Leven met een enkelband, hoe ziet dat eruit? Drie ex-gedetineerden vertellen openhartig: ‘Die enkelband gaat tussen je oren zitten’

Ex-gevangene S. draagt een enkelband en moet om zes uur ’s ochtends de deur uit. Maar vanwege zijn enkelband staat hij al om vier uur ’s ochtends op.

Waarom?

Vlak voordat hij zijn enkelband krijgt, verplaatst ex-gevangene K. thuis zijn koelkast van de keuken naar de schuur in zijn tuin.

Hoezo doet hij dat?

De enkelband haalt met grote regelmaat de nieuwskolommen, maar praat met mensen die er één hebben gedragen, en de ene na de andere vraag komt naar boven. Wáárom moest je zo belachelijk vroeg uit de veren? Om je enkelband op te laden? Kon je dat niet in je slaap doen dan? Nee? Hoezo niet? En wat heeft die koelkast er nou mee te maken?

Op voorwaarde van anonimiteit vertelden S. (56) en K. (36) openhartig over het dragen van een enkelband. Hoe is om ermee te lopen, te werken, te slapen, kortom: te leven, zoals jaarlijks zo’n drieduizend mensen doen?

De vraag is actueel nu van meerdere kanten de roep klinkt om de enkelband vaker in te zetten. Demissionair minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind (D66) noemt het een oplossing voor het nijpende tekort aan bewakers in gevangenissen. Een samenwerkingsverband van strafrechtjuristen en criminologen pleit ervoor de enkelband in te voeren als een op zichzelf staande straf, zoals de cel, de taakstraf en de geldboete dat al zijn. Zij zien de enkelband als een ‘slimme straf’, lieten zij optekenen in een burgerinitiatief dat ze onlangs overhandigden aan de Tweede Kamer en de minister.

K. zat acht jaar vast, van 2011 tot begin 2020. Hij handelde jarenlang in drugs, en werd veroordeeld voor een geweldsdelict dat hij naar eigen zeggen niet pleegde. Hij droeg een jaar lang een enkelband om onder de hoede van justitie te wennen aan zijn vrijheid. S. belandde in de gevangenis voor doodslag en poging tot doodslag en noemt zich een „ontkennende verdachte”. Hij zat vast van 2012 tot 2021. Hij werd voorwaardelijk in vrijheid gesteld en droeg zijn enkelband anderhalf jaar. Beiden hebben nu een vaste baan en het gaat hun goed.

De dag dat K. en S. werden vrijgelaten, deed justitie hen een enkelband om. Achteraf gezien, zeggen ze afzonderlijk van elkaar, hadden ze de impact onderschat. Ze waren meer onder de indruk van hun herwonnen vrijheid dan van die band om hun been. En de gevangenis ís ook erger, vinden zij. Niettemin: toen de enkelband er een jaar later weer afging, voelde het, zegt K., alsof hij werd verlost van handboeien. Van „mentale handboeien”, zoals hij het uitdrukt. „Die enkelband”, zegt hij, „gaat tussen je oren zitten.”

Extra lange broeken

Hoe ziet het ding er eigenlijk uit? Het is een grijze band, drie centimeter hoog, vanbuiten van hard rubber en vanbinnen van glasvezelkabel. En op die grijze band zit een zwarte, rechthoekige uitstulping van vijf centimeter hoog en drie centimeter breed. Daarin huist de accu en een computertje dat justitie in staat stelt de drager per gps te volgen.

Door die uitstulping springt de enkelband behoorlijk in het oog. En daarmee begint de mentale druk, want wat als mensen hem zien? K. droeg uit voorzorg een jaar lang geen korte broek. „Ook met een sok eroverheen kun je hem niet helemaal verbergen. Dan zie je een bobbel.” Hij kocht zijn broeken zelfs extra lang, vertelt hij, „want anders kroop de broekspijp misschien omhoog”.

S. kon na negen jaar gevangenschap eindelijk naar het strand, maar deed dat niet. „Ik had me doodgeschaamd als mensen het zouden zien”, zegt hij. S. kwam een half jaar na zijn vrijlating bij een supermarkt te werken, hij vulde fruit en groente bij. Ook daar vreesde hij dat, reikend naar hoog opgetaste kratten, zijn broekspijp zou wijken en klanten hem zouden betrappen. „Misschien zouden ze wel schrikken. Zouden ze gaan klagen bij mijn baas. Weet jij veel.”

Ze keek naar mijn been, ze keek nog eens, en toen sloeg ze haar hand voor haar mond

Dat hun vrees niet ongegrond is, bevestigt Linda ten Broek (27), die bij Reclassering Nederland cliënten met een enkelband begeleidt. Om beter te begrijpen wat ze meemaken, besloot zij zelf een week een enkelband te dragen.

In de trein – de band over haar skinny jeans, niet eronder, dat paste niet – zag ze een vrouw aan de andere kant van het gangpad opkijken. „Ze keek naar mijn been, ze keek nog een keer, en toen sloeg ze haar hand voor haar mond”, vertelt Ten Broek. „En daarna pakte ze haar telefoon erbij en: ze maakte gewoon een foto van mij! Die vrouw dacht dat ze met één of andere grote crimineel in de trein zat! ‘Wees maar niet bang!’, wilde ik zeggen, ‘het is maar een proef van m’n werk’.” Maar Linda ten Broek bedacht zich. „Want dat kunnen mijn cliënten ook niet zeggen.” Ze was blij toen haar week met de enkelband voorbij was. „Ik was het echt zat.”

Niet iedereen zit trouwens met de zichtbaarheid van de enkelband in zijn maag. Kwestie van levensfase, van karakter, van de mensen om je heen. „Sommige jonge mensen vinden het superstoer”, zegt Ten Broek. „De enkelband kan een statusding zijn. Er zijn er zelfs die er één wíllen dragen. Hét bewijs dat ze in contact kwamen met justitie.” Of het maakte ze gewoon niet zoveel uit.

NRC sprak ook met een geboren en getogen Amsterdammer (21), die vier maanden een enkelband droeg na een voorlopige hechtenis die volgde op twee geweldsdelicten op straat. Hij liep wél in een korte broek als hij daar zin in had. „Ja, ik zag mensen wel kijken. Maar ik hoef niet te verbergen wat ik op dat moment ben.” Hij ging ook op date, met de enkelband om. „Ja hoor. Geen probleem.” Vonden de meisjes de enkelband misschien wel spannend? „Ja, misschien wel”, zegt hij.

Dzzzzz, dzzzzz

Een enkelband, eenmaal aangebracht, mag niet af. Het is jouw lijn naar justitie, of beter gezegd: de lijn van justitie naar jou. Je kunt ermee douchen, ermee zwemmen, zo je wilt. De band kán wel af, maar dan moet je ’m doorknippen, met een betonschaar of een flinke tang, en dan klaagt justitie je aan voor vernieling en weet je vrij zeker dat je weer de gevangenis ingaat: als je een enkelband draagt ben je immers voorwaardelijk vrij, en juist die enkelband is een van de voorwaarden.

De enkelband gaat, kortom, ook mee in bed. „Slapen was in het begin moeilijk”, zegt S. „Als je je op je zij draaide, botste dat bolle ding ineens tegen je andere been. Of die bobbel zat tussen je been en het matras. Niet fijn.” Maar goed, het went, na een week of wat, volgens de enkelbanddragers. Tenzij, zeggen ze, je bent vergeten je enkelband op te laden. Dan belt justitie je wakker. Of ze trillen je wakker: dan laten ze je enkelband een paar keer vibreren. Dzzzzz. Dzzzzz. Je ontwaakt uit je droom en moet als de wiedeweerga gaan opladen.

Dat opladen blijkt een wezenlijk deel van het enkelbandregime. Opladen móét. Een lege enkelband zou justitie machteloos maken, dan kunnen ze niet ‘zien’ waar je bent. Justitie stuurt je een standaard-sms als de accu onder de 25 procent duikt: ‘Het is tijd om je enkelband te gaan laden.’

Afzender is de justitiële dienst die de enkelbanden beheert. In Assen bemenst de dienst een landelijke meldkamer: vanachter hun schermen houden de medewerkers de enkelbanddragers in de gaten. Dat wil zeggen, als de band is opgeladen. Alleen dan kunnen ze nagaan of je op de afgesproken tijd thuis bent. Alleen dan werkt de gps waarmee ze precies kunnen zien of je wegblijft van de plek waar je niet mag komen omdat je slachtoffer er woont. En precies is echt precies: in die meldkamer zien ze of je stilstaat of beweegt, welke route je aflegt en hoe snel je je verplaatst, of dat nu 6 of 136 kilometer per uur is.

Gps vreet energie, dat weten alle automobilisten die navigeren met hun mobieltje, dus S. en K., wier enkelbanden beide op standje ‘gps’ stonden, moesten voortdurend nadenken over wanneer op te laden. K. had extra pech, want hij behoorde tot de laatste dragers van de vorige generatie enkelband, van vóór de laatste aanbesteding, en die laadde nog op aan een snoer. K. was ambitieus, hij wilde zijn leven beteren, hij had een kantoorbaan, en onder zijn bureau strekte hij zijn been dus weleens discreet uit op een stoel, „in een best wel moeilijke hoek”, zodat het snoer de afstand van enkelband tot wandcontactdoos net overbrugde. Eenmaal aan het laden loop je niet zomaar weg: opladen in brokjes van een kwartier zet geen zoden aan de dijk. „Kom je mee lunchen” vroeg een nietsvermoedende collega. „Ik sla even over”, grijnsde K. ongemakkelijk.

S. laadde draadloos op. Kwestie van een mobiele accu volladen aan het stopcontact, om die vervolgens aan de enkelband te klikken net zolang tot justitie je sms’t dat-ie vol is. Maar pas op – hier komt-ie: opladen terwijl je slaapt mag niet. Want, zegt justitie, de mobiele lader moet direct van de enkelband af zodra die is volgeladen. Anders zouden oplader en enkelband elkaar „leegtrekken”. Te riskant, zegt justitie. De instructie luidt daarom: twee uur opladen in de avond, één uur in de ochtend – dan red je het wel tot einde van de werkdag.

Daarom stond S. dus om vier uur ’s ochtends op, elke werkdag weer, om zijn enkelband op te laden voor hij naar zijn werk in de supermarkt ging. „Ik durfde het risico gewoon niet te nemen. Ik was bang dat hij tijdens mijn werkdag leeg zou raken”, zegt hij. Wat meespeelt: als drager van de enkelband zie je niet hoeveel procent je batterij nog heeft. Dat ziet alleen justitie. Die houdt zo de controle.

Je tuin: verboden terrein

Justitie activeert de gps-functie trouwens niet standaard. Sommige enkelbanddragers mogen gaan en staan waar ze willen, er geldt geen locatieverbod. Zolang ze maar op de afgesproken tijden thuis zijn, hetgeen justitie nagaat via radiosignalen.

Zonder gps-functie blijft een enkelband veel langer opgeladen. En de 21-jarige Amsterdammer die vier maanden een enkelband droeg, had ook niet zo’n oplaadstress, want hij mocht maar vier uur per dag naar buiten, en twee uur in het weekend. Tijd genoeg om op te laden dus. En om je stierlijk te vervelen. Hij had meer vrijheid dan in de gevangenis, vertelt hij, maar het verschil was ook weer niet zó groot. Het belangrijkste verschil, zegt hij, „Thuis mocht ik een mobiele telefoon, in de gevangenis niet.”

Begeef je je toch op je stoep of galerij, dan gaat hij trillen

Punt is ook dat ‘thuis’ echt ‘thuis’ is: justitie en reclassering hanteren een nauwe definitie. De stoep voor je deur telt niet mee en de galerij van je flat ook niet. Begeef je je er toch, dan gaat je enkelband trillen en stuurt justitie je een sms: ‘Je bent in je verboden gebied, je bent nu in overtreding. Ga terug!’ Want, zo redeneert justitie: voor je het weet zet je beneden de vuilniszakken aan de weg, zie je een oude bekende, raak je aan de praat, enzovoort. Ook je tuin, als je die al hebt, is verboden terrein. Want, tsja, sommige mensen hebben een wel héél grote tuin en bovendien, telt je achterom dan ook mee?

K. kende die regel. Daarom ging hij aan de haal met die koelkast. Hij kwam te wonen bij zijn broer, en K. wist dat die een krappe keuken had. „Die koelkast stónd al half in de weg”, vertelt K. Hij tilde dat bakbeest op en zette het in de schuur in de tuin. Zie, zei hij tegen de reclasseringsbeambte, ik móét die tuin wel in, anders kan ik niet eten!

‘Duitsland? Stop!’

Het zwaarste, zeggen de drie mannen, was dat anderen – de meldkamer, de reclassering – voortdurend wisten waar zij uithingen. Dat ze justitie als het ware met zich meedroegen – of nee, niet eens ‘als het ware’: justitie wás een blok aan hun been. K. klopte kort na zijn gevangenschap voor een mogelijke baan als welzijnswerker aan bij een opvangorganisatie voor dak- en thuislozen. De organisatie houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Hij reisde erheen, liep langs de ramen en dacht: wat zullen mijn toezichthouders nu wel niet denken? Hij mócht daar lopen, in overtreding was hij niet. „Maar er wórdt over je gesproken, door tal van mensen, dat wéét je. En je weet niet of zo’n wandeling over de Wallen jou gaat benadelen. Misschien niet. Maar het houdt je wel bezig.”

S. woont in een Noord-Hollands dorp en bracht een dag door bij zijn neef in Enschede. Ze zaten in de auto van de neef toen die bedacht dat hij nog boodschappen wilde doen. S. zag nog net op tijd het bord ‘Duitsland’ voor zich langs de kant van de weg. ‘Stop!’ riep hij vanuit de passagiersstoel, ‘hiervoor heb ik toestemming nodig!’ Waarna S. op het laatste stukje Nederland uit de auto stapte en wachtte tot zijn neef terug was uit Duitsland. Buitenland is een no-go, met een enkelband. Justitie zal je sms’en, en het trillen van je enkelband gaat door totdat je je weer binnen de landsgrenzen begeeft.

Vinden de drie mannen de gevangenis echt zoveel erger dan de enkelband? Zeker, zeggen ze. Veel erger. S. noemt de enkelband een „goed alternatief” voor korte celstraffen, tot maximaal een jaar. Langer dan twaalf maanden met de enkelband vindt hij te veel. Want kattenpis is het allerminst, zoals sommige Kamerleden – van het CDA, de PVV – door de jaren heen zijn blijven beweren. De paradox is dat justitie je met een enkelband om meer in de nek hijgt dan ze doet als je in de gevangenis zit: buiten de vier muren ben je een groter risico. „Eindelijk vrij!”, appte de Amsterdammer aan een vriend toen een justitiemedewerker hem zijn enkelband had afgedaan. Hij ging meteen een hele nacht op stap in Utrecht en kwam om vijf uur thuis. Toen K. weer een vrije enkel had, voelde hij de band nog steeds steeds weleens trillen, zegt hij. Noem het fantoomvibratie. En S., die nog steeds in die supermarkt werkt, mán, die wist niet wat hij meemaakte toen de band van zijn enkel was. Uitslapen tot half zes!