LENZ speelt hortend en stotend drama, maar binnen individuele scènes gebeurt er regelmatig iets moois

Een jonge vrouw staat in haar eentje voor een zwart gat. Even later wordt het doek waarnaar ze kijkt doorschijnend, en zien we drie stoelen, in verschillende kleuren maar verder gelijksoortig, op gelijke afstand naast elkaar. Op twee van de stoelen nemen twee vrouwen plaats – de derde is voor de observerende vrouw zelf. De suggestie wordt gewekt van iets dat we in de openingsscène van Anatomy of a suicide nog niet zeker weten: dat deze drie vrouwen in een lijn met elkaar verbonden zijn.

In het stuk van de Britse schrijver Alice Birch is dat inderdaad zo. Haar voorstelling gaat over intergenerationeel trauma: de drie generaties vrouwen, Carol, Anna en Bonnie, worstelen alle drie met depressie en zelfdestructieve neigingen, die schijnbaar van moeder op dochter worden doorgegeven. De vorm die Birch daarvoor kiest, onderstreept de onderlinge verbondenheid: de drie verhaallijnen spelen zich tegelijkertijd af, waarbij de scènes op het toneel dwars door elkaar heen lopen.

Dat is een grote uitdaging voor het jonge theatercollectief LENZ: hoe zorg je ervoor dat het stuk begrijpelijk blijft, ondanks de opzettelijke chaos die door de vorm wordt veroorzaakt?

Overkoepelende samenhang

Op de première blijkt dat de makers en spelers er nog niet helemaal zijn uitgekomen met elkaar. Tussen de simultaan gespeelde scènes ontstaat weinig muzikaliteit: iedere acteur is vooral op diens directe tegenspeler gefocust, wat ten koste gaat van de overkoepelende samenhang. Het drama voltrekt zich hortend en stotend, omdat de acteurs regelmatig zichtbaar op elkaar moeten wachten voor ze weer met hun eigen lijn voort kunnen.

Binnen individuele scènes gebeurt er regelmatig iets moois, deels vanwege de kracht van Birch’ tekst en deels vanwege de spelkwaliteit van de jonge cast. Vooral Sabine van Kuipers als Anna en Julia Diepstraten als de love interest van Bonnie weten een prettige levendigheid in hun rollen te leggen, die een bijzonder heilzame werking op het verder vrij zware drama heeft.

Interessant zijn ook de thematische accenten die de makers in hun enscenering van de tekst hebben gelegd. Waar voor Birch de vraag centraal stond of mentale getroebleerdheid genetisch kan worden doorgegeven, leggen de makers van LENZ de nadruk op nurture en sociale omstandigheden. Carol (Romy Vreden), van wie de verhaallijn zich in de jaren zeventig afspeelt, voelt zich duidelijk bekneld in haar rol als huisvrouw, maar mist de woorden om haar gevoel van onbehagen te duiden. Haar dochter Anna, reeds getraumatiseerd door het existentiële ongeluk van haar moeder, raakt ook definitief haar levenslust kwijt als ze in een moederrol wordt gepropt. Beide vrouwen worden door de medische wetenschap aan elektroshocktherapie onderworpen, in plaats van dat er naar hun diepere verlangens wordt gevraagd.

De keuze van de jongste telg Bonnie om zich te laten steriliseren omdat het ‘met haar afgelopen moet zijn’ laat zich daarmee dubbel lezen: als een daad van emancipatie óf als een overgave aan de gedachte dat depressie en existentiële eenzaamheid een onontkoombare, genetisch bepaalde vloek zijn. In hun bewerking laat LENZ wat meer ruimte voor dat eerste – maar de spelers zullen eerst nog wat in hun complexe samenspel moeten groeien voor de kracht van die thematiek echt goed uit de verf komt.