Lerarentekorten voor eerst sinds jaren gedaald, maar juich niet te vroeg: het betreft een ‘tijdelijk effect’, schrijft het ministerie

Het lerarentekort in het Nederlandse basisonderwijs is voor het eerst in jaren afgenomen. Dat blijkt maandag uit de jaarlijkse Trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Er is nu een tekort van 7.700 voltijdbanen (fte’s), waar dat vorig jaar 9.800 was. Het huidige tekort vormt 8,1 procent van de werkgelegenheid voor leraren binnen het basisonderwijs. Vorig jaar was dat 9,7 procent. Het tekort aan schoolleiders in het basisonderwijs is ook afgenomen: van 1.200 naar 850 voltijdbanen.

Ook het lerarentekort in het voortgezet onderwijs is (relatief) afgenomen. Het daalde van 5,8 procent van de werkgelegenheid naar 5,1 procent. In absolute cijfers bleef het gelijk: 3.800 voltijdbanen. Het tekort aan schoolleiders op middelbare scholen is dit jaar voor het eerst gerapporteerd en bedraagt 3,5 procent en 200 voltijdbanen.

Er moet niet te vroeg gejuicht worden over de afname, schrijft het ministerie, dat spreekt van een „tijdelijk effect”. De daling van de tekorten is namelijk beïnvloed door het aflopen van de NPO-regeling (Nationaal Programma Onderwijs). Die voorzag scholen van extra geld om corona-achterstanden in te halen. De regeling liep tot en met schooljaar 2022-2023, maar overgebleven geld mocht worden uitgegeven in de twee opvolgende schooljaren. Het wegvallen van dat budget heeft gezorgd voor minder werkgelegenheid in het onderwijs en doet dus ook het lerarentekort slinken.

Een groot deel van de tekorten zijn zogenaamde ‘verborgen’ tekorten. Onder een verborgen tekort vallen de fte’s die nu worden opgevuld door bijvoorbeeld onbevoegden, uitzendkrachten en zij-instromers die ongewenst zelfstandig voor de klas staan. In het basisonderwijs is ruim driekwart van het lerarentekort een verborgen tekort en in het voortgezet onderwijs ruim twee derde.

Klassieke talen

De verwachtingen wat betreft het verloop van het lerarentekort blijven ongeveer hetzelfde als die van vorig jaar. Het tekort in het basisonderwijs zal, bij „gelijkblijvende omstandigheden”, de komende jaren eerst verder dalen, ongeveer tot schooljaar 2029-2030, onder meer omdat het leerlingenaantal eerst afneemt. Daarna neemt het leerlingenaantal weer toe en stijgt het tekort flink.

Het tekort in het voortgezet onderwijs zal de komende tien jaar blijven stijgen. Dat betekent vooral dat de ‘tekortvakken’ krijgen te kampen met een nog nijpender tekort. Dat zijn wiskunde, natuurkunde, scheikunde, informatica, Nederlands, Duits, Frans en klassieke talen.

Waar de tekorten in het voortgezet onderwijs vooral ongelijk verdeeld zijn over vakken, zijn ze in het basisonderwijs vooral ongelijk verdeeld over scholen. En ook daar geldt: kleine tekorten worden kleiner, grote tekorten worden groter. In de G5-steden (vijf grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere) is het tekort bijvoorbeeld veel groter dan daarbuiten (15,8 procent versus 6,6 procent).

Overigens daalde het tekort in het basisonderwijs in de G5 dit jaar wél, maar het tekort daarbuiten daalde harde In Almere is het nog steeds het grootste: 23,6 procent. Verder geldt voor zowel het basis- als voortgezet onderwijs: hoe ‘complexer’ de leerlingenpopulatie van een school, hoe moeilijker het is om daar een docent voor te vinden.

Frans

De laatste jaren stijgt de instroom op de pabo (voor basisonderwijs) gestaag. Dat geldt niet voor de tweedegraads hbo-lerarenopleiding (voor voortgezet onderwijs). De totale instroom daar is de laatste tien jaar teruggelopen. Vooral bij tekortvakken Nederlands, wiskunde, Duits en Frans is een grote afname te zien. De forse toename van zij-instromers in het basisonderwijs lijkt wat gestabiliseerd, maar in het voortgezet onderwijs is de laatste jaren juist sprake van een flinke toename.

Al jaren probeert de overheid het lerarentekort te bestrijden. In 2022 kwam het kabinet met het Onderwijsakkoord waarmee het de belofte deed om jaarlijks 1,5 miljard euro te investeren in leraren en ander onderwijspersoneel, onder meer om de loonkloof tussen het basis- en voortgezet onderwijs te dichten.

Een stokpaardje van het huidige kabinet zijn de ‘onderwijsregio’s’, waar het 214 miljoen in steekt. In zo’n regio werken schoolbesturen, leraren en lerarenopleidingen samen om met creatieve oplossingen het lerarentekort te bestrijden. Verder wordt binnenkort een landelijke wervingscampagne voor leraren gelanceerd en wordt gewerkt aan de zogenaamde Wet strategisch personeelsbeleid en arbeidsvoorwaarden. Daarin staan onder meer maatregelen voor meer vaste contracten.

Amsterdam

Ook op gemeentelijk niveau wordt het lerarentekort bestreden. Amsterdam investeert bijvoorbeeld 24 miljoen euro en heeft de zogenaamde Amsterdamse Lerarenagenda, die moet zorgen voor een eerlijkere verdeling van docenten over de stad.

Dit jaar is dan ook te zien dat het lerarentekort in de hoofdstad het sterkst is gedaald op scholen met leerlingen uit kwetsbare wijken. Het gehele tekort op Amsterdamse basisscholen daalde van 18,6 procent naar 15,5 procent. „We zijn er echter nog lang niet”, zegt wethouder Marjolein Moorman (Onderwijs, PvdA). „Ieder kind verdient een goede leraar. Wat we zien aan deze cijfers is dat we hierin moeten blijven investeren.”


Lees ook

Basisscholen jagen in de zomervakantie op leraren: ‘Indien nodig werken collega’s tijdelijk een dagje meer’

Een kapstok in een basisschool in Heerlen, op de eerste dag van het nieuwe schooljaar.