Kunstenaarsverenigingen zijn geliefd bij kunstenaars: ‘Je hebt contact met gelijkgestemden’

De oudste is Pictura uit Dordrecht: 250 jaar in 2024. De twee grootste zijn Arti in Amsterdam (600 leden) en Pulchri in Den Haag (400). Andere landelijke kunstenaarsverenigingen (KCB uit Bergen, Kunstliefde uit Utrecht, De Ploegh uit Amersfoort, St Lucas uit Amsterdam, ARS uit Leiden, bijvoorbeeld) tellen 50 tot (een enkele) 180 leden. En dan zijn er nog vele tientallen, misschien wel een paar honderd lokale verenigingen. Hoeveel precies is onbekend: er is geen overzicht.

Wat is een kunstenaarsvereniging, hoe gaat het eraan toe en wat heb je eraan om lid te zijn?

We zijn gaan kijken bij De Ploegh in Amersfoort. De keus is toevallig, het had ook een andere kunstenaarsvereniging kunnen zijn. Er is wel een aanleiding, de vereniging bestaat dit jaar vijftig jaar. En met een redelijke omvang (100 leden), een eigen, bescheiden galerie – momenteel hangt en staat er werk van 13 kunstenaars – en een bewogen geschiedenis zou je De Ploegh representatief kunnen noemen. Ook is een aantal keren een boek verschenen over de vereniging, zoals er boeken verschenen over de geschiedenis van Pulchri (H.E. van Gelder, 1947), Arti (J.J. Heij, 1989) of Kunstliefde (H. van der Haar, 1997).

In Amersfoort begint de geschiedenis met de oprichting in 1934 van het Amersfoortsch Kunstenaars Gilde AKG, lees je in Palet van de 20ste eeuw, honderd jaar beeldende kunst in Amersfoort (2013). Bedoeling van de vereniging: belangenbehartiging van kunstenaars, waarbij de naam gilde niet voor niets was gekozen: kunstenaars met een gevestigde reputatie worden lid zonder ballotage, jongeren zijn de eerste twee jaar gezel.

Ter bevordering van de verkoop zijn er tentoonstellingen, ook zijn er behalve kunstenaarsleden zogeheten kunstlievende leden: liefhebbers die in ruil voor contributie voordelen krijgen, zoals gratis toegang tot exposities. In 1945 verschijnt er een ‘concurrent’ van het AKG: De Ploegh. Dertig jaar later, in 1975, fuseren beide verenigingen. Landelijk Kunstenaars Genootschap LKG De Ploegh, de officiële naam, is dit jaar dus zowel 50 als 80 als 91 jaar oud.

Werk van Margherita Pianarosa.
Foto: Dieuwertje Bravenboer

Lex van de Haterd (70) is al heel lang een kunstlievend lid van De Ploegh, ‘vriend’ worden zulke leden tegenwoordig genoemd. Hij bezocht talloze tentoonstellingen, kent de meeste kunstenaars persoonlijk, kocht veel kunstwerken. Een selectie uit zijn verzameling – „mijn vrouw en ik hebben intussen zo’n duizend werken, ook foto’s en tekeningen” – was eerder te zien in Museum Flehite in Amersfoort en in Museum De Wieger in Deurne. Oud-schoolleider en publicist Van de Haterd is co-auteur van het boek over honderd jaar beeldende kunst in Amersfoort, later schreef hij nog een vervolg. Sinds 2020 is hij voorzitter van De Ploegh.

En ja, weet hij: zo’n vereniging heeft nog altijd dezelfde voordelen als 50, 80 of 91 jaar geleden, afhankelijk van wanneer je begint te tellen, maar ook dezelfde uitdagingen.

Om met de voordelen te beginnen: „Vooral de ontmoetingen, zowel tussen kunstenaars onderling als tussen kunstenaars en publiek. Deelnemende kunstenaars staan tijdens een expositie om beurten een dag of dagdeel in de galerie, dus je kunt hen leren kennen. En onderschat ook niet hun eigen belang van samenkomen: als je niet lid wordt van een of ander verband, kom je nauwelijks uit je atelier.”

Een ander voordeel: „Het geeft een zeker aanzien dat je lid bent, want je bent geballoteerd. Je bent lid van een vereniging met een historie, daar kun je iets mee in je pr.” Elk jaar zijn er een stuk of zes, zeven exposities in de eigen galerie, daarnaast staat de vereniging op kunstbeurzen. „En dat lukt allemaal niet als je in je eentje bent.” Een lidmaatschap van De Ploegh kost 186 euro, kunstenaars onder de 35 betalen 93 euro. Bij verkoop van een kunstwerk gaat 40 procent naar de vereniging (het gemiddelde provisiepercentage voor galerieën is 50 procent).

En de uitdagingen? In Palet van de 20ste eeuw, honderd jaar beeldende kunst in Amersfoort waren dat in de loop der tijden onder meer gebrek aan geld en ruimte, een regelmatig slinkend, maar dan toch weer groeiend ledental. Ook lukte het niet altijd jongere kunstenaars aan te trekken. En ja, wat opvalt als je kijkt naar het kunstenaarsoverzicht van De Ploegh in 2024: veel leden zijn wit en ouder.

Dat staat dan ook letterlijk in het ‘Beleidsplan 2024-2028’: „Het [vorige] beleidsplan had één belangrijke overkoepelende doelstelling: groeien in kwantiteit en diversiteit. In november 2020 hadden we 91 leden, van wie ruim 2 procent (3 leden) met een niet-westerse afkomst en 8 procent was jonger dan 50 jaar. Onze ambitie was die drie getallen te verhogen. Anno november 2023 hebben we 114 leden, ruim procent (12 leden) met een niet-westerse afkomst en 13 procent jonger dan 50 jaar. We mogen hieruit concluderen dat we goed geslaagd zijn in onze belangrijkste doelstelling van de afgelopen vier jaar.”

Galerie de Ploegh.
Foto: Dieuwertje Bravenboer

Maar dat was dus niet makkelijk, net zo min als het eenvoudig is met alleen maar vrijwilligers, onder wie de kunstenaars (drie ervan krijgen een kleine maandelijkse vergoeding), zaken te organiseren als de pr, een webshop of „het dynamischer en vernieuwender maken van het expositieprogramma”. Dat laatste opnieuw met het oog op „het diverser maken van het ledenbestand”. Het ook nog niet gehaalde streefgetal voor dat ledenbestand uit het vorige beleidsplan: 120 tot 150.

Is een kunstenaarsvereniging een ouderwets fenomeen aan het worden dat worstelt met zijn voortbestaan? Lex van de Haterd: „Wat ik zie: jongere kunstenaars komen op andere manieren bij elkaar, bewegen zich in andere communities, vaak werken ze multidisciplinair. En onze galerie is een vaste, witte ruimte zonder muziek en niet digitaal.”

Wat bijvoorbeeld zou kunnen veranderen, staat in de voornemens van het beleidsplan: meer aandacht voor film, video en installaties, samenwerking met broedplaatsen voor jonge kunstenaars, exposities met aansprekende, wellicht actuele thema’s. Van de Haterd: „We bestaan al heel lang en er waren altijd aanpassingen. Misschien moeten we sommige dingen anders aanpakken: een tent huren op een festival, een pop-up organiseren in een leegstaand gebouw. Naar de mensen toe gaan, in plaats van ze uitnodigen in een galerie. Onze volgende ledenvergadering is in april, dan gaan we hierover praten. En daarna samen eten, want dat is traditie.”


Rob Schreefel (71) ‘Er wordt wel eens laatdunkend over gedaan en dat snap ik wel’

Een kunstwerk, genaamd De Wachter, van Rob Schreefel.
Foto Dieuwertje Bravenboer

„Toen ik mijn eerste tentoonstelling had, kreeg ik het advies lid te worden van verschillende kunstenaarsverenigingen. Je kunt ook naar een galerie gaan, zeiden ze, maar die heeft een bepaald gezicht – en een kunstenaarsvereniging is een ratjetoe van ongelijksoortige kunstenaars. Die kunnen je op diverse manieren verder helpen in je loopbaan.

Ik ben lid van De Ploegh, Kunstenaars Centrum Bergen en de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. En dat bevalt me goed, ik heb er opdrachten, aankopen en tentoonstellingen aan te danken. Oudere kunstenaars hielpen je op weg, gaven je advies. Nu ben ik zelf zo’n oudere kunstenaar en doe ik dat ook, als het kan.

„Het doet me plezier dat jullie aandacht aan het fenomeen kunstverenigingen schenken, er wordt wel eens laatdunkend over gedaan. En dat snap ik wel, er zijn veel verenigingen en niet overal is de ballotage even streng. Je kunt je al snel kunstenaar noemen natuurlijk, als je als amateur gaat schilderen of het na je pensioen weer oppakt. Zelf zat ik een paar keer in ballotagecommissies, ik heb best veel aanmeldingen afgewezen.

„Mijn werken zijn groot, het gaat mij niet alleen om de optische maar ook om de lichamelijke beleving. En daar hoort een bepaalde maat bij, zulke beelden kunnen niet in de galerie. Maar de vereniging heeft één van mijn beelden aangekocht, die staat nu voor het gebouw. Dat is toch mooi.”


wilma luigjes (74) ‘De sfeer is veranderd, er zijn nu meer vrouwen’

Wilma Luigjes bij haar werk.
Foto Dieuwertje Bravenboer

„Toen ik klaar was met mijn studie op de kunstacademie, ben ik gevraagd lid te worden. Mijn schoonvader, glazenier, en mijn man, ook glazenier, waren al lid. Ik was zeer vereerd, je had in die tijd vooral mannelijke leden. Het was ook best een eigenzinnig clubje, kunstenaars zijn niet altijd makkelijke mensen. De sfeer is nu anders, tegenwoordig zijn er meer vrouwen. Die zijn actiever is mijn indruk, ze organiseren veel.

„Voor mij is kunstenaar zijn ook het doorgeven van liefde voor de kunst. Naast mijn werk als kunstenaar was ik veertig jaar lang docent beeldende vorming. Ik nam studenten mee naar exposities, ook naar de galerie van de vereniging. Nu ben ik buddy voor nieuwe leden. En ik werk mee aan de pr, ik maak foto’s van exposities en post die op sociale media.

„Het lidmaatschap heeft mij veel gebracht. In je contacten met andere kunstenaars doe je de hele tijd inspiratie op. Je bekijkt elkaars werk, praat erover, krijgt ideeën. Ook omdat je steeds de deadline van een expositie hebt, word je constant uitgedaagd. Ik merk dat als er weer een expositie gepland staat, ik in mijn atelier enthousiast aan het werk ga. Je blijft aldoor nieuwe dingen maken, er is geen tijd om oud te worden.”


Frédérique Bruijnen (48) ‘Wat fijn is: er komen hier kopers’

Werk van Frédérique Bruijnen.
Foto Dieuwertje Bravenboer

„Een jaar of zes, zeven geleden heb ik de stap gezet fulltime kunstenaar te zijn. Ik ben gestopt met mijn werk als consultant en ben een atelier gaan huren. Het was tijd om mezelf serieus te nemen. Achteraf denk ik: best stoer. Het ging ook goed: ik had exposities, ging naar beurzen en verkocht werk.

„Maar het is ook solistisch. Ik had wel contacten met andere kunstenaars via instagram of tijdens een beurs, maar ik miste het delen van kennis en het uitwisselen van ervaringen. Bij een vereniging heb je dat wel.

„Deze vereniging had ik wel eens voorbij zien komen op sociale media, ze hadden een professionele, toegankelijke uitstraling. Ze hebben ook een eigen galerie met exposities, ze doen mee aan beurzen. Er zijn ook andere verenigingen, sommige zijn groter, sommige dichterbij. Het leek mij een voordeel dat dit een landelijke vereniging is, dat verbreedt je werkveld.

„Ik ben nog maar kort lid, dus eigenlijk kan ik er nog niet veel over zeggen. Ik heb al wel leuke kunstenaars en vrijwilligers ontmoet. De sfeer is gemoedelijk en wat heel fijn is: er komen serieuze kunstverzamelaars naar de exposities.”


margherita pianarosa (88) ‘Kunst maken is prachtig, kunst verkopen een drama’

Werk van Margherita Pianarosa.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Toen mijn man hier hoogleraar kon worden, ben ik met hem meegegaan. Net als hij kon ik werken aan de universiteit, ik ben gepromoveerd scheikundige. Dat is nu vijftig jaar geleden. Oorspronkelijk ben ik Italiaans.

„Toen ik een keer een cursus aquarelleren volgde, zei een docent: ‘Waarom ga je niet naar de academie?’ Daar was het heel leuk, heel interessant. En grafiek maken ligt niet zo ver af van scheikunde.

„Ik had geluk, want meteen na mijn afstuderen won ik een grafiekprijs. Maar toch: als kunstenaar moet je steeds plekken zoeken om te exposeren, een galerie vinden die je vertegenwoordigt. Kunst maken is prachtig, maar kunst verkopen een drama.

„Tien jaar na mijn afstuderen zag ik in een tijdschrift een oproep om lid te worden van deze vereniging. Een andere stad, maar niet ver weg. Sinds ik lid ben exposeerde ik twee keer per jaar, er was ook altijd een grafiekexpositie. Ik heb er mensen ontmoet, ik heb ook werk verkocht. Maar ik heb niet kunnen doen waar de vereniging ook voor is bedoeld: ideeën uitwisselen, inspiratie opdoen. Daarvoor was het toch te ver en kwam ik te weinig.

„Nu heb ik mijn lidmaatschap opgezegd: mijn gezondheid gaat achteruit, ik kan geen werk meer komen brengen. Dat vind ik natuurlijk heel jammer. Ik maak ook geen nieuw werk meer, mijn grootste zorg is nu: wat doe ik met al het werk dat ik heb gemaakt en dat hier nog in huis staat?”


ruben creemers (45) ‘Ik wist niet eens dat ze bestonden, kunstenaarsverenigingen’

Werk van Ruben Creemers: Blues run the game (2018)

„Kunstenaar zijn is een roeping voor mij. Er is geen andere weg dan deze, ik wil uitdragen wat ik in me heb, mijn stem delen met de wereld. Wel heb ik eerst nog enkele zijpaden bewandeld. Ik heb creatieve concepten uitgedacht, me bezig gehouden met grafische vormgeving. Als je toegepaste kunst maakt, heb je een steady inkomen. Maar het gaat altijd om werk in opdracht, het is nooit compromisloos. En na een dag op het ontwerpbureau was ik dan tot diep in de nacht bezig in mijn atelier. Ik heb mijn werk opgezegd om autonoom kunstenaar te worden. Dat was in 2012.

„Dat er kunstenaarsverenigingen bestonden, wist ik niet eens. Ik ben gesteld op autonomie, niet echt een verenigingstype. Maar de clichés zijn waar: het is een eenzaam bestaan. Ik miste het contact met gelijkgestemden. Toen werd ik op een dag getipt door een collega met wie ik op een kunstbeurs stond, zij was al langer lid. Ik heb me aangemeld en ben toegelaten. Daar was ik blij mee, de ballotage is volgens mij best streng.

„Wat ik mooi vind is dat dit door kunstenaars zelf wordt gedragen, in plaats van door de creatieve industrie eromheen. We doen het op eigen kracht. En dat je je samen bloot geeft, vind ik ook mooi. Want dat is wat je doet met kunst, je toont je kwetsbaarheid. En nu doe je dat op een beurs of op een expositie niet meer alleen, maar met z’n allen.”