Hij belt uit Las Vegas. En zegt: „Wat mij intrigeert aan deze stad is de korte levensduur van gebouwen. Er wordt een hotel neergezet, het allermooiste hotel dat zo veel mogelijk mensen moet trekken. Dat hotel gaat maximaal twintig jaar mee, dan wordt het neergehaald en wordt het volgende gebouw neergezet. Steeds opnieuw zijn architecten, marketeers en projectontwikkelaars bezig zo veel mogelijk mensen naar deze stad te krijgen en daar zo veel mogelijk geld uit te slepen. Dat is een fascinerende strijd. Je moet heel goed weten wat je klanten willen, of met iets komen waarvan klanten nog niet weten dat ze dat willen. Je moet vervolgens met de juiste architectuur komen. Het is een spel. In dat opzicht is Las Vegas voor mij een proeftuin. Ook in Nederland zullen we snel nieuwe concepten moeten bedenken voor hoe wij de komende jaren willen wonen.”
Architect Koen Olthuis (53) reist in juli en augustus vier weken door de Verenigde Staten, voor vakantie met zijn vrouw en hun drie zoons en voor werkbezoeken aan projecten die zijn bureau onder handen heeft. Hij is in Miami en Charleston geweest, in New York, Los Angeles en in Chicago, en nu logeert hij in Bryce Canyon, een nationaal park in de omgeving van Las Vegas.
Olthuis, die in 2003 zijn bureau Waterstudio oprichtte, werd in Nederland bekend met drijvende villa’s in Aalsmeer en het Amsterdamse IJburg. Wereldfaam kreeg hij toen Time Magazine hem in 2007 tot de meest invloedrijke personen ter wereld rekende. Hij had toen veel media-aandacht gekregen in de Verenigde Staten voor zijn opvattingen over het belang van bouwen op het water in tijden van klimaatverandering. Het waren de jaren na orkaan Katrina.
Hij had toen al internationale opdrachten, bijvoorbeeld voor een drijvende cruise-terminal in Dubai, een drijvend conferentiecentrum in Boedapest en een drijvend hotel op Aruba (allemaal uiteindelijk niet gerealiseerd). Waterstudio maakte later het ontwerp voor een drijvend eiland in een lagune van de hoofdstad Malé op de Malediven, een complete wijk voor 20.000 mensen die over enkele jaren klaar moet zijn voor bewoning. In Lyon werd vorig jaar een drijvend theater van Waterstudio geopend, een langwerpig gebouw dat als een reeks blokken op de Rhône drijft. Het bureau bedacht ook eenvoudige, drijvende onderkomens voor bewoners van sloppenwijken die te vaak maken hebben met overstromingen.
Theater L’Île Ô, Lyon (2023) en het eerste eiland van wat een drijvende stad in de Malediven moet worden (2023)
Foto’s: Theater L’Île Ô, Lyon (2023), Het eerste eiland van wat een drijvende stad in de Malediven moet worden (2023)
Olthuis is bepaald niet het type architect dat vindt dat bewoners blij mogen zijn dat ze in zijn geniale concepten mogen wonen, hij ziet zich eerder als een dienende architect, en voelt zich aangetrokken tot, in dat opzicht, de behaagzucht van een stad als Las Vegas. Olthuis: „Ken je de Sphere? Er is hier vorig jaar een theater in de vorm van enorme halve bol neergezet waarin architectuur en techniek bij elkaar komen; een simpele bol belegd met duizenden led-platen, computerproducten vertaald in architectuur, een gebouw dat tijdens evenementen als een soort emoticon met de hele stad communiceert. Een gebouw als medium, dat via beschikbare data reageert op wat er in de stad gebeurt. Ik heb er ook mensen Tetris op zien spelen. Fa-sci-ne-rend.”
Het reizen door de Verenigde Staten met zijn gezin bevalt hem uitstekend. „Ik maak het hele rondje. Met mijn drie mannetjes. Nou, zeg maar mannen, ze zijn inmiddels veertien, zestien en achttien. Vroeger liepen ze op vakantie achter me aan. Nu hangen ze als grote gasten rond. En terwijl we thuis allemaal ons eigen leven hebben, zitten we nu vier weken op elkaars lip. Ze hebben minder afleiding door computer en telefoon, dat versterkt de band weer. Heel verfrissend. Ik vind het ook leuk om vakantie met werk te combineren. Zo kom je ook eens ergens anders dan de gebruikelijke toeristenplekken.”
Wat houdt je werk in op zo’n reis?
„We hebben in Miami net een nieuwe drijvende waterwoning afgeleverd. Die moesten we even testen. Vooral het systeem om de woning te stabiliseren. Kijk, kleine waterwoningen zijn hartstikke leuk maar ze kunnen wel gaan bewegen. Neem de waterwoningen op IJburg. Die zijn vaak hoger dan dat ze breed zijn. Daardoor zijn ze minder stabiel, dat zijn wetmatigheden. Als je er een feestje viert en je gaat met twintig mensen keer tachtig kilo in een hoek staan, dan voel je dat. Net als op een schip. Ik vind dat verschrikkelijk. Ik kan daar niet tegen. Ik word zeeziek, vooral naarmate ik ouder word. Dus het is altijd wel mijn drive om gebouwen te maken waarin je echt niets voelt.”
Hoe dan?
„Dat heeft met materialen te maken, en additionele technieken. We werken nu met zogenoemde spudpalen, jack ups, die de woningen een klein beetje omhoog drukken. Met één druk op de knop gaan zulke palen naar beneden, staan als tafelpoten op de bodem, en worden het normale woningen. Druk je nog een keer, dan komen de palen omhoog, gaan de woningen weer drijven, en kun je ze weer naar een andere plek brengen. Deze woningen in Miami kunnen zo ver omhoog worden gedrukt dat ze bij storm en orkanen de golven ontwijken die anders tegen het gebouw aan zouden slaan. Dat biedt veel mogelijkheden. De techniek die we nu in Miami gebruiken, kunnen we toepassen als we in Nederland een volgende stap maken, naar semi-hoogbouw, woningen en appartementen op het water met drie of vier woonlagen. Woningen waar dringend behoefte aan is.”
Is die techniek niet erg duur?
„Dat hangt af van welke eisen je aan het comfort stelt. Bij de bouw van woontorens spreek je af dat op driehonderd meter hoogte de woning niet verder uitwijkt dan anderhalve meter. Als je minder uitwijking wilt, dan gaat het meer kosten. Zo is dat ook met waterwoningen. Je spreekt eerst met elkaar af welk comfort je wilt leveren en dan ga je engineeren. Dan zal blijken dat hoe groter je de fundering maakt, hoe comfortabeler de woning is. Een woning van drie of vier woonlagen op een platform van zeven bij tien meter gaat alle kanten op. Een even hoge woning met een drijvende fundering van twintig bij twintig meter doet helemaal niets. De kosten worden ook steeds lager. Dat huis in Miami dat omhoog kan worden gedrukt had een verkoopprijs van ruim 5 miljoen dollar. Maar de daar gebruikte techniek hebben we nu al samen met de bouwers verder kunnen ontwikkelen en is nu bijna tien keer zo goedkoop, andere woningen met deze techniek gaan nu voor zes of zeven ton weg.”
Er wordt in Nederland weinig op het water gebouwd. Waarom?
„In Nederland staan alleen wat poenige waterwoningen en een paar waterwijkjes. Ga eens in Amsterdam kijken. We moeten het nu doen met een arsenaal drijvende villa’s die allemaal een miljoen of meer per stuk kosten, in Noord, op IJburg. Ik doe daar zelf aan mee. Ik vind het fantastisch om een drijvende villa te maken. Maar ik help daar slechts één familie mee. Terwijl we in Nederland honderdduizenden woningen willen bouwen. We zitten in Nederland vast in freak architecture. Het aanbod is heel beperkt. Ik kan meer. Architecten en ingenieurs kunnen allemaal veel meer. We moeten naar drijvende appartementencomplexen, met goedkoop en gemakkelijk geproduceerde units. Samen met de TU Delft zijn we daar al serieus mee bezig. Er is zowel bij docenten als studenten grote belangstelling voor de technieken die amfibisch bouwen mogelijk maken. Het zou mooi zijn als we over twintig jaar kunnen constateren dat we echt iets aan de oplossing van grote maatschappelijke problemen hebben kunnen bijdragen.”
Een ‘city app’ in Bihar, India (2023) en een drijvende twee-onder-een-kap-woning, voor de duurzame wijk Schoonschip in Amsterdam (2019)
Foto’s:
Opmerkelijk dat Nederland als waterland niet vooroploopt, toch?
„Tja, als bestuurder in Nederland zou ik misschien ook wel zeggen: die paar luxe watervilla’s gaan mijn woningnood niet oplossen, ik hoef die zooi niet in mijn gemeente. Wij zijn bezig met een bouw van 12.000 woningen in Indonesië. We maken daar met behulp van Nederlandse technieken een masterplan voor een gebied zo groot als het centrum van Venetië, een soort moeraslandschap zoals de lagunes daar, aan de monding van een delta waar een stad, ik mag nog niet zeggen welke, aan het groeien is. Ik durf ze daar eigenlijk niet te vertellen dat we in Nederland minder vooroplopen dan we zeggen dat we doen. Ik zou willen dat we Nederland als proeftuin konden gebruiken, maar dat is gewoon niet zo.”
Hoe komt dat?
„De regels zijn te strikt. Ik zou willen dat wij locaties kregen om de bouw van grote aantallen waterwoningen te testen. Maar die gaan er de komende vijf jaar waarschijnlijk niet komen. Dat begrijp ik ook wel. Nederland is er te klein voor. In Nevada rij ik met 170 kilometer per uur een uur over één rechte weg door een grote leegte. In Nederland zou ik driekwart van het land al zijn gepasseerd, en heeft elke vierkante centimeter een functie waar om gevochten wordt. Ik zie dus niet gebeuren dat Amsterdam en Almere samen één-twee-drie besluiten om in het IJmeer 100.000 drijvende woningen te bouwen. Terwijl dat prima zou kunnen. Zonder de natuur te schaden, modulair, ze zijn ook weer weg te halen als over vijftien jaar de woonbehoeften weer anders zijn. Alles heeft in Nederland tijd nodig, alles hangt van compromissen aan elkaar. Een mooi voorbeeld vind ik de Hedwigepolder, een gebied aan de rand van Nederland waar de meeste Nederlanders weinig belang bij hebben, ver weg van waar we onze steden bouwen, maar waar we toch vele jaren nodig hebben gehad om voor elkaar te krijgen dat die polder onder water is gezet. En dit blijkt een fantastische formule te zijn voor nieuwe natuur. Dus als het al tien tot vijftien jaar duurt om een aantal weilanden onder water te zetten, hoe moet dat dan in de Randstad?”
Schaadt bouwen op het water de natuur niet?
„Ik noem het bouwen zonder littekens, scarless bouwen. We lenen ruimte van de natuur, zonder blijvende schade. Na verloop van tijd, vijfentwintig, vijftig of honderdvijftig jaar, kunnen de drijvende componenten worden verwijderd en kan de oorspronkelijke situatie worden hersteld. Tijdens de gebruiksperiode ontstaat een symbiose met de ecologie. Er kunnen nieuwe habitats ontstaan voor onderwaterleven. Groen is goed maar blauw is nog beter. Onze drijvende ontwikkelingen moeten niet alleen neutraal zijn, ze moeten een positief effect op de natuur hebben. Dat is ons doel.”
Willen Nederlanders wel op water wonen?
„Wat er nu op water wordt gebouwd, willen de mensen niet. Veel mensen willen geen waterwoning waar je over een lange openbare steiger naartoe moet lopen. We moeten maken wat de mensen willen. En veel mensen willen een groot platform met een tuin en een plaats voor hun auto. Wat veel mensen ook willen, is een appartement aan het water met een huur van 500 of 600 euro. Kijk, het maakt mensen niet uit op welke ondergrond ze wonen. Je kunt hele wijken bouwen met woningen die op het water compleet hetzelfde zijn als woningen op land. Je woont daar en je voelt niets, je hebt niet eens door dat er water onder zit. Het interesseert vrijwel niemand. Ik heb zelf eens in een jarendertighuis gewoond. Op een gegeven moment moest ik in de kruipruimte zijn. Ik had gedacht dat het huis op palen was gebouwd maar het bleek min of meer toevallig op staal te zijn gefundeerd. Moet je voorstellen: je bent architect, je woont er al vijf jaar, en je weet niet eens welke grond er onder je huis zit. Het boeit niet. Mensen willen een betaalbare woning, die z’n waarde behoudt en waarvan de fundering over twintig jaar ook nog goed is, een veilig huis op een leuke plek waar je lekker kunt wonen, zonder hoge hypotheek of hoge verzekeringskosten.”
Koen Olthuis groeide op in het Brabantse Son, bij Eindhoven, in een familie met een traditie van bouwkunde die eeuwen teruggaat. De familie van zijn vader kent veel architecten en ingenieurs, die van zijn moeder, Boot genaamd, veel scheepsbouwers. Ook zijn vader was ingenieur. „Hij was technischer dan ik.”
Olthuis studeerde in Delft bouwkunde en industrieel ontwerpen, en promoveerde in civiele techniek. Als kind wist hij lange tijd niet wat hij later wilde worden. „Ik vond eigenlijk alles leuk. Ik was een beetje een flierefluiter. Ik kon niet kiezen. Nog steeds niet eigenlijk.” Achteraf bezien lijkt zijn richting niettemin voor de hand te hebben gelegen. Olthuis: „We gingen vroeger vaak naar Ouddorp. Op die lange, brede stranden daar bouwden mijn vader en ik vaak dijkjes, om het water tegen te houden. We waren daar uren mee bezig. Die dijkjes werden bij vloed weer overspoeld, en zo ontstond een complete delta met prachtige kleine poldertjes. Spelen met water is een van mijn beste jeugdherinneringen.”
Niet dat hij een vriend is van water. „Mijn vader heeft me leren zeilen. Dat was geweldig. Maar op mijn veertiende heb ik een ongeluk gehad. We waren in Italië op vakantie, mijn ouders gingen een dorpje bezoeken en ik ging in m’n eentje zeilen op het Comomeer, heel overzichtelijk. Er stak plotseling een storm op, valwinden drukten het bootje om en ik heb anderhalf uur in het water gelegen. Ik had een reddingsvest aan maar raakte onderkoeld en uiteindelijk ben ik door een andere boot uit het water gehaald. Sindsdien ben ik ontzettend bang voor water. Diep water vind ik helemaal niks. Ik zwem thuis in een omgebouwde container, mijn eigen zwembadje. Grappig is wel dat angst voor water me ook heeft geholpen om met drijvende oplossingen bezig te zijn. Ik weet nog dat ik tijdens dat ongeluk heb geprobeerd te hozen en dat het niet lukte. Wat ik toen heb ervaren, is dat je niet tegen het water in moet bewegen. Je moet het water niet onderschatten. Je wint het niet van de natuur. Je moet meegaan.”
Drijvend wonen, concludeert hij, is een van de weinige passies geweest die hij altijd heeft gehad. „Toen ik na mijn studies bij een architectenbureau ging werken, was ik er na twee jaar al klaar mee. Ik mocht daar samen met heel slimme ontwerpers wat schetsen en inkleuren. Ik was alleen maar met vorm en expressie bezig. Niet uitdagend. Wat mij ook niet beviel, is dat iedereen aan de baas wilde laten zien dat hij de beste was, het grote talent. Het was vechten. Binnen de architectuur gaat het er soms aan toe als op een keihard advocatenkantoor. Ik vond dat niks. In 2001 heb ik met een partner een eigen bureau opgericht en ben ik voor het eerst op water gaan bouwen: een drijvend paviljoen voor op de Floriade. Fantastisch, in één keer was het één hele grote speeltuin met allemaal nieuwe ideeën, concepten en technieken.”
Na zijn studie is water altijd een uitdaging voor hem geweest, vertelt hij. „Als ik in de file door Nederland aan het rijden was, zag ik bootjes lekker over het water gaan. En we gebruikten dat water niet. Ik dacht: we zijn een land aan het maken waar we bovenop elkaar gepropt zitten, met prachtige rivieren, waterlandschappen en polders die we bouwkundig niet gebruiken. Ik vond dat het beter moest kunnen. Zo ben ik met een vriend het eerste architectenbureau ter wereld begonnen dat zich voor 100 procent richt op drijvende woningen.”
Hoe ziet jouw ideale land er over vijftig jaar uit?
„Dan zie ik een fantastisch land. We hebben in Nederland drieënhalfduizend polders. Ik hoop dat we 5 tot 10 procent van die polders onder water kunnen gaan zetten. In die polders gaan we dus niet meer vechten tegen het water, zoals we eeuwen hebben gedaan. We gaan water niet meer zien als een vijand maar als een economisch voordeel. We moeten blij zijn dat we in dit lage land zitten. We moeten blij zijn dat we die polder onder water kunnen zetten, omdat dat een oplossing is tegen hevige regenval, tegen de dreiging van de zee.”
Telefoon. Olthuis belt vanaf een dakterras in Los Angeles. „Ik kijk uit over de heuvels en het Hollywood Sign.” Hij vertelt over het sterrendom van de architecten. „We hebben soms een heldenstatus. Als je aan freak architecture doet, is het hosanna en lopen alle dames achter je aan. Ik heb het zelf meegemaakt. Als een waterwoning roteert en onderwaterkamers heeft, dan kom je over de hele wereld in alle bladen. Ik ben in Hongkong opgehaald op een vliegveld waar ineens mijn foto hing, van vier bij vier meter. In Saoedi-Arabië zag ik in de stad overal mijn foto hangen. Op de Filippijnen was ik boeken aan het signeren waarvoor honderden mensen in de rij stonden. Dan denk je: waar gaat dit over. Want als we gewoon het zakelijke verhaal vertellen – dat de manier waarop we op dit moment onze steden bouwen niet voldoet aan de klimatologische vragen en de dreiging die er in de toekomst op ons af komt – dan interesseert niemand het.”
Het klinkt alsof je een missie hebt.
„Mijn missie is dat we architectuur en techniek gaan gebruiken die passen bij dit land. Ik zeg vaak dat Nederland een nepland is, een artificieel land dat we als een machine in elkaar hebben gezet. Die machine werkt fantastisch maar we moeten niet vergeten dat een machine onderhoud nodig heeft, dat je meer moet doen dan pleisters plakken, dat je de machine moet verbeteren en soms zelfs moet vervangen, omdat tijden veranderen. Grote steden over de hele wereld zijn de afgelopen honderdvijftig jaar steeds veranderd. Dat gaat vaak langzaam. Soms komen ze met een enorme sprong in een nieuwe werkelijkheid terecht. Een van die sprongen is de elektriciteit geweest. Een andere de auto. Weer een andere sprong was de lift, waarmee we een verticale stad konden bouwen. Internet is ook zo’n sprong. Elke keer kwam er een technologie die het recept van een stad veranderde. Mijn missie is dat drijvende technologieën een bijdrage leveren aan een nieuwe stad, een hydro city. Een stad die gebruikmaakt van het water om er te wonen.”
We moeten meer rekening houden met waar we wonen, namelijk in een delta?
„We zitten vast in traditioneel denken. We bouwen op een manier zoals we overal ter wereld zouden doen. Alle steden beginnen op elkaar te lijken. De archetypen vloeien in elkaar over. Een leuk voorbeeld is Bangkok, ik kom daar vaak. Die stad heeft zich op een waanzinnige manier helemaal afgekeerd van het eigen dna. Het ligt in een delta, een waterbende. Halverwege de negentiende eeuw leefde 80 procent van de bevolking daar op duizenden bootjes die voortdurend langs elkaar heen dreven. Als een zwerm vogels. Een swarm city. Die structuur is verdwenen. Er zijn daar, onder meer onder invloed van de globalisering en de enorme lobby van de auto-industrie, wegen aangelegd, en de gebouwen en woningen liggen met de rug naar het water. En nu hebben de mensen daar met grote waterproblemen te maken. Je moet dus rekening houden met je locatie.”
Dat is toch wat Nederland van plan is? Het vorige kabinet wilde in de ruimtelijke ordening al meer rekening houden met water en bodem.
„Daar ben ik dus ook helemaal voor. Dat is het recept. Maar het gaat allemaal in heel kleine stapjes. En soms lukt het niet. We hebben bijna twintig jaar terug een masterplan gemaakt voor een polder in het Westland. Die polder zou bij wateroverlast onder water kunnen worden gezet zodat de gebieden eromheen altijd droog zouden blijven. Er zouden 1.100 woningen in, om en aan het water gebouwd worden, drijvend en op palen en op terpjes. Maar toen het op de uitvoering aankwam, kwam er een economische crisis en dan zie je dat de knop omgaat en iedereen en alles weer terugschiet in de traditionele stand. Zodat er weer een gewone wijk is gebouwd op opgespoten land. Ik ben eigenlijk al twintig jaar aan het wachten tot we grote waterwijken mogen bouwen. Dat moment komt niet. We zullen als architecten meer producten moeten aanbieden, laten zien wat er allemaal mogelijk is, een toolbox met oplossingen aandragen. Ik voel me daar verantwoordelijk voor. De universiteit in Delft werkt er ook hard aan. Doen we dat niet, dan ben ik bang dat zo’n tipping point pas wordt bereikt bij een gigantische economische crisis of ramp. Ik ben bang dat we afstevenen op een moment dat er ergens een grote dijk doorbreekt of dat er een grote storm komt en dat we dan pas tot de conclusie komen: oké jongens, dit werkt dus gewoon echt niet.”
Woont straks half Nederland op het water, wat jou betreft?
„Nee. Je krijgt als architect veel aandacht als je roept dat er een ramp op ons af komt en dat heel Nederland onder water komt te staan. Ik las onlangs in een artikel in The New York Times dat ooit de Goudse kaas in Nederland niet meer uit Gouda kan komen omdat deze stad onder water zal komen te staan, en dat het Groene Hart straks het Blauwe Hart zal worden. Dat zie ik niet gebeuren. Wat ik wel zie gebeuren is dat we met wonen op water een bijdrage kunnen leveren aan de transitie van een land dat niet bang is voor water, maar er gebruik van maakt. Ken je de amfibische vakantiewoningen die 25 jaar geleden al in een overstromingsgebied van de Maas bij Roermond zijn gebouwd? De woningen staan droog en als het water komt, als de rivier buiten z’n oevers treedt, gaan ze drijven. De bewoners raken niet in paniek, nee, ze omarmen dat water. Ze nodigen hun vrienden uit, het lijkt wel feest.”
Een artist’s impression van twee drijvende woontorens, voor het personeel van een ziekenhuis in Noorwegen, die naar verwachting in 2026 worden opgeleverd en een ‘seapod’, een drijvende woning, voor de kust van Panama (2022)
Foto’s:
Olthuis is weer in zijn kantoor, een voormalige supermarkt in een woonwijk uit de jaren vijftig in Rijswijk, waar al twintig jaar zijn bureau Waterstudio is gevestigd; één grote ruimte waar medewerkers achter hun laptops zitten. Olthuis, zoals gebruikelijk gekleed in het zwart en gecoiffeerd met coupe sauvage, toont foto’s van de waterwijk in wording op de Malediven, een maquette van een wooncapsule die als een stevig vastgemaakte dobber voor de kust van Panama drijft, en een onderzoek van een van zijn medewerkers naar drijvende platforms met winkels, kantoren en scholen die, op basis van big data over bezoekersstromen in Rotterdam, op verschillende plaatsen op de Maas kunnen gaan liggen. De plaats kan per dag, per seizoen of per jaar verschillen.
Wat is je mooiste gebouw?
„Ik heb daarover nagedacht. En dan noem ik onze city apps, kleine drijvende units voor mensen in arme overstromingsgebieden. In India hebben we goedkope units gebouwd, met lokale materialen zoals mest en bamboe waar mensen hun bezittingen en vee droog kunnen houden. In Egypte hebben we simpele drijvende containers ontworpen die altijd verplaatst kunnen worden en die gebruikt kunnen worden als schooltje of gezondheidscentrum. Wat ik mooi vind, is dat we de technieken die we hebben ontwikkeld bij de bouw van grote gebouwen en mooie, dure freak architecture, kunnen vertalen naar iets simpels voor grote aantallen mensen die weinig kansen hebben, in kwetsbare gebieden zoals die slums in India. Waar ik verder erg trots op ben, is dat we nu bezig zijn met een drijvende toren, in Noorwegen, vijf lagen hoog. Daarmee brengen we iets nieuws. Ik hoop dat het me lukt later die torens naar honderd meter of zelfs driehonderd meter hoogte te brengen. Dat is een drive die ik ook voelde toen ik onlangs in Chicago was. Daar zijn ooit de eerste wolkenkrabbers gebouwd. Wat ik daar zo mooi aan vind, is dat de architecten van die wolkenkrabber niet zozeer met freak architecture bezig waren maar de stad verder wilden brengen. Ze hadden een visie over hoe een gebouw zich moet verhouden tot de gebouwen eromheen, in schaal en expressie. Het juiste recept voor de juiste plek.”
Je spreekt vaak over een ‘recept’. Waarom?
„Ik ben geen architect die alleen maar een mooi gebouwtje wil maken, en ik ben ook geen stedenbouwkundige. Ik ben city doctor. En water is mijn medicijn.”
CV
Koen Olthuis
- 1971
- Geboren in Eindhoven
- 1998
- Afgestudeerd in architectuur en industrieel ontwerp en civiele techniek aan de TU Delft
- 1998
- Architect bij Architecten Cie.
- 2001
- Partner bij architectenbureau OXUS
- 2003
- Waterstudio opgericht
- 2007
- Een van de tweehonderd invloedrijkste personen ter wereld, volgens Time Magazine, op plaats 122
- 2011
- Lid van de Flood Resilience Group van Unesco-IHE (tot 2021)
- 2020
- Medevoorzitter The Centre of Resilience Foundation, Bihar, India
- 2021
- Gepromoveerd op drijvende constructies aan de TU Delft
- 2022
- Parttime senior researcher Delta Urbanism, TU Delft; lid The Thinktank Governance of Floating Cities
- Koen Olthuis schreef twee boeken, heeft twee patenten en hield drie TED Talks. Hij is getrouwd, heeft drie zoons en woont in Delft.