Kunstenaars en freelancers, verenig u!

Cultuur

Het cultuurstelsel moet op de schop. Maar dat gebeurt alleen als kunstenaars van zich laten horen, aldus .

‘Stadscocon’ van kunstenaar Florentijn Hofman. Een groene opblaasbare installatie waar bezoekers in kunnen.
‘Stadscocon’ van kunstenaar Florentijn Hofman. Een groene opblaasbare installatie waar bezoekers in kunnen.

Foto: Hans van Rhoon/ANP/HH

Theaterzalen lopen weer vol, meldden media deze week optimistisch. Althans, dat is het geval bij populaire artiesten en kunstvormen als musical en cabaret. Dat is mooi en broodnodig na drie jaar van lockdowns. Maar dit goede nieuws lost de structurele problemen in de kunstsector niet op.

Want de aanwas van bezoekers loopt terug voor de klassieke kunsten, zoals opera, en ook voor de meer experimentele, minder ‘makkelijke’ voorstellingen en literatuur. Belangrijke oorzaak daarvan zijn de bezuinigingen op cultuureducatie. Bibliotheken en muziekscholen werden de afgelopen jaren gesloten of ‘verzelfstandigd’, kunstorganisaties moeten programma’s voor scholen en jongeren grotendeels uit eigen budget bekostigen.

Dit is de bijl aan de wortel van het culturele ecosysteem. De paradox is dat de ‘canon’ wel het leeuwendeel van de subsidies ontvangt: tachtig procent van alle muzieksubsidies gaat naar de klassieke genres, terwijl popmuziek veel meer publiek trekt.

Het is slechts een van de problemen die de verstarring van het culturele bestel aantonen. De coronapandemie heeft deze problemen vergroot, maar ze bestonden al eerder: onderbetaling van de vele freelancers, scheefgroei tussen grote organisaties en de kleinere buiten de Randstad, overmatige regelgeving en controle van de subsidiërende overheid. En dan laat ik de enorme ecologische voetafdruk van de rondreizende kunstwereld hier buiten beschouwing, evenals het gebrek aan diversiteit in aanbod en personeel en de vele meldingen van grensoverschrijdend gedrag. We kunnen niet anders dan concluderen dat een structuurwijziging hoog nodig is.

Overaanbod van voorstellingen

De dringende kwestie is nu: gaat de cultuursector zijn problemen op systemisch niveau oplossen? Daar ziet het op dit moment niet naar uit. Eerder is de reflex zo snel mogelijk terug te gaan naar het oude normaal. Daarin is rendementsdenken leidend, net als in andere non-profitsectoren. Gedreven door subsidie-eisen ligt de nadruk op productie en groei, met onderlinge concurrentie en overaanbod van voorstellingen, concerten en exposities tot gevolg.

Instellingen staan centraal in het cultuurbeleid; Nederland heeft mondiaal de meeste musea en podia per inwoner, Deze instellingen zijn tijdens de pandemie gesteund en kregen mede geld om dat aan makers door te geven. Dat is veel te weinig gebeurd. De ruim 165.000 freelance professionals en kunstenaars waren al kwetsbaar vanwege werkonzekerheid, en door de reeks lockdowns kon een onbekend aantal het hoofd niet langer boven water houden. Het gevolg is dat veel kundige professionals zich hebben omgeschoold. En dat gaan we merken in het aanbod van theaters, concertzalen en musea.

Het ‘cultureel ondernemerschap’ is te ver doorgevoerd. Vernieuwing, zo essentieel voor de kunsten, krijgt te weinig kans. Waarom heeft de sector het zo ver laten komen? Die is omvangrijk en zou door de krachten te bundelen meer tegenwicht kunnen bieden aan het doorgeschoten rendementsbeleid. Cultuur is toch bij uitstek het domein waar niet-economische waarden moeten prevaleren. Waar kwaliteit en diepgang centraal staan in plaats van meetbare ‘output’.

Met zoveel creatief vermogen moet het mogelijk zijn om op inventieve wijze noodzakelijke veranderingen door te voeren. Want problemen kunnen niet worden opgelost door dezelfde manier van denken die ze heeft veroorzaakt, zoals Albert Einstein al opmerkte. Blijven sleutelen aan het oude stelsel heeft dus geen zin, er zijn alternatieve scenario’s nodig. Maar dan moet de sector het heft in eigen hand nemen en niet blijven afwachten of de overheid de problemen gaat aanpakken.


Lees ook: Stop met de benauwde prestatie-eisen in de cultuursector

Fair pay

Allereerst dient de zeer ongelijke verdeling van budgetten meer in evenwicht gebracht te worden. De staatssecretaris voor Cultuur, Gunay Uslu (D66), meldde afgelopen week in NRC dat het ministerie de zogenoemde fair pay pas vanaf 2025 invoert. Misschien wordt dit niet eens een subsidieverplichting, terwijl dat juist wél bittere noodzaak is.

Maar waarom wachten op de overheid? Haar invloed op het inhoudelijke beleid zou juist moeten verminderen: van regisseur en controleur naar voorwaardenscheppend. Dat betekent minder regelgeving en meer vertrouwen in zelforganisatie en kundigheid van de mensen in de kunstwereld zelf. Steeds verantwoording moeten afleggen leidt tot bureaucratisering en managementlagen, die zichzelf trouwens een aanzienlijk hoger salaris toekennen dan de vele onmisbare freelancers.

Geen wonder dat bestuurders huiverig zijn voor verandering: die is vaak niet in hun belang. Want een daadwerkelijke transitie gaat pijn doen. Eerlijke beloning zal bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat er minder geproduceerd kan worden. Maar er zal ook met meer tijd en aandacht kunst gemaakt kunnen worden die leidt tot meer reflectie, plezier en solidariteit.

Musea en podia zijn er om als intermediairs te fungeren tussen kunstenaars en publiek. Het is aan hen om die taak beter te vervullen en een structureel opdrachtenbeleid te ontwikkelen. Door dergelijke voorfinanciering kan makers meer inkomenszekerheid worden geboden. Zulk beleid stimuleert ook noodzakelijke vernieuwing en experiment, dat zich momenteel steeds meer afspeelt buiten de reguliere kunstinstellingen: in broedplaatsen, kunstenaarscollectieven en online. Herverdeling betekent ook dat instellingen de particuliere donaties die ze ontvangen, gaan delen met de makers. Giften worden immers juist gedaan om de getoonde kunst te steunen.

Kortlopende projecten

Vermogensfondsen dienen eveneens hun faciliterende rol beter te vervullen. Fondsen kunnen het verschil maken door meer verantwoordelijkheid te nemen voor de wortels van het systeem. Ten eerste door niet langer overwegend (via) de instellingen steun te bieden, maar juist individuele kunstenaars, onderzoekers en andere onmisbare cultuurwerkers toe te laten. En fondsen honoreren alleen kortlopende projecten, terwijl die de structuur van tijdelijke, onderbetaalde arbeid in stand houden.

Tot slot zijn de vele makers en cultuurwerkers zelf aan zet. Zij zijn met velen, gezamenlijk staan ze daarom zeker niet machteloos. Dus, kunstenaars en freelancers: verenig je! Auteurs, musici, beeldhouwers, acteurs, dansers, curatoren, critici, belichters en vele anderen: onderschat je eigen invloed en veranderkracht niet. Smeed allianties met elkaar. Het is tijd voor wat revolutie in de kunst, voor een nieuwe versie van de stelselhervorming van eind jaren zestig. Hoogste tijd om de kussens op te schudden door de maakpraktijk centraal te stellen en af te dwingen dat kunstenaars meer rechtstreeks toegang krijgen tot zalen en podia.

Een daadwerkelijke aanpak van de problemen lukt alleen als de kunstwereld zich niet langer laat verdelen, maar er collectief zorg voor draagt dat het culturele ecosysteem werkzaam is voor alle betrokkenen. Alleen dan kan zo’n noodzakelijke stelselvernieuwing tot stand komen.