Kunstenaar Van Kreij toont de dunne scheidslijn tussen kopie en authenticiteit

Een kubistisch geschilderde studio is spaarzaam ingericht: wat schildersezels, een stoel, bruine doeken tegen het raam aan. Verderop, op een ander vel papier, zie je dezelfde studio bij daglicht. Bij het raam deze keer geen bruin doek, maar zicht op een groen bladerdak, en een blauwe stoel aan een kleurrijk gedekte tafel staan in de studio. Een paar vellen papier verderop weer dezelfde studio, nu felgekleurd, de tafel is leeg. Op een ander vel slechts een tafel, gezeefdrukt in zwart-wit, gedekt met kopjes, een waterkan, broodjes. Isn’t a table something? staat er op eentje. A table is something you put something on, antwoordt een ander papier.

De tentoonstelling How to Look at a Spiral in De Pont museum van kunstenaar Marijn van Kreij (1978) is een soort associatieve speurtocht waarin het ene werk je met een ongrijpbare referentie naar het volgende lokt. Zo’n zestig werken hangen aan muren die in een hoekige spiraal staan opgesteld. Wandelend langs de tekeningen, collages en schilderijen vallen steeds verschillende details op – ramen en tafels, maar ook een grid, stippen, lettertypes, kleurcombinaties – die verderop in een ander werk meermaals terugkomen.

Het werk van Van Kreij draait om thema’s als originaliteit en authenticiteit. Kopiëren speelt daarbij een belangrijke rol waarbij het gaat om de vraag: hoe komt het dat sommige beelden de aandacht trekken, en andere niet? Hij kreeg voor zijn werk al eerder de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst en de prestigieuze ABN Amro Kunstprijs. Voor deze expositie doet Van Kreij een greep uit recente werken op papier, waarin hij allerlei afbeeldingen citeert: van kinderboekillustraties en cartoons tot folders, citaten, platenhoezen, moderne kunstwerken en de kaft van een telefoongids.

Marijn van Kreij, Untitled (Picasso, L’Atelier, 1955, SnowButter), 2021.
Foto Peter Cox/ andriesse eyck galerie, Amsterdam

Worstelende museumbezoekers

Door kopieën te maken van bestaande werken of bijvoorbeeld scans van ander werk in een ander medium te plaatsen, probeert hij grip te krijgen op beeldtaal van anderen, en ondertussen ontrafelt hij zijn eigen intrige.

Het museum biedt geen hulp bij het herkennen of plaatsen van deze bronnen. Er hangen geen tekstbordjes, nergens worden worstelende museumbezoekers aan de hand genomen. Van Kreij wilde dat ongetwijfeld zelf, in de publicatie bij deze tentoonstelling schrijft hij namelijk: ‘Ik wil ruimte maken voor de vrije interpretatie van ieder werk; idealiter kijk je naar een werk zonder enige extra taal – maar zoals het is.’ Waar zo’n catalogus doorgaans opent met een duidend essay, bestaat de inleiding hier uit kunstenaarscitaten. De titels van de werken – steevast Untitled gevolgd door een lijstje gebruikte referenties – zijn achterin weggemoffeld. Er blijkt een losse bijlage in de achterflap gestoken, een mailwisseling tussen Van Kreij en kunsthistoricus Esther Darley, geschreven in aanloop naar deze tentoonstelling. Je zou deze losse blaadjes zo kunnen missen – en dat lijkt precies de bedoeling.

Het gebrek aan duiding maakt dat je Van Kreijs werk enerzijds onbevangen kan benaderen, anderzijds blijft het daardoor wat ongrijpbaar. Dit gevoel wordt versterkt doordat de wanden van de tentoonstelling niet aansluiten, waardoor de looproute niet altijd duidelijk is. Zo kan het dat je bij een verkeerde afslag tussen werken uit de vaste collectie terechtkomt.

Marijn van Kreij, Untitled (Picasso, Pigeons, 1957) I, II, 2020.
Foto Peter Cox/ andriesse eyck galerie, Amsterdam

Große Geister

Een leuke bijkomstigheid hiervan is dat je de drie Michelinmannetje-achtige sculpturen van Thomas Schütte, Große Geister (1998), niet alleen tegen het glimmende lijf loopt maar ze ook direct op papier herkent bij Van Kreij. Dit zet je meteen op het juiste spoor, want Van Kreijs spel gaat verder dan beeldrijm: de tentoonstelling voert je langs grote namen uit de kunstgeschiedenis. Zo wordt met name het latere werk van Pablo Picasso veelvuldig geciteerd en geparafraseerd, bijvoorbeeld in eerdergenoemde kubistische studio’s.

Uitgesproken esthetisch is het resultaat niet – sommige werken lijken zo uit een schetsboek gescheurd – maar mooi is dat de tentoonstelling niet alleen bevraagt waarom bepaalde beelden Van Kreij intrigeren, maar ook waar de aandacht van de kijker door gegrepen wordt. Of je oog nou valt op Picasso of Schütte, een studio of een tafel, het brengt je op een spoor dat steeds naar een volgend werk leidt. Daarom is die onbevangenheid belangrijk en snap je ook waarom de wanden in een spiraal staan opgesteld: dan kan je nog een rondje maken.