt mijn versie een zekere speelsheid. Hij zit goed in zijn vel en vindt het heerlijk om een kitten uit de boom te redden en aan een klein meisje terug te geven.
„Het grote verschil met Reeve zit ’m volgens mij in Lois Lane [de liefde van Superman, red]. Zij is nu veel agressiever… of nee, laat ik zeggen: assertiever. Lois jaagt enorm vasthoudend op de waarheid en brengt Superman daarmee vaak in de verdediging. Reeve was dat nooit omdat zijn Lois Lane meer ingetogen was.”
Zo drijft ze Superman in de hoek als ze hem in een ‘proefinterview’ ondervraagt over zijn waarden en drijfveren. Superman staat dan met zijn mond vol tanden: hij is aandoenlijk naïef, bepaald geen denker. Gunn: „Wij willen allemaal wel Superman zijn: vliegen, wolkenkrabbers optillen en laserstralen uit onze ogen schieten. Maar hij wil niets liever zijn dan een mens die liefheeft en geliefd is. Superman wil erbij horen.”
James Gunn gebruikt in zijn verfilming veel humor.
Krypton
Gunn veronderstelt Supermans ‘origin story’ als bekend en valt met de deur in huis, met een Superman die bloedend neerstort. Dat beeld van een bloedende Superman triggerde hem, zegt Gunn. „Dat is vrij uniek, je beseft dan dat er echt iets op het spel staat.” Het lost ook een oud probleem van Superman deels op: zijn oppermacht en onkwetsbaarheid ondergraven de spanning. Daar helpt ook zijn vaste achilleshiel bij, het groene goedje kryptoniet dat ook Gunn op zeker moment tevoorschijn tovert.
Waarom zo’n abrupt begin, middenin het verhaal? Gunn: „Ik kan u een bullshitverhaal geven, maar ik test voor het schrijven allerlei concepten uit om het zwaartepunt van het script te vinden. Dit voelde als een geweldige kickstart, al bleek het best een worsteling te zijn tijdens de montage.”
Gunn negeert Supermans oorsprongsverhaal niet om origineel te doen, benadrukt hij. „De strips die ik als jongen las, gingen niet over zijn jeugd in Kansas maar over een universum bevolkt door bevriende superhelden en superschurken, door robots, reuzenmonsters, vliegende honden, heksen en wetenschap die eigenlijk ook hekserij is. Die wereld wilde ik tot leven wekken. En dat Superman tussen de explosies en actie door een kritische blik op zichzelf werpt.”
Gunn ontkent dat hij met zijn wat cartooneske Superman de notie van een ‘gedeeld cinematisch universum’ ten grave draagt. Ofwel: de oude succesformule van rivaal Marvel waarin speelfilms in een herkenbare huisstijl elkaar opvolgen als episodes van een tv-serie. DC’s nieuwe superheldenfilms spelen zich af in verschillende werelden: de Gotham-noir van de grimmige Batman (Robert Pattinson) laat zich lastig mengen met Supermans vrolijke circuswereld. Gunn: „DC Studios kent inderdaad geen huisstijl en produceert niet één soort film. We maken na Superman straks Peacemaker, met heel harde humor in een realistische setting. En Supergirl, een galactische fantasie, en ook Clayface, een 17-plus-horrorfilm. Ze zijn met elkaar verbonden als stripboeken van DC Comic, waar tekenaars en schrijvers hun eigen stijl in kwijt kunnen. En elk verhaal is weer anders.”
In het scherp geobserveerde en hartverwarmde bourgeoisdrama L’Attachement van de Franse regisseur Carine Tardieu smeedt verlies nieuwe sociale banden. Wat ingewikkeld is: soms hecht je jezelf te snel aan een ander, soms om heel andere redenen dan je denkt.
Plaats van handeling is Parijs, waar vader Alex zijn vroegwijze zoontje Elliot stalt bij Sandra, de overbuurvrouw in zijn portiek. Een noodgeval: echtgenote Céline bevalt. Ze overlijdt in haar kraambed, en met de zorg voor Elliot en baby Lucille moet weduwnaar Alex zijn verdriet binnen de perken zien te houden.
L’Attachement springt door de tijd in hoofdstukken gekoppeld aan de leeftijd van baby Lucille. Regisseur Tardieu fileert de rouwverwerking helder: haar personages zijn redelijk en intelligent, gekwetste gevoelens escaleren nooit in gooi– en smijtwerk. Dit is een troostrijke, wijze film.
We observeren de zaken meestal via buurvrouw Sandra. Zij is rond de vijftig, eigenaar van een feministische boekhandel en erg gesteld op haar privacy. Met kinderen heeft ze weinig, denkt ze. Maar buurjochie Elliot banjert gewoon binnen met droge observaties en confronterende vragen. En Sandra raakt nolens volens dieper betrokken bij het gebroken gezin in haar portiek.
Misschien hecht Elliot zich juist aan de afhoudende Sandra omdat ze niet moederlijk is; zijn dode moeder meteen vervangen zou emotioneel verraad zijn. Vader Alex maakt zichzelf op zijn beurt wijs dat hij valt voor Sandra, tot zij hem uitlegt dat die liefde uit pijn voortkomt. Hij is niet verliefd op haar, maar op de houvast die ze biedt nu hij worstelt met schuld, angst, verlies en isolement.
Onbewuste drijfveren
Als baby Lucille negen maanden oud is, dient zich voor Alex alsnog de ware liefde aan met kinderarts Emilia. Maar is zij niet te gretig, is hij er wel klaar voor? Als ze halsoverkop trouwen, geeft Alex haar – quasi humoristisch – pas na drie keer zijn ja-woord.
De duivel schuilt in zulke details; L’Attachement legt knap de vinger op de nuances van schuld, projectie, onbewuste drijfveren en leugentjes die we onszelf vertellen. Sandra, voortreffelijk vertolkt door Valeria Bruni Tedeschi, zou als wijze amateur-therapeut nogal onuitstaanbaar worden, ware het niet dat ook zij zichzelf maar wat wijsmaakt. Hoort ze buren kibbelen, dan peinst ze dat zulke geluiden haar eenzaam maken, hoe graag zij ook alleen is. Maar is zij wel zo graag alleen? Adopteert zij Alex’ gezin niet ook omdat ze zelf geadopteerd wil worden?
De dood slaat in L’ Attachement een gat, het leven vult dat op. Baby Lucille zien we opgroeien tot een peuter van 22 maanden: de katalysator, maar zonder emotionele bagage. Voor haar spreekt het nieuwe sociale netwerk dat zich vormt voor zich. Zij staat voor het leven, dat altijd een nieuwe bedding vindt.
Alles is grauw en treurig in het Litouwse plaatsje waar tiener Marija door haar moeder in Toxic wordt achtergelaten. De industrie die boven de huizen uittorent, de roestplekken die de muren vanbinnen en vanbuiten bedekken, de jeugd die alles wat verdooft slikt, snuift of naar binnen giet. Tegelijkertijd zijn de jonge vrouwen er volgens hedendaagse schoonheidsidealen vaak bloedmooi: mager, met opvallende jukbeenderen en eindeloze benen.
Hun uiterlijk zien ze dan ook als een van de weinige ontsnappingsmogelijkheden uit deze roestige vergeethoek. Een louche modellenschool maakt daar gebruik van en claimt een opstapje te bieden naar een internationale carrière. Het programma bestaat uit rondjes lopen, controleren of je slank genoeg bent én geld betalen aan de oprichters. Marija mankt en zag zichzelf nooit als modellenmateriaal, maar begint – om in de buurt te zijn van haar frenemy Kristina – deel te nemen aan het programma.
Saule Bliuvaite (1994) won met dit regiedebuut het Gouden Luipaard, de hoofdprijs van het filmfestival van Locarno, met strak gecomponeerde en bevreemdende beelden van cameraman Vytautas Katkus (1991). Die geven alle treurigheid in het stadje en het verhaal geregeld iets humoristisch en zelfs esthetisch, net als de absurde en videoclipachtige momenten. Het schept ook een soort afstand die helpt om niet volledig afgestoten te worden door een personage als Kristina, die snoeihard en onaardig is en – terecht waarschijnlijk– alleen bezig met haar eigen ontsnapping.
Kristina (Leva Rupeikaite) is in ‘Toxic’ alleen bezig met haar eigen ontsnapping uit grauw en treurig in het Litouws plaatsje.
Bruut en pijnlijk
Langzaam ontwikkel je toch enige sympathie voor de twee ‘vriendinnen’ en in hun slipstream de andere tieners in dit plaatsje die volhardend doen alsof ze volwassen zijn en enige controle hebben over hun toekomst. In de praktijk blijkt hun gewicht een van de weinige dingen waarop ze echt invloed hebben. Dus zien we hoe er wordt gekotst, watten worden gegeten en een lintworm ingeslikt.
Je voelt vanaf het begin dat dit onmogelijk goed kan aflopen. De overstap van het pijnigen van hun jonge lichaam om af te vallen naar andere manieren om het in te zetten om vooruit te komen, is niet groot. Hoewel het verlies van naïviteit en jeugdigheid in Toxic bruut en pijnlijk is om te zien, voelt Bliuvaite’s film toch als een verademing tussen andere rauw-realistische films over volwassen worden op de verkeerde plek of moment. Met haar beelden toont ze dat er tussen alle tragedie ook humor en schoonheid te vinden is – en af en toe een sprankje liefde. Zo sluit Toxic aan bij het poëtische sociaal-realisme van onder andere de Britse regisseur Andrea Arnold, die nooit opzichtig naar medelijden hengelt voor haar personages, ondanks al hun tragiek. Saule Bliuvaite en Katkus zijn makers om in het oog te houden.