Leerling, leraar, directeur, vrijwilliger: Herman Souren (1929-2025) was vergroeid met de Broederschool in Heerlen

Voor schoolhoofd Herman Souren stond de Broederschool in Heerlen altijd op één. Zijn jongste zoon Marc Souren: „Hij gaf om zijn vrouw Bets en ons, de kinderen, maar hij was een man van zijn tijd. Hij werkte en mijn moeder was thuis voor ons en het huishouden.” Tussen de middag en ’s avonds kwam zijn vader meestal te laat voor het eten. „Ik weet het telefoonnummer van de school tot op de dag van vandaag van buiten. Dan moesten we hem weer bellen: of hij wilde komen, want iedereen zat al aan tafel. In de zomervakantie was hij de eerste weken nog bezig met afronden en de laatste weken met opstarten voor het nieuwe jaar. Veertien dagen echt vrij was het hoogst haalbare.”

De Broederschool in Heerlen dankt zijn naam aan de zwartgerokte geestelijken die er lesgaven. Ze stonden voor de klas, toen Herman Souren er in jaren van de dertig van de vorige eeuw op zat als leerling. Ze doceerden er nog steeds in maart 1950, het moment dat hij er zelf ging werken. Souren was de eerste lekenleraar. Als nieuweling had hij weinig in te brengen. De broeder-overste bepaalde.

De religieuzen verdwenen op den duur uit beeld. Souren bleef tot in de jaren twintig van de eenentwintigste eeuw: eerst als docent, daarna als hoofd van de school en vanaf de invoering van de basisschool als directeur. Na zijn pensionering volgden nog zo’n dertig jaar als vrijwilliger.

Herman Souren was de eerste lekendocent op de Broederschool in Heerlen. Zijn verjaardag, 8 december, werd in de klas gevierd. Datering foto’s niet bekend, jaren vijftig of zestig.

Foto’s privéarchief

Tussen 1954 en 1969 leidde Souren na school ook het jongenskoor St. Gregorius. Met veel succes. Vooral de uitvoeringen van het ‘Hallelujah’ van Händel en het lied ‘Het Mariaklokje’ groeiden uit tot publieksfavorieten. Het zanggezelschap trad ook op voor de regionale en nationale radio en nam voor het platenlabel Harmoni de LP Vrede op aarde op. Marc Souren: „Mijn vader stopte toen hij schoolhoofd werd. Anders was hij echt nooit meer thuis geweest.”

Pedagogische klap

Dat werk en privé zo door elkaar liepen, had er ook mee te maken dat het gezin Souren vanaf 1962 in een huis tegenover de Broederschool woonde. Souren en zijn vrouw kregen vier kinderen, negen kleinkinderen en twee achterkleinkinderen. Van hen is (nog) niemand het onderwijs ingegaan. Wel gingen de nodige nakomelingen de zorg in. Mensgericht werk, waar ook Sourens hart naar uitging. Marc Souren: „Mijn vader kon slecht tegen onderwijshervormingen waarbij de leermethode belangrijker werd dan de leerlingen zelf. Het kind moest centraal staan. En als directeur ging het hem nooit om het baas zijn. Hij zag zichzelf als teamleider: samen het beste eruithalen en dingen voor elkaar krijgen.”

Met meer dan vijftig jongens in de klas moest Souren in zijn eerste jaren wel streng zijn. In een interview met NRC bij zijn zeventigjarig jubileum in 2020 vertelde hij dat hij de klas „met één vingerknip” stil kon krijgen en dat hij soms een corrigerende tik uitdeelde.

Souren zag het onderwijs veranderen: de school werd gemengd, de pedagogische klap werd definitief taboe en de omgangsvormen vrijer. De doorgewinterde onderwijsman bewoog mee met de tijdgeest. Heel soms vond hij de kinderen van nu al te brutaal, „‘Neuk je moeder zeggen’ zeggen tegen een leraar, dat vind ik echt niet kunnen.”

Dat hij steeds kon blijven werken op ‘zijn’ Broederschool, heeft hem gered

Na zijn pensionering bleef Souren als vrijwilliger. Nadrukkelijk niet om als een soort reserve-directeur opvolgers in de weg te lopen. Maar als hulp voor administratie en het verzorgen van drukwerk. „Bij het aantreden van elke nieuwe directeur, het waren er in totaal vijf na zijn pensionering, vroeg hij ook of ze of prijs stelden op zijn aanwezigheid”, vertelt Susanne Kikken-Souren (geen familie), de huidige directeur van de Broederschool. „Met nadruk voegde hij eraan toe dat ze eerlijk moesten zijn met hun antwoord. Zelf heb ik nog weleens met hem gespard over het belang van gezonde financiën voor de school. Maar hij drong zoch nooit op, als het over dat soort beleidszaken ging.” Marc Souren: „Dat hij steeds kon blijven werken op ‘zijn’ Broederschool, heeft hem gered na de dood van mijn moeder in 2008. Het zorgde voor afleiding en contact.”

Zwaaien

Tot na zijn negentigste bleef Souren vier ochtenden in de week aan het werk als vrijwilliger. Corona maakte dat hij noodgedwongen thuis moest blijven. Zijn gezondheid werd bovendien brozer, al bleef zijn geest helder. Souren kwam nog steeds geregeld langs voor kopjes koffie en woonde feesten en hoogtijdagen van de school bij. „Herman ging ook nog mee op teamuitjes”, vertelt Kikken-Souren. „En we haalden hem op voor een pubquiz met andere scholen die onder ons bestuur vallen. Hij hield het niet tot het einde vol. Toen Herman nog mee kon doen, stonden we met ons team in de topdrie van de quiz. Mede dankzij zijn inbreng. Na Hermans vertrek zakten we weg met onze score.”

Eind januari dwong zijn gezondheid Souren tot een spoedverhuizing naar een verzorgingstehuis. Kikken-Souren: „Herman belde om het te vertellen. Hij zei dat hij niet langer op de school kon letten. In het begin van dat gesprek klonk hij erg warrig. Ik dacht: dit is een aflopende zaak. Maar toen we iets langer aan het praten was, werd hij weer een stuk scherper.”

Souren sliep één nacht op zijn nieuwe adres. Tijdens het verzorgen de ochtend daarna gleed hij plotseling weg uit het leven.

De leerlingen van groep 4 en 5 missen ‘meester Herman’. Als ze van en naar de noodlocatie van de Broederschool lopen, zit hij niet meer met een krant of een boek op een stoel achter het raam, klaar om hen toe te zwaaien. Het tijdsbesef is niet bij iedereen even goed ontwikkeld. Eén leerling vroeg zijn juf: „Komt zijn moeder er nu wonen?”