Kunstenaar Diego Bianchi maakt museumbezoek lichamelijk, en laat je letterlijk kruipen voor de kunst

Recensie Beeldende kunst

Expositie De expositie ‘Táctica Sintáctica’ draait om het lichaam. Dat wordt verbeeld in de getoonde kunst, maar als bezoeker moet je ook met je lichaam aan de slag om alles goed te zien.

Zaalbeeld van de expositie Táctica Sintáctica.
Zaalbeeld van de expositie Táctica Sintáctica. Foto Gert Jan van Rooij

In een vormeloze massa bewegen mensachtige vormen zich voort in wittig en huidkleurig vet: het geheel maakt nu eens een gesmolten, dan weer een gestolde indruk. De Argentijnse kunstenaar Diego Bianchi (1969) maakt vaker werken waarin de mens is teruggebracht tot een dergelijke onsmakelijke roze massa waar soms een schoen, een stoel of een hoofd uitsteekt. Het is kunst waarin Bianchi de verhouding tussen het lichaam en objecten minder vanzelfsprekend, zelfs onprettig maakt.

Bianchi’s installaties en video’s zijn, naast werk van andere kunstenaars, te zien op de expositie Táctica Sintáctica in het Maastrichtse Marres. Samen met curator en dichter Mariano Mayer selecterde Bianchi werken die draaien om het lichaam, maar dat betekent niet alleen dat het lichaam wordt verbeeld in getoonde kunstwerken. Je moet als bezoeker ook zelf met je lichaam aan de slag om alles te zien. Bianchi brengt de lichamelijkheid terug in het museum door van de toeschouwer te verlangen dat hij/zij onder houten stellages kruipt (en dus letterlijk kruipt voor de kunst), zich langs wanden wurmt om videowerk te zien of het hoofd knakt om schots en scheef gehangen werken goed te kunnen zien.

Vingerafdruk

Naast de werken van Bianchi zelf, op zichzelf al een expositie waard, is er een litho van David Hockney met een houten kruk ervoor. TL-verlichtingskunst van Dan Flavin zorgt ervoor dat je je ogen dichtknijpt. Een bijsmaak van Körperkultur kleeft aan de opvallende foto’s van de Belarussische kunstenaar Valery Katsuba. En er is een prachtig subtiele collage van de Spaanse Julia Spinola. Gemene deler: alle werken gaan over het lichaam en wat een werk met je lichaam doet.

Táctica Sintáctica zit vol goede ideeën. Kunst lichamelijk ervaren is een interessante gedachte bij een expositie die grotendeels gaat over lichamelijk ongemak. Ook prima is het dat kunstwerken scheef hangen of door een wandje van spaanplaat in tweeën worden gehakt (al werkt die truc eigenlijk maar één keer).

Noem het een speurtocht voor het lichaam: zoek de wimpers die ergens op een witte plank zijn geplakt, vind het draadje dat de suggestie is van een spinnenweb in wording en voel de borstels van bezems die tegen een wand zijn geplakt op je rug voor wie een alternatieve massage zoekt. En mocht je de prikkels dan nog niet genoeg ervaren, kun je je vingers duwen in de tandenstokers die in kastanjepoppetjes zijn geprikt (zij het dat de kastanjes hier wortels zijn).

Zaalbeeld van de expositie Táctica Sintáctica.
Foto Gert Jan van Rooij

President die aids heeft

Táctica Sintáctica is – kortom – een tentoonstelling die mikt op de mens die zelf niet lijdt onder lichamelijk ongemak. Het monumentale gebouw van Marres is sowieso rolstoelontoegankelijk – dat staat hier los van – maar voor deze expositie zijn nog extra barrières opgeworpen, zodat wie stram ter been is, of gewoon te groot om ergens in te kruipen, ook beter weg kan blijven.

Zo’n opzet kan natuurlijk: niet alles hoeft voor iedereen toegankelijk te zijn. Kunst voor een beperkt publiek, waarom ook niet? Maar het is wel de vraag of dat ook het statement is dat de tentoonstelling wil maken. Je vermoedt van niet wanneer je bijvoorbeeld werk van de Amerikaanse kunstenaar Zoe Leonard ziet, dat gaat over de koppeling van economische achterstelling en ziekte(s). Leonard schreef een brief waarin ze pleit voor een president die onder meer „aids heeft, geen zorgverzekering heeft of opgegroeid is in een dermate vervuild gebied dat leukemie bijna onontkoombaar is”.

Zo’n werk bevestigt het idee dat deze tentoonstelling gaat over het ongemak en de kwetsbaarheid van het lichaam. En in die context is het merkwaardig dat de werken zo zijn opgesteld dat alleen mensen die geen ongemak kennen, ze kunnen bekijken.