Kostuumdrama ‘Een schitterend gebrek’ is een wel erg 21ste-eeuwse blik op Casanova

Casanova die weigert met een jonge vrouw naar bed te gaan om haar eerbaarheid niet te schenden? Het lijkt gezien de mythische reputatie van Giacomo Casanova (1725-1798) als vrouwenversierder een onmogelijkheid. Toch is het een van de betere scènes in Een schitterend gebrek, de verfilming van Arthur Japins gelijknamige roman uit 2003. Hoofdpersoon Lucia neemt bovendien het initiatief, een leuke omkering van de rollen. Eerder zagen we deze belezen dochter van een huishoudster al naar erotische illustraties gluren. Ook vrouwen kennen lust, wil de film maar zeggen. Dat Casanova niet met haar naar bed wil, is voor haar een enorme teleurstelling: „Misschien krijgen we deze kans nooit meer.”

Dat deze scène historisch gezien best wel eens zou kunnen kloppen, is omdat Een schitterend gebrek deels over een nog jonge Casanova gaat. De eerste helft van Michiel van Erps Engelstalige film speelt zich af in 1742, het jaar waarin Casanova priester wil worden en er nog een hoogstaande moraal op nahoudt. Hij is nog niet de ultieme minnaar die in allerlei Europese steden vrouwen het hof maakt om ze vervolgens uit verveling achter te laten, op weg naar de volgende markiezin, non of huismoeder.

Casanova tekende zijn scabreuze avonturen op in zijn memoires, het twaalfdelige De geschiedenis van mijn leven. Japin nam daaruit een klein detail als uitgangspunt voor een nieuw verhaal. De inmiddels legendarische Casanova treft een gesluierde Lucia jaren na hun kortstondige liefde weer in Amsterdam maar herkent haar niet. Boek en film vertellen dit verhaal vanuit haar gezichtspunt.

Kleurloos

Fotograaf Erwin Olaf wilde Japins bestseller verfilmen maar hij was te ziek, waarna Van Erp het stokje overnam. In interviews geeft de regisseur grif toe weinig op te hebben met het genre van de kostuumfilm. Dat is ook wel een beetje te merken, Van Erp maakt eerder een pastiche op het genre – alsof hij zich een beetje schaamt toch zo’n film te maken – dan een meeslepende historische film. De uiterlijkheden zijn er, van gedempt kaarslicht tot shots van koetsen die door het landschap glijden, maar ondanks allerlei malheur roept zijn film weinig gevoel op. Dat komt deels ook door het weinig sprankelende script, met kunstmatig klinkende, uitleggerige dialogen. De acteurs, onder wie de kleurloze Jonah Hauer-King als Casanova, komen uit meerdere landen, wat een potpourri aan accenten oplevert. Een schitterend gebrek beziet het verhaal daarbij wel heel erg door een eenentwintigste-eeuwse bril, met z’n aandacht voor vrouwen die het heft in eigen hand nemen, zowel intellectueel (met de ‘Femmes savantes’-protofeministes) en zakelijk als qua lust: door een lesbische seksscène leeft de film eventjes op. Verder worden braaf binaire opposities afgevinkt: liefde versus lust, verhullen versus onthullen, rede versus gevoel, dromen versus realiteit en financieel onafhankelijke versus ‘wilsonbekwame’ vrouwen.

Fellini

Dat het anders kan, bewees Federico Fellini in 1976 met zijn barokke visie op Casanova. Het hielp dat Fellini een uitgesproken negatieve visie op hem had: „een kinderachtige man, en de knecht van zijn eigen libido”. In zijn film is Casanova (Donald Sutherland) vooral een seksmachine die vreugdeloos zijn ding doet. Volgens Fellini ging zijn Casanova-film dan ook over existentiële leegte. Pas aan het eind wordt de mechanische minnaar meelijwekkend, als hij zijn oude dag als bibliothecaris in de Bohemen slijt.

Filmmakers voeren graag de in verval zijnde Casanova op, zoals ook Ettore Scola in La nuit de Varennes (1982). Hierin is hij slechts een van de personages, een lichamelijk op zijn retour zijnde oude man met melancholieke mijmeringen over verloren liefdes en het gebrek aan elegantie en fatsoen van de nieuwe, revolutionaire tijd. In Scola’s film wordt hij gespeeld door Marcello Mastroianni, in veel Fellini-films de (trouweloze) ‘latin lover’ en bovendien de hoofdrolspeler uit het (k)luchtige Casanova ’70 (Mario Monicelli, 1965), een update van de mythe met Mastroianni als hedendaagse Casanova, een charmante NAVO-officier die tot zijn verdriet aan impotentie lijdt.

Dat Japin koos voor de jonge Casanova, nog onbezoedeld door zijn latere erotomanie, heeft een filmische pendant. In 1969 verfilmde Luigi Comencini de eerste vijf boeken van Casanova’s memoires, zijn jeugdjaren: Infanzia, vocazione e prime esperienze di Giacomo Casanova veneziano. Hoewel (latere) filmposters en dvd-uitgaves het erotische aspect benadrukken, is Comencini’s film uiterst serieus in het laten zien van de socio-economische omstandigheden van het 18de-eeuwse Venetië – inclusief armoede en emotionele verwaarlozing – die Casanova vormden en de hypocrisie die hem doen besluiten het priesterschap op te geven. De rest is (picareske) geschiedenis…