Lekker is dit, ook al proef ik niets


Marjoleine de Vos

Hé, koffie is bitter. Raar dat je dat ineens denkt, want iedereen weet dat koffie bitter is, maar toch dacht ik het toen ik dagenlang mijn reuk en smaak kwijt was. Ik besloot het te beschouwen als een interessante ervaring in plaats van als een rrrámp en stiekem dacht ik ook zoiets als ‘gratis afvallen’ want als je niets proeft, hoef je ook niet veel te eten en net als bijna alle vrouwen ben ik geprogrammeerd op ‘altijd goed om af te vallen’.

Maar dat was alvast misrekening nummer 1. Want weliswaar rook ik niets, dagenlang, hoeveel stinkende en geurende dingen ik ook te voorschijn haalde, van rijpe camembert tot fijngehakte rozemarijn, maar omdat ik steeds hoopte iets te gáán ruiken of proeven, at ik toch de dingen waar ik enorm veel zin in had. Eten is voor een deel zo lekker omdat je wéét dat het zo lekker is. Macaroni in een pittige kaassaus in de oven met tomaat erover heen – dat ís toch gewoon heel heerlijk, vol, romig, zout, pittig, glibberig, verrukkelijk schandalig eten?

Ik rook noch proefde kaas, wat niet weg nam dat ik at alsof er niets aan de hand was, dat wil zeggen, na gewoon een normale portie gegeten te hebben, wrikte ik de korstjes van de ovenschaal los, die heerlijke knapperige korstjes die altijd zo extra pittig zijn.

En waarom dan als je toch niets proeft? Omdat je weet dat het lekker is dus en omdat je als eter geneigd bent om te blijven eten tot je iets proeft. Maar ook omdat je ineens merkt, echt ondergaat bedoel ik, wat structuur in eten doet. Ik heb altijd een beetje een hekel aan dat gezeur over ‘een krokantje’ en ‘een knappertje’ maar dat neemt niet weg dat iets knapperigs of krokants soms goed is. Nu merkte ik pas hoe goed.

Foto LauriPatterson

Niet vooral in die macaroni natuurlijk, daar is de aantrekkelijkheid juist gelegen in het zachte en volle en in de tegenstelling tussen de zoute kaas en de frisse tomaat. Want, en dat was ook een ontdekking, de basissmaken proefde ik wel. Nu ja, niet heel uitgesproken, maar dat iets zoet, zuur, bitter of zout was kon ik toch vaststellen. Umami is moeilijker, al bleven kleine rijpe tomaatjes met hun fris zoetzure smaak de moeite waard om te eten. Oude kaas daarentegen was zinloos geworden.

De koffie had behalve bitter niets te bieden, maar de tegenstelling met het nu opmerkelijk zoete schuim van de havermelk was nu juist wel weer interessant.

Ik maakte een aubergineschotel met kikkererwten en komijn (oh ja? zat er komijn in?) waar een beetje dadelsiroop overheen ging en gehakte walnoten. Lekker! De zachte aubergine met de eveneens zachte gebakken ui, de iets melige kikkererwten (ja sorry, maar daar kom je als basisproever niet onderuit), de knapperige walnoot en af en toe een vleugje zoet van de siroop maakten het toch de moeite waard om steeds weer een hapje te nemen.

Wat ik zeg als ik zeg dat het lekker was, weet ik eigenlijk niet. Prei in een zachte saus smaakte naar niets, maar als ik eraan terugdenk, denk ik toch: lekker. Misschien omdat de herinnering die hoort bij dat specifieke mondgevoel en bij die aanblik zegt dat dit je smaakt. Misschien zou dat op den duur verdwijnen en dan is eten vooral nog leuk als je pittige nootjes eet of dus die kleine rijpe tomaatjes. Macaroni of verse tonijn vallen echt af als de herinnering je niets meer doet.

Jenever is alleen maar scherp (ook die heerlijk zachte oude). Maar de Grauburgunder met een heel klein tintelingetje erin: heerlijk!