Koffie met uitzicht op Noord-Koreaanse propaganda: ‘Wij leven in welvaart en zij moeten doen alsof’

Er zijn twee dingen die Zuid-Koreanen bovenmatig veel consumeren: gefrituurde kip en koffie. Sterker nog, de stad met de meeste Starbucks-filialen ter wereld is niet New York, maar Seoul. Je komt filialen van de koffieketen op de gekste plekken tegen, maar onlangs opende Starbucks een nieuwe vestiging op een wel heel bijzondere locatie: recht op de grens tussen Noord- en Zuid-Korea.

„Kijk daar, die grote huizen! Dat lijken wel villa’s, joh, maar die zijn niet echt. Die staan er alleen om te doen alsof ze niet arm zijn.” Lee Ho-son (61), die hier al voor de derde keer komt, zegt het deze zaterdagmiddag met veel overtuiging, terwijl hij wijst naar een niet onaanzienlijk gebouw aan de overkant van de rivier de Han.

Dat Starbucks hier een filiaal opent, komt niet helemaal uit het niets. De koffietent staat in het uiterste noorden van het Aegibong Ecologische Vredespark, een gebied bij Gimpo waar mensen al langer komen om naar het noorden te loeren als toeristisch dagje uit. Omdat het park zo dicht bij Noord-Korea ligt, moet iedereen die erin wil wel een formulier invullen met flink wat persoonsgegevens – op dit gebied is Zuid-Korea nog niet zo gedigitaliseerd als vaak wordt aangenomen – en een paspoort tonen, voordat men een militaire controlepost kan passeren. In het park zijn tentoonstellingen, een VR-ervaring en historische artefacten te bezoeken.

Socialistische slogans

Het is een bijzondere plek om op Noord-Korea uit te kijken. Langs de volledige landsgrens tussen Noord- en Zuid-Korea loopt een zogeheten ‘gedemilitariseerde zone’ (DMZ), een vier kilometer brede strook niemandsland waarvan de randen stevig bewaakt worden door de krijgsmacht. Daardoor kun je – behalve op een paar toeristische uitkijkpunten – vanuit het zuiden niet zomaar Noord-Korea bekijken: je stuit veeleer op een hek dat aangeeft dat hierachter militair gebied ligt.

We zijn zo ver uit elkaar gegroeid dat we niet langer hetzelfde zijn of denken

Lee Myung-hee
Bezoeker Koreaanse grens

Maar ten noorden van Aegibong bestaat de grens alleen uit de monding van de rivier de Han, die op het smalste punt slechts veertienhonderd meter breed is. Omdat Starbucks zo slim was zijn filiaal op een heuvel te bouwen, kijk je er zo een Noord-Koreaans grensplaatsje in. Er staan verrekijkers waardoor je mensen kunt zien lopen.

Het dorpje ziet er wat oud en armoedig uit, maar lijkt vrij alledaags tot de details je opvallen: een toren die het ‘eeuwig leven’ van oud-dictator Kim Il-sung (1912–1994) symboliseert en banieren met socialistische slogans als ‘Laat ons de revolutie verdedigen!’ en ‘Lang leve het revolutionaire gedachtegoed van Kim Jong Un!’

Nepgebouwen

Lee Myung-hee (68), die deze plek voor het eerst bezoekt, is geraakt door wat ze zojuist door de verrekijker heeft gezien. „Het is zó ontzettend dichtbij en toch kunnen we er niet heen, dat vind ik hartverscheurend”, zegt ze weggedoken in de kraag van haar jas. „Zeker als je bedenkt dat de opsplitsing van Korea niet onze wens was, maar door buitenlandse mogendheden is bepaald.” Hoewel ze Koreaanse hereniging nog altijd een mooi ideaal vindt, beschouwt ze het niet langer als realistisch. „Dat is wensdenken”, verzucht ze. „We zijn zo ver uit elkaar gegroeid dat we niet langer hetzelfde zijn of denken, hoe zou dat ooit weer bij elkaar moeten komen?”


Lees ook

Wederzijdse vernietiging? ‘Dat risico zal Noord-Korea niet willen nemen’

In het  Oorlogsmuseum in Seoul ligt de nadruk op de Koreaanse Burgeroorlog (1950-1953).

Het contrast voelt alleen maar groter wanneer je je vervolgens omdraait en het enorme logo van Starbucks ziet, dat als kapitalistisch symbool nauwelijks onderdoet voor een grote gele M.

Dat Lee Ho-son denkt dat de Noord-Koreanen nepgebouwen hebben neergezet, is geen wilde theorie. Noord-Korea mocht één dorp in de DMZ bouwen en dat werd in de jaren vijftig Kijong-dong, hemelsbreed zo’n twintig kilometer verderop. Een blik door geavanceerde verrekijkers vanuit Zuid-Korea leerde al snel dat het om nepgebouwen ging, met een fraaie buitenkant, maar volledig leeg van binnen. Het zou dus niet de eerste keer zijn dat Noord-Korea een potemkindorp neerzet.

Kim Min-yong (40) vindt het vooral zielig voor de Noord-Koreanen. „Wij leven in welvaart en zij moeten doen alsof”, merkt ze hoofdschuddend op. „Terwijl het alleen deze rivier is die ons van elkaar scheidt.”