‘Een wereld waarin alles gelijkwaardig lijkt en in elkaar overvloeit en waarin niets zonder elkaar lijkt te kunnen bestaan.” Met deze woorden prijst de jury van de ABN AMRO Kunstprijs het werk van kunstenaar Ivna Esajas, die deze dinsdag tot dertiende winnaar van deze jaarlijkse prijs voor vrouwelijk talent werd uitgeroepen. Esajas studeerde in 1996 cum laude af aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU), volgde van 2021 tot 2023 de tijdelijke master Blacker Blackness aan het Sandberg Instituut in Amsterdam en heeft een atelier in Amsterdam Zuidoost, bij de Open Ateliers Stichting (Kruitberg).
Esajas gaf meermaals in de media aan niet graag te praten over haar werk, omdat het dan vaker gaat over haar culturele achtergrond, politieke overtuiging en positiebepaling in plaats van het werk en de materie zelf. Op haar website omschrijft ze zich als volgt in een ‘artist statement’: ze is een schilder, iemand die grote tekeningen op canvas maakt – en dat doet ze de ene keer op de voorkant van het canvas en de andere keer op de achterkant van een opgespannen doek. Ze legt in dat statement ook uit hoe ze werkt: ze begint met houtskool te tekenen waarbij de lijnen die ze trekt tot het verhaal leiden dat ze wil vertellen. Die verhalen zijn voor „hen die de tijd en moeite nemen om verder te kijken dan de esthetiek. Het zijn verhalen die op zichzelf staan, zonder dat ze verdedigd hoeven te worden of verantwoording hoeven af te leggen aan wie dan ook. Inclusief aan mij.”
Troosten
Wie meegaat in de wereld van Esajas ziet werken waar figuren in elkaar overvloeien of lichamen met elkaar delen (zowel mens als dier). De figuren houden elkaar vast om te troosten of te ondersteunen. De jury prijst dat als volgt: „Het spel tussen voor- en achtergrond en tussen figuren, verhalen en tijden symboliseert het zoeken naar een balans tussen saamhorigheid en frictie die de kern van haar werk uitmaakt. Daarin probeert Esajas zich te verbinden met tradities, de (kunst)geschiedenis en verhalen over de zwarte gemeenschap en cultuur.”
Geschiedenis, klassieke oudheid of bijbelse verhalen komen allemaal bij haar aan bod, waarbij de schoonheidsidealen zoals ze die als student in de jaren negentig meekreeg – via hét studieboek waar elke toekomstige kunsthistoricus het mee moest doen: The Story of Art van Ernst Gombrich – een eigen interpretatie krijgen om zo buiten de lijnen van de canon te werken. Dat doet ze in werken met titels als Venus, Nereïden of the people could fly, Jacob.
Naast gecanoniseerde kunstwerken zijn voor Esajas ook poëzie en het werk van James Baldwin belangrijke inspiratiebronnen. Zo verbindt ze mythes en persoonlijke verhalen, feminisme en literatuur met elkaar. Volgens de jury „roept ze zonder vingerwijzingen te geven vragen op over hoe we ons als mensen in de steeds individualistischere samenleving tot elkaar en de geschiedenis verhouden”.
Esaja ontvangt 10.000 euro, de bank koopt een werk van haar aan en in november heeft het Stedelijk Museum in Amsterdam een expositie met haar werk. Wie al eerder haar werk van dichtbij wil bekijken, kan al in september in Zwolle terecht in Museum De Fundatie, waar de eerste museale solo-expositie van haar opent onder de titel In The Garden of My Good Days – wederom naar een gedicht, deze keer naar een gedicht van de Jamaicaanse dichter en schrijver Safiya Sinclair.
Volgens de vluchtelingenorganisatie van de VN (UNHCR) keerden dit jaar al meer dan 1,2 miljoen Afghanen (gedwongen) terug uit Pakistan en Iran naar een land dat wordt geleid door de Taliban. In een verklaring beschrijft een medewerker, Arafat Jamal van UNHCR „hongerige en uitgeputte” Afghaanse gezinnen bij de grens van Iran en Afghanistan die „bang zijn voor wat hen te wachten staat in een land wat velen nog nooit hebben betreden”.
De grootschalige terugkeer kan volgens de VN de fragiele situatie in het land nog verder destabiliseren. „De VN schatten dat meer dan de helft van de Afghaanse bevolking afhankelijke is van humanitaire hulp”, schrijft de organisatie. Afghanistan verkeert in een humanitaire crisis, die verergerd werd door de machtsovername van de Taliban drie jaar geleden. „Mensen leven alleen van brood en thee”, zei de directeur van het Wereldvoedselprogramma in januari tegen Reuters. Begin dit jaar bezuinigden de Verenigde Staten miljoenen op ontwikkelingshulp, ook aan organisaties zoals de VN. „De UNHCR waarschuwt dat de afnemende internationale steun de complexe, overlappende crises in Afghanistan alleen maar erger maakt”, aldus de organisatie. „De UNHCR-hulpverlening aan Afghanistan is dit jaar voor slechts 23 procent gefinancierd.”
Agressief migratiebeleid
Dat er dit jaar zo veel Afghanen teruggaan, heeft alles te maken met een agressiever migratiebeleid van zowel Pakistan als Iran. In 2023 lanceerden beide landen afzonderlijke campagnes om buitenlanders uit te zetten die naar eigen zeggen illegaal in hun landen verblijven. De landen stelden terugkeerdeadlines in en dreigden met deportaties.
De Iraanse procureur-generaal, Mohammad Movahedi Azad, zei zaterdag nogmaals dat buitenlanders het land snel moeten verlaten. Dat meldt persbureau AP op basis van Iraanse staatsmedia. „Buitenlanders, met name broeders en zusters uit Afghanistan die we al jaren huisvesten, help ons zodat illegale personen Iran zo snel mogelijk kunnen verlaten”, aldus Azad. Volgens Iraanse autoriteiten verbleven er in april meer dan zes miljoen Afghanen in het land, van wie 2,5 miljoen illegaal.
Dit jaar verlieten al zo’n 640.000 mensen met een Afghaanse afkomst Iran, van wie meer dan de helft werd gedwongen werd uitgezet. Dat aantal stijgt sinds halverwege juni dagelijks: donderdag keerden er in één dag 36.100 Afghanen terug, telde de UNHCR. De grensovergangen naar Afghanistan veranderden zo in een zee van mensen, onder wie vrouwen en kinderen die zich „vooral zorgen maken, omdat ze bang zijn voor de beperkingen op het gebied van bewegingsvrijheid en fundamentele rechten zoals onderwijs en werkgelegenheid”, aldus VN-medewerker Jamal in de verklaring van UNHCR.
Lees ook
Berooid komen Afghanen uit Pakistan aan in winters Kabul
Keiharde techno klinkt uit een clandestiene kelder van een café in Boedapest. Buiten verzamelen tientallen zich voor het begin van de verboden Budapest Pride. Binnen in de kelder schminken mensen hun gezichten en zetten pruiken en grote zonnebrillen op, voordat ze zich buiten in de mensenmassa mengen.
Voor ze naar buiten gaan, lopen ze langs een camera die checkt of hun gezichten ondanks de vermomming nog herkenbaar zijn. De vermommingen en camera met gezichtsherkenningstechnologie zijn een idee van kunstenaar David Varhelyi (26) – zwarte pruik, gezicht in de kleuren van de Hongaarse vlag: rood, wit, groen. „Dit doen we om te voorkomen dat de politie ons kan herkennen”, zegt de Hongaar, die in Londen woont.
Iedereen die meedoet aan de Pride loopt het risico op een boete van 500 euro. Een nieuwe wet, ingevoerd vlak voor de Pride, staat het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie toe door de politie. „Van tevoren was ik bang om deel te nemen”, zegt Varhelyi. „Maar dankzij deze vermommingen zijn we de autoriteiten te slim af.” En als het niet lukt en hij toch een boete krijgt? ,,Fuck dat, ik ga niet betalen.”
Poetin en Orbán kussen elkaar, op een tijdens de mars meegedragen bordje.
fOTO Rudolf Karancsi/AP
Wat Varhelyi op dat moment nog niet weet, is dat de Pride zal leiden tot een recordopkomst. Waar er van tevoren rekening werd gehouden met mogelijk 50.000 deelnemers, blijkt de opkomst vele malen hoger te zijn. Officiële cijfers zijn zaterdag aan het begin van de avond nog niet bekend. Hongaarse media spreken van honderdduizenden mensen. Het is waarschijnlijk de grootste demonstratie sinds de val van het communisme in 1989.
Het is een duidelijk signaal richting de regering van premier Viktor Orbán die een verbod van de Budapest Pride – een jaarlijks evenement dat al sinds de jaren negentig wordt gehouden – mogelijk maakte met de introductie van een nieuwe wet. Deze wet maakt het mogelijk om evenementen en demonstraties te verbieden als de autoriteiten vinden dat er sprake is van blootstelling van minderjarigen aan homoseksualiteit.
Maar de burgemeester van Boedapest, de progressieve Gergely Karácsony, besloot alsnog een Pride te organiseren, maar dan vanuit de gemeente. Zo is de Pride geen demonstratie meer, maar een gemeentelijk evenement en kon de politie het niet verbieden.
<p>Foto Lisa Leutner/Reuters</p>
<p>Foto Lisa Leutner/Reuters</p>
<p>Foto Rudolf Karancsi/AP</p>
<p>Foto Lisa Leutner/Reuters</p>
De afgelopen vijf jaar is de lhbti-gemeenschap in Hongarije het doelwit van Orbáns regering. Lhbti’ers worden door politici vergeleken met pedofielen. De regering introduceerde een reeks homofobe wetten waarvan de belangrijkste een verbod is op ‘homopropaganda’: minderjarigen mogen niet blootgesteld worden aan materiaal dat „homoseksualiteit, afwijking van de genderidentiteit of geslachtsverandering aanmoedigt”.
Naast de honderdduizenden Hongaren die de lhbti-gemeenschap zaterdag een hart onder de riemen wilden steken, zijn er ook vele internationale hoogwaardigheidsbekleders naar Boedapest afgereisd. Staatssecretaris Mariëlle Paul (Emancipatie, VVD) besloot op het laatste moment niet mee te lopen, omdat volgens haar de situatie rond de mars „te onduidelijk is”. De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema liep zaterdag wel mee, evenals Tweede Kamerleden en Europarlementariërs van Volt, Groenlinks/PvdA, D66 en VVD.
Eerste keer
Onder de deelnemers zijn opvallend veel mensen die voor het eerst meelopen met de Pride, of überhaupt voor het eerst naar een demonstratie gaan. De 14-jarige Manfred wilde zijn solidariteit uitspreken met de lhbti-gemeenschap, vertelt hij. „Als de regering nu niet naar ons luistert, wat moeten we dan doen? Met molotovcocktails komen?” zegt hij vol bravoure. Zijn moeder, Sara (40), lacht, maar is ook serieus. „Ik vrees voor de toekomst van Hongarije, mijn toekomst en die van mijn kinderen”, zegt ze.
Een deelnemer bekritiseert Hongarije, het land „waar liefde illegaal is, maar diefstal niet”
Foto Lisa Leutner/Reuters
Dat is ook de boodschap van Anita (52), die vandaag meeloopt omdat ze politieke verandering wil. „De democratie gaat eraan en dat moeten we stoppen”, zegt ze in de hete middagzon. Ze hoopt dat de parlementsverkiezingen volgend jaar tot een verandering zullen leiden en dat Orbáns partij Fidesz na vijftien jaar de macht verliest. In de peilingen staat Orbáns uitdager, Peter Magyar met zijn partij Tisza, veruit aan kop. Maar het duurt nog tien maanden tot de verkiezingen.
Een opvallende verschijning is de 84-jarige Pal. De pensionado valt met zijn oude uiterlijk en grijze overhemd uit de toon tussen de kleurrijke deelnemers van de Pride. Al is zijn boodschap kraakhelder: „Fidesz kan de pot op”, zegt hij. Onder het communisme was de situatie slecht in Hongarije, vertelt Pal. „Maar de communisten logen niet zoveel als Fidesz en stalen niet zoveel geld – we leven nu in een kleptocratie”, waarmee hij doelt op de alom aanwezige corruptie en propaganda onder de Fidesz-regering.
Zijn zoon Tibor (50) omhelst zijn vader en kijkt hem vol trots aan. „Ik vroeg of hij vandaag meewilde en hij twijfelde geen moment”, zegt Tibor, die net als zijn vader voor het eerst meeloopt met de Pride. „Ik ben zo klaar met Orbáns gezeik over gays”, zegt Tibor. ,,Duizend jaar geleden waren er gays en over duizend jaar zullen ze er alsnog zijn. De regering zou haar energie moeten stoppen in het oplossen van de echte problemen in dit land en afblijven van onze Hongaarse gays.”
Extreemrechtse groeperingen
Voorafgaand aan de Pride werd rekening gehouden met mogelijke opstootjes met tegenstanders, waarbij de politie niet zou optreden. Eerdere Pride’s in Boedapest verliepen over het algemeen rustig, al werden deelnemers hier en daar uitgescholden en vloog er af en toe een ei hun kant op. Dit jaar werd vooral gevreesd dat extreemrechtse groeperingen massaal zouden komen opdagen bij tegendemonstraties – zich gesteund voelend door de nieuwe wetgeving van de regering.
Maar op een blokkade van een brug na gebeurt er weinig noemenswaardigs. Het twintigtal aanwezige leden van de extreemrechtse oppositiepartij Mi Hazánk (Ons Vaderland) houdt zich koest achter een spandoek met ‘Stop LHBTI-P’ – waarin de P voor ‘pedofielen’ staat. Parlementslid Elod Novak van Mi Hazánk richt zijn woede vooral op de politie en de regering: „Onze regering gaat op de knieën voor de homoseksuelen”, roept hij door een megafoon.
Attila Vainer (58), met regenboogsokken aan, zit op die brug in het zonnetje naast de leden van het extreemrechtse Mi Hazánk. „Ik wilde vandaag mijn solidariteit uitspreken met de lhbti-gemeenschap en wacht tot de mars hier voorbijkomt”, zegt Vainer. Maar zodra hij erachter komt dat de route is veranderd schrikt hij op. „Echt?” vraagt hij. „Dan ga ik snel de andere kant op.”
Zodra hij opstaat ziet hij de andere brug over de Donau, die van begin tot eind gevuld is met mensen en regenboogvlaggen. En dat blijft urenlang zo door de ongekend hoge opkomst. „Dit protest gaat niet alleen over de Pride”, zegt Vainer. „Dit gaat over mensenrechten.”
De Nederlandse tennisser Tallon Griekspoor (28) heeft zaterdag het grastoernooi van Mallorca gewonnen. De 28-jarige Haarlemmer versloeg zijn tegenstander, de Franse Corentin Moutet, in twee sets, waarmee hij zijn derde ATP-titel binnenhaalde. Twee jaar eerder won hij al op het hardcourt in Pune (India) en op het gras van Rosmalen.
Eerder deze maand moest Griekspoor nog uitstappen tijdens de achtste finale van Roland Garros, vanwege een buikspierblessure. Hij speelde toen met pleisters op zijn buik en had een zichtbaar zwakkere service dan gebruikelijk. Maar met zijn winst op Mallorca toont Griekspoor zich in topvorm voor het grandslamtoernooi Wimbledon dat maandag begint. Zijn eerste wedstrijd zal hij daar spelen tegen de Amerikaan Jenson Brooksby, 149ste op de ATP-ranglijst. Griekspoor kwam nooit verder dan de tweede ronde van het toernooi, maar gezien zijn vorm in Mallorca is er een aanzienlijke kans dat hij dat dit jaar overtreft.
Met zijn derde ATP-zege, de tweede op gras, heeft Griekspoor slechts vijf Nederlandse tennissers boven zich die meer titels wonnen. Zaterdag steeg hij van plek 34 naar plek 29 op de wereldranglijst.
Lees ook
Tennisser Tallon Griekspoor: ‘Ik kan nu wel de slingers gaan ophangen, maar ik ben net begonnen’