Legertop VS gaat weer turbulente tijd tegemoet, met balanceeract om Trump in toom te houden

Toen Donald Trump vorige week zijn kandidaat-minister van Defensie onthulde, ging op rechtse sociale media al snel een meme rond. Deze collage toonde links een oudere foto van de huidige baas van het departement, topofficier Lloyd Austin, die in coronatijd met mondkapje én spatmasker langs een haag ondergeschikten loopt. En rechts een eveneens wat gedateerde foto van diens door Trump geselecteerde opvolger, Pete Hegseth, in legergroen gevechtstenue en een aanvalswapen losjes in de hand.

De meme moest uitbeelden hoezeer onder Trump op het Pentagon een nieuwe wind zou gaan waaien. Fox News-presentator Hegseth berijdt al jaren het stokpaardje dat de strijdkrachten verzwakt en ‘verwijfd’ zouden zijn. Als bewindsman wil hij de defensiestaf zuiveren van ‘woke’ generaals. Via Hegseth zou Trump zo alsnog de loyale generaals krijgen die hij tijdens zijn eerste termijn (2017-2021) node miste. Bijvoorbeeld om het leger in te zetten tegen de „vijand van binnenuit”, zoals hij politieke tegenstanders tijdens de campagne dreigde. Of om militairen te laten helpen bij het uitzetten van illegale immigranten.

Lawrence Wilkerson vreest dat dit niet alleen maar dreigementen zullen blijken, vertelt de gepensioneerde legerkolonel aan de telefoon uit Virginia. „Ik denk dat een belangrijk deel retoriek is, maar het stemt zeker ongerust dat Trump een deel van de militaire ambtenarij wil vervangen door hielenlikkers. Zelfs als Hegseth uiteindelijk niet [door de Senaat] benoemd wordt – wat ik zeker niet uitsluit – kunnen we iemand anders krijgen die het bevel opvolgt om schoon schip te maken.”

„En zeker wanneer die persoon geen enorme ervaring of politiek aanzien heeft,” voorspelt Wilkerson, „zal hij waarschijnlijk op verzet stuiten van iedereen binnen het Pentagon, met zijn 300.000 medewerkers de grootste non-profitorganisatie ter wereld. Dat zou een blijvende puinhoop aanrichten en de nationale veiligheid van de VS schaden.”

Wilkerson kent het departement en het gremium van de Joints Chiefs of Staff (JCS) van binnenuit. Hij was decennialang de rechterhand van de legendarische viersterrengeneraal Colin Powell, die het in 1989 als eerste afro-Amerikaan tot voorzitter van de verenigde chefs van staven schopte. Trump en Hegseth hebben beiden laten doorschemeren dat ze de huidige (eveneens zwarte) voorzitter, generaal Charles ‘CQ’ Brown jr., willen vervangen, omdat hij ‘woke’ zou zijn.

Lawrence Wilkerson: „Een van de cosmetische dingen die Trump kan doen is Browns termijn niet verlengen of hem simpelweg ontslaan. Maar dat zou niet zo’n big deal zijn.” De voorzitter, legt hij uit, voert over geen enkele militair het bevel, hij is vooral een schakel tussen Witte Huis, de Nationale Veiligheidsraad, het Pentagon en de commandanten van de verschillende onderdelen van de strijdkrachten. „Er loopt vooral veel communicatie via hem.”

Daadwerkelijke militaire macht ligt bij de commandanten die het slagveld moeten aansturen. „De man in Honolulu, de man in Stuttgart [..], de leider van het strategisch commando, die over alle kernwapens gaat.” Zodra Trump ook op zulke posten kritiekloze lakeien gaat benoemen, zou Wilkerson zich echt zorgen maken. „Maar ik denk dat zelfs Trump wel inziet hoe beangstigend en schadelijk dat zou zijn.”

Voorproefje

Het neemt niet weg dat topgeneraals onder Trump (opnieuw) een turbulente tijd tegemoet gaan. Als ze aanblijven kunnen ze met de president meebuigen in de hoop zijn meest autoritaire instincten wat in te tomen. Critici kunnen dit afdoen als ‘anticiperende gehoorzaamheid’, maar het bleek in Trumps eerste termijn wel degelijk erger te voorkomen.

Een voorproefje van een Donald Trump die het leger liefst ook binnenlands zou inzetten, kregen de VS bijvoorbeeld al in de verhitte protestzomer van 2020. Na de geruchtmakende politiemoord op een zwarte man, George Floyd in Minneapolis, braken door het hele land antiracismebetogingen uit, die soms ontspoorden in rellen. Trump begon hierop openlijk te flirten met het idee militairen in te zetten tegen deze Black Lives Matter-beweging.

Op 1 juni 2020 liet hij een protestkamp in Lafayette-park, vlakbij het Witte Huis, door de oproerpolitie schoonvegen met flitsgranaten en traangas. Vervolgens paradeerde hij naar de nabijgelegen St. John’s-kerk waar hij uitgebreid poseerde met een bijbel. In zijn kielzog wandelden Mike Esper en Mark Milley mee, destijds respectievelijk de minister van Defensie en de JCS-voorzitter.

Beiden hadden achteraf grote spijt dat ze meegingen in dit machtsvertoon. Milley schreef zijn ontslagbrief, maar diende die niet in. Wel verzond hij een dag na het incident een communiqué waarin hij de commandanten van alle legeronderdelen erop wees dat „elke Amerikaanse militair trouw heeft gezworen aan de grondwet en de waarden die zij belichaamt”. Die brief zette hij weer een dag later op Twitter, inclusief handgeschreven voetnoot: „We blijven die eed en het Amerikaanse volk trouw.”

Volgens Wilkserson gaf Milley daarmee een „krachtig” antwoord. „Wat hij feitelijk deed, was binnen de rangen zeggen: ik beging een fout, ik had dat niet moeten doen. Vervolgens wees hij iedereen die het maar moest horen op de grondwet. Dat was een lastig pad om te bewandelen, want hij ging hiermee in tegen zijn opperbevelhebber [Trump] door hem in zekere zin te beschamen. Maar Trump ontsloeg hem niet.”

De legertop zal in Trumps nieuwe termijn weer dit soort evenwichtsoefeningen moeten uitvoeren. Bijvoorbeeld als de president militairen zou willen inzetten bij de door hem beloofde ‘massadeportaties’ van illegale immigranten, zoals hij deze week al suggereerde. Hierbij kunnen de generaals Trump echter een aantrekkelijk alternatief voorleggen, stelt Wilkerson: het federaliseren van de nationale gardes van de vier staten die aan Mexico grenzen. Eerdere presidenten, ook Democratische, zetten deze reservisten al eens in voor het versterken van de zuidgrens.

„Gouverneurs kunnen daartegen protesteren,” zegt Wilkerson, „maar als de president een noodtoestand uitroept, kan hij die gardisten onder federaal gezag plaatsen. Zij zijn daar ook veel beter geschikt voor dan actieve manschappen. Ze kennen hun staten en het terrein veel beter.”

Christen-nationalisme

Veel bevreesder is Wilkerson voor een al langer sluimerende trend binnen het Amerikaanse leger, die onder Trump kan versnellen: de opkomst van christen-nationalisten. Dit zijn niet alleen evangelisch-christenen, maar ook conservatieve katholieken. Uit bijbelse principes streven vooral de evangelicals op het wereldtoneel een zeer hechte band na met Israël en het Joodse volk. En binnenlands streven ze samen met de katholieken, van wie Trump er in zijn eerste termijn al menige benoemde binnen de federale magistratuur, ernaar het christendom tot de nationale religie te maken.

Kandidaat-minister Hegseth is een exponent van deze stroming. De evangelical etaleert graag zijn christen-fundamentalistische tatoeages. Zo draagt hij een groot Jeruzalem-kruis op zijn rechterborst en de tekst Deus Vult (‘God wil het’) op zijn onderarm, respectievelijk het wapenschild en de strijdkreet van de kruisvaarders die vanaf de elfde eeuw het Beloofde Land moesten veroveren op de moslims.

Hoewel Trump zich in de campagne presenteerde als een isolationist die geen nieuwe oorlogen zal beginnen en het Midden-Oosten weer rustig kan krijgen, zouden pro-Israëlische bewindslieden als Hegseth de president die belofte kunnen laten breken, voorziet Wilkerson. „Hij kan naar Trump gaan en zijn best doen hem te overtuigen om ten oorlog te trekken tegen Iran. Want dat is wat [de Israëlische premier] Bibi [Netanyahu] wil.”

Emancipatiemachine

Behalve met christelijk-nationalisme flirt Hegseth ook met wit-superioriteitsdenken. Zo zou de legertop met diversiteitsprogramma’s „Amerika’s witte zoons en dochters bij ons wegjagen”, schreef hij in zijn dit jaar verschenen boek The War on Warriors: Behind the Betrayal of the Men Who Keep Us Free. Wilkerson moet hard lachen als hij die opmerking hoort. „Het spijt me, maar Amerika’s witte zonen en dochters melden zich zelf helemaal niet meer aan.”

Hij wijst op enquêtes die al decennia worden gehouden onder 18- tot 24-jarigen en waarin nu nog maar 9 procent zegt in het leger te willen dienen. „De belangrijkste reden is de economie: ze kunnen elders een betere baan vinden. En de tweede reden is dat ze niet willen omkomen in stupide oorlogen. Als we morgen de dienstplicht weer zouden invoeren, zou ongeveer tweederde van de Amerikaanse jeugd te dom of te dik zijn om te dienen. En het deel dat wel geschikt is, zou naar Mexico of Canada vluchten. We kunnen nooit meer een dienstplicht hebben in dit land.”

Het Amerikaanse leger liep qua emancipatie de afgelopen decennia juist vaak vooruit op de rest van de samenleving. Eerder dan in de burgermaatschappij konden vooral zwarte Amerikanen er opklimmen in de rangen. Wilkersons politieke baas Colin Powell werd hiervan het bekendste voorbeeld. Al lang voor Barack Obama werd hij getipt als eerste potentiële zwarte president van het land – maar zag daar zelf van af.

Trump zou die voortrekkersrol van het leger kunnen aanwenden, vreest Wilkerson. „Hij zou kunnen zeggen: omdat het leger in het verleden eerder een instrument was om sociale verandering op te leggen aan de rest van het land, ga ik nu het christendom tot het nationale geloof maken binnen het militaire apparaat.” Het Congres kan daar nog voor gaan liggen, hoopt hij. „Maar als de president deze knuppel oppakt en het leger ermee gaat slaan, weet ik niet wat er gebeurt.”