Twee van de meest gezichtsbepalende gebouwen van Amsterdam zijn van de hand van Pierre Cuypers (1827-1921); het Centraal Station en het Rijksmuseum. Dat andere markante gebouwen in de hoofdstad werden ontworpen door naaste familieleden zullen minder mensen weten. Zijn zoon Jos (1861-1949) ontwierp de Amsterdamse Effectenbeurs aan het Beursplein. Zijn neef Eduard (1859-1927) bedacht in opdracht van een lang vergeten meubel- en tapijtzaak een eclectisch pand dat het Spui van de Kalverstraat scheidt, en het kantoor van een van de voorgangers van NRC, het Algemeen Handelsblad, aan de Oudezijds Voorburgwal.

Het kantoor van een van de voorgangers van NRC, het Algemeen Handelsblad, aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam, een van de ontwerpen van Eduard Cuypers.
Foto ANP
„Nepobaby’s” noemen criticasters mensen die carrière maken mede dankzij vooraanstaande ouders of familie tegenwoordig. Je zou de twee Cuypersen ook zo kunnen aanduiden. Maar dat gaat voorbij aan hun beider vakkundigheid. Zeker, hun beroepskeuze had in een ander nest in een totaal afwijkende richting kunnen gaan, maar de Cuypers-telgen verstonden hun vak, blijkt nog eens uit twee recent verschenen publicaties.
Die van de hand van adviseur cultuur en erfgoed Gert van Kleef draagt merkwaardig genoeg de titel Joseph Cuypers architect. Een leven in kerken. Godshuizen golden inderdaad als zijn specialiteit. Van de vele tientallen ontwerpen op dat gebied is de kathedrale basiliek Sint Bavo in Haarlem de beroemdste. Maar het boek maakt juist ook duidelijk hoeveel uitgebreider de praktijk van Cuypers junior was. Hij restaureerde en renoveerde. Jos droeg ook bij aan de herbouw van kasteel De Haar, onder supervisie van zijn vader. Hij ontwierp woningen, scholen en stadhuizen en ontwierp uitbreidingsplannen voor plaatsen als Heemstede en het vanwege de mijnen snel opkomende Geleen.

Kasteel Doorwerth. Bij de restauratie ervan waren vader Pierre en zoon Jos het niet eens over de te nemen route: Pierre Cuypers wilde alles terugbrengen naar één stijl, Jos Cuypers vond dat je aan een kasteel de bouwgeschiedenis mocht kunnen afzien. De zoon won het pleit.
Foto ANP

Jos Cuypers is de architect van veel godshuizen, waaronder de kathedraal Sint-Bavo in Haarlem. De bouw ervan werd voltooid in 1930.
Foto Blansj/ ANP
Obbe Norbruis, die architectuur en stedenbouw studeerde en in die wereld werkte, publiceerde eerder over Eduard Cuypers’ koloniale architectuur. Er verrezen in Indonesië, hoewel hij er zelf maar één keer naartoe reisde, veel gebouwen ontworpen door zijn bureau en hemzelf. Met twee kloeke boeken in één box, Eduard Cuypers. Deel 1: Leven & werk en hoe hij verdween uit de architectuurgeschiedenis en Deel 2: Leven & werk. Gebouwd oeuvre in Nederland probeert Norbruis nu een volledig beeld te geven van zijn breed uitwaaierende werk, zowel wat betreft stijl als wat betreft typen gebouwen. Eduard Cuypers pikte graag van alle tradities en trends wat mee om er vervolgens zijn eigen draai aan te geven. En altijd had hij daarbij een scherp oog voor de wensen van de opdrachtgever. Vanaf 1898 woonde en werkte hij in een door hemzelf ontworpen pand aan de Amsterdamse Jan Luijkenstraat met uitzicht op het door zijn oom ontworpen Rijksmuseum.
Eigenzinnigheid
Jos Cuypers had tot zijn zestigste zijn vader naast zich. Het was niet altijd duidelijk waar het werk van senior ophield en de bijdragen van junior begonnen. Naarmate Pierre ouder werd, veroorloofde de zoon zich meer eigenzinnigheid. Het leidde in 1917 tot een hoogoplopend conflict over de restauratie van Kasteel Doorwerth. Pierre Cuypers toonde zich voorstander van alles terugbrengen naar één stijl, liefst de originele (of wat daar volgens hem voor doorging). Jos Cuypers vond dat je aan een kasteel de bouwgeschiedenis mocht kunnen afzien: de verschillende bouwstadia vertegenwoordigden op hun manier ook historie. De zoon won het pleit.
Er ontstond zoiets als een familiedynastie. Ook Jos’ zonen waren namelijk voorbestemd voor een rol in de zaak: met Pierre junior lukte dat. Met Michel ontstond bonje. Hij vertrok uiteindelijk met zijn gezin naar Londen en later naar de Verenigde Staten waar hij onder eigen vlag de kost verdiende als binnenhuisarchitect.
Tussen neef Eduard en Pierre Cuypers groeide de afstand al eerder. Dat kan te maken hebben gehad met de weerzin van architect Hendrik Berlage en zijn aanhangers tegen Eduards werk. Waar die groep de oude Pierre Cuypers nog roemde als wegbereider voor henzelf, beschouwden ze diens neef Eduard als een architect van de oude stempel. Hij gold in toenemende mate als een man van schijnarchitectuur en nodeloze versieringen en als een reactionair.
Eduard Cuypers ageerde op zijn beurt tegen hen. Hij vond de nieuwlichters met hun verheven woorden over kunst pretentieus, hield niet van architectuurregels die al te dwingend waren en hield zijn vak anders dan bijvoorbeeld de leden van de Amsterdamse School ook graag gescheiden van politiek. Dat veel van de moderne dogmatici, onder wie Joan Melchior van der Mey en Michiel de Klerk, juist als werknemer van het bureau van Eduard Cuypers het architectuurvak hadden geleerd, liet hij in dat soort betogen dan nog achterwege.
