De Friese fotograaf Frederique Peckelsen is op zoek naar de onzichtbare magie van de aarde. Een gevoel van mysterie, spanning en eenzaamheid komen samen in haar wereld, waar de mens maar een klein onderdeel is van het grotere geheel. De titel van dit werk: ‘Oda’
Foto Frederique Peckelsen
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Kunst is een mannelijke aangelegenheid’, schreef de katholieke dichter en kunstcriticus Jan Engelman in 1931. Dat is bijna een eeuw geleden, maar nog steeds is er veel ongelijkheid. Uit een rapport van ABN Amro en Women Inc. vorig jaar bleek dat mannelijke kunstenaars jaarlijks 50 procent meer verdienen dan hun vrouwelijke collega’s. In 2018 was 13 procent van de kunst die getoond werd in de acht grootste musea van Nederland gemaakt door een vrouw. FotoLab Kiekie lanceert daarom het kunstproject Women in Art 2023, om de kansengelijkheid te bevorderen. Tien vrouwelijke curatoren selecteerden ieder twee vrouwelijke kunstenaars, die hun werk verkopen via een online print sale. 15 procent van de opbrengsten gaat naar UN Women, de rest naar de vrouwelijke maker.
Tina Farifteh werd door NRC onlangs uitgeroepen tot een van de talenten van dit jaar. Deze foto ‘A Thirsty Fish’ komt uit haar recente project ‘Tina in Sexbierum’, waar ze onlangs naartoe verhuisde. Het is een foto van Friese klei, afgelopen zomer gemaakt vlakbij de dijk aan de Waddenzee. De titel komt uit een gedicht van Rumi: ´I have a thirsty fish in me / that can never find enough /of what it’s thirsty for!´ Foto Tina Farifteh
Marieke van der Velden won onlangs, samen met Philip Brink, de Prijs voor Storytelling bij de Zilveren Camera 2022 met hun serie ‘Children of the Labyrinth’. Over hoe het voelt om verstrikt te raken in het labyrint van het Europese asielbeleid, en over de liefde van ouders voor hun kinderen. Foto Marieke van der Velden
De Belgische Josefien Tondeleir werd eind 2019 voor het eerst moeder. Ze maakte er een boek over, ‘Nest’ (2021), en zette ‘The Breast Feed’ op, een website met foto’s en verhalen over borstvoeding. Deze bloemenfoto ’3 Times A Vase no. 1’ maakte ze speciaal voor Moederdag. Foto Josefien Tondeleir
Tami Aftab is een Engels-Pakistaanse fotograaf, gevestigd in Londen. Over deze foto ‘Contact With Nature’: ,,De natuur is waar ik naar terugkeer als ik vastzit, of dat nu in het werk is of in het leven.” Foto Tami Aftab
Cigdem Yuksel richt haar lens vooral op migratie, vluchtelingen en identiteit. Deze foto ‘Abdulaal’ komt uit de serie ‘A New Beginning’, waarin ze jonge vluchtelingen vraagt: wie ben je en wie wil je worden? En wat als je jezelf opnieuw zou moeten uitvinden? Samen met hen gaat ze op zoek naar hun (nieuwe) identiteit. Foto Cigdem Yuksel
We worden ouder dan ooit en blijven langer gezond. Toch voelen de meeste mensen zich minder over een jaartje meer. Hoog tijd om eens wat positiever naar ouderdom te gaan kijken, vinden de initiatiefnemers van PR:OUD, Micaela Bartes en fotograaf Sevilay Maria van Dorst. Foto Sevilay Maria van Dorst
‘We shape our tools and then our tools shape us’ – met deze uitspraak maakte mediafilosoof Marshall McLuhan (1911 – 1989) duidelijk wat volgens hem de invloed is van de technologie op onze samenleving. In zijn tijd de televisie, nu de computer – media veranderen de wereld, en daarmee ook de mens. Fotograaf Kathy Anne Lim woont in Singapore en fotografeerde daar in 2016 flatgebouwen waarop het testscherm van een televisie is geschilderd. Foto Kathy Anne Lim
Puck Soetens, geïnspireerd door de schilder Jan Mankes, werkt al een tijdje aan de serie ‘Portaits of a Flower’: strakke en ogenschijnlijk eenvoudige bloemstillevens. De titel van deze: ‘Equal’ Foto Puck Soetens
De Italiaanse Valentina Sinis is een documentair fotograaf en werkt voornamelijk in China en het Midden-Oosten. Deze foto, waarop Chinese toeristen te zien zijn die in ‘De Dode Zee van China’ zwemmen, in een resort in Suiniung, werd geselecteerd voor Time’s Top 100 Photos of 2017. Foto Valentina Sinis
Op 13 januari brak er een grote ijsschots (A84) af van de George VI ijsplaat, die aan de zijkant ligt van het schiereiland dat richting het noorden naar het puntje van Zuid-Amerika reikt. De onderzoekers van de Falkor, die toevallig in de buurt waren voor ander onderzoek, volgden hun nieuwsgierigheid. Op 25 januari bereikten ze de plek waar kort daarvoor nog een honderdvijftig meter dik pak ijs had gelegen.
Met een robotonderzeeër, de SuBastian, zochten ze acht dagen lang de ongerepte zeebodem af naar bijzonderheden.
Op jonge leeftijd verhuisde Xiaoxiao Xu (40) binnen China naar een andere stad met een nieuw dialect. Zeven jaar later reisde ze haar moeder achterna naar Nederland, waar ze weer een nieuwe taal moest leren. Xu worstelde er lange tijd mee hoe ze zichzelf moest uiten maar vond een manier in de fotografie. In 2009 studeerde ze af aan de Fotoacademie in Amsterdam, sindsdien werkt ze aan eigen projecten.
Door de verhuizing in China had Xu zich geïsoleerd gevoeld en een toevlucht gezocht in de wereld van Japanse manga. Toen ze in Nederland in 2022 voor de eerste keer een cosplay-conventie bezocht, zag ze, naast figuren uit bijvoorbeeld Star Wars en Breaking Bad, personages uit Japanse anime en manga. „Ik had gelijk een band met de bezoekers. Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel”, vertelt ze. Voor haar nieuwe fotoboek This looks better irl: Exploring cosplay cons bezocht Xu in tweeënhalf jaar tijd meer dan dertig cosplay-bijeenkomsten in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ze werd er betoverd, zoals ze het zelf formuleert, door het gemeenschapsgevoel en de creatieve aandacht voor kleding, make-up en accessoires waarmee personages uit films, strips en games tot in detail worden uitgebeeld.
Op sociale media delen cosplayers geregeld het maakproces van hun outfit, waar ze soms maandenlang aan werken. Xu besloot naast eigen foto’s ook hun Instagram-screenshots in haar boek op te nemen.
Online laten deze cosplayers niet alleen hun creaties zien, maar ook hun onzekerheden en kwetsbaarheden, zegt ze. In het voorwoord schrijft ze: „Een groot deel van de cosplaygemeenschap is neurodivergent. […] Op sociale media delen ze hun gevoelens.” Zo vertelt een cosplayer op Instagram dat de therapie voor een angststoornis haar zwaar valt. Een ander geeft aan liever niet spontaan aangesproken te willen worden op een conventie, omdat dat te veel onverwachte prikkels geeft.
Xu: „Ik denk dat veel mensen moeite hebben om hun gevoel te uiten in taal. Met mijn fotoserie wil ik de eigenheid van cosplayers laten zien. Vaak worden ze weggezet als kinderlijk. Ze omarmen juist de vrijheid om zichzelf te zijn.”
Niet voor iedereen is cosplay overigens een toevluchtsoord, zegt ze. „Een groot deel vindt het gewoon leuk om te knutselen en creatief bezig te zijn. Om iets moois aan te trekken en naar een conventie te gaan.”
Vroeger was Willy Kling (73) timmerman en trainde hij de plaatselijke voetbaljeugd. Nu is hij met pensioen en traint hij waterslagers. Dat is een kanarieras dat speciaal voor de zang wordt gefokt, waar dan weer wedstrijden voor worden georganiseerd. Vanzelf gaat dat zingen niet: alleen de mannetjes doen het, en ook die brengen hun krachtige, gevarieerde, als klokkend en borrelend water klinkende lied alleen na een zorgvuldig uitgedacht trainingsregime.
Er is een jaarlijkse cyclus, die rond deze tijd van het jaar begint. De zang van de waterslager is deels erfelijk bepaald, dus de in het Gelderse Wijchen wonende Willy Kling en zijn vrouw (die „voor 200 procent” achter zijn hobby staat) koppelen een melodieus mannetje aan een vrouwtje, een ‘pop’, en dan hopen ze „dat daar weer toppers uitkomen”. Als ze vijf dagen oud zijn krijgen de jonge vogeltjes een voetring met daarop het kweeknummer dat Kling van de bond toebedeeld kreeg en een uniek nummer per dier.
In november, als ze een klein half jaar oud zijn, begint de zangles. In de volière laten de mannetjes zich dan al horen, maar nu gaan Kling en zijn vrouw ze ‘opkooien’, zoals dat heet: vier boven elkaar, elk in een eigen kooitje. Waterslagers beginnen te zingen als het licht wordt, dus hij zet ze in een volledig verduisterde ruimte waar hij met een lamp meerdere keren per dag een zonsopkomst veinst. En dan luisteren. Twaalf verschillende geluiden (‘toeren’) onderscheiden de experts: de klokkende, bollende en rollende waterslag moeten ze in het repertoire hebben, net als bijvoorbeeld het knorren, woeten, bellen en tjokken. Belangrijk is dat de onderste van de vier een brutaal knaapje is, niet bang het voortouw te nemen: waterslagers beginnen doorgaans te zingen zodra ze onder hen een soortgenoot horen.
Kling zit erbij en noteert. „Het mooiste”, zegt hij, „is als ze alle vier hetzelfde lied inzetten, dat het een zuiver in het gehoor liggend geheel is. Als er een met de knor begint en een ander met de klok, dan klinkt het niet.”
Hoe krijg je dat voor elkaar? Lachend: „Ja, dat is het uitzoeken van de liefhebber.” Het samenstellen van goed op elkaar ingespeelde kanarieteams helpt natuurlijk. En voedsel is belangrijk. Kling experimenteert met soorten voer, weegt het op de gram nauwkeurig. Anijszaad, bijvoorbeeld, is wat nootachtig, dat is heel goed voor de keeltjes. „Maar welk voer precies, en in welke hoeveelheden: dat is geheim. Daar ben ik járen mee bezig geweest.” Wat ook helpt is een strak ritme: niet de ene dag voeren om vijf uur en de volgende pas om zes uur. „Een mens moet regelmaat hebben, maar een vogel ook.”
Zo werkt hij toe naar de wedstrijden. Het Nederlands kampioenschap was de afgelopen jaren in Urk. Kling neemt altijd een wedstrijdselectie van 24 waterslagers mee; zes teams van vier, in houten koffers. De bedoeling is dat je ze daar aflevert, je mag er niet bij zijn als de keurmeesters naar het gezang van de deelnemende vogels luisteren en scores toekennen. Wel geeft Kling zijn eigen voer mee, en zelfs zijn eigen water. „Dat is gewoon kraanwater, maar wel van hier. In Wijchen is het water anders dan in Katwijk of Urk. Elke plaats heeft z’n eigen hardheid.” De kleinste verandering van spijs, zo gelooft hij, zou de zang van z’n vogels kunnen aantasten. Zo werd hij al meerdere keren Nederlands kampioen – en zelfs een keer wereldkampioen.
Foto’s Eveline van Elk
Op het laatste NK, afgelopen januari, heeft hij „wel goed gedraaid, laat ik het zo zeggen”. Er zijn meerdere categorieën: een voor het kwartet vogels boven elkaar, een voor duo’s, een voor enkelingen. Hij kwam thuis met respectievelijk de tweede, derde en tweede plaats. Tevreden? „Jah, ik ben ergens wel blij, maar toch, toch.” Bij meerdere andere zangwedstrijden ging hij dit jaar naar huis met de prijs voor ‘meesterzanger’: die is voor de vogel die van alle 250 tot 300 die meededen het mooist zong. Van prijzengeld is overigens geen sprake; Kling en andere deelnemers doen het voor de eer.
Foto Eveline van Elk
De vogels gaan na de wedstrijd weer naar de volière; sowieso zitten ze nooit langer dan twee, drie dagen achtereen in het kleinere kooitje, zegt hij. Na zo’n cyclus gaan ze naar een opkoper, die ze naar onder meer het Midden-Oosten en Vietnam vervoert. „Schijnbaar willen die mensen daar ze in huis hebben.”
Er zijn steeds minder mensen die dit doen, zangkanaries kweken en leren zingen. Met duizenden waren ze in de jaren vijftig, nu is Willy Kling een van de weinigen die er nog elke dag mee bezig is.
Ja, elke dag, benadrukt hij, maar niet de héle dag. „Je kunt wel eindeloos bij die kooien gaan liggen hangen, maar dat vinden die vogels ook niet leuk.”