Knallen, gillen, krijsen, paniek. Opera ‘Intolleranza 1960’, over de lijdensweg van een migrant, is een ijzingwekkende chaos

Met driehonderd mensen word je een donker podium op geloodst. Daar zitten en lopen al mensen met zaklampen. Ze roepen, iets Italiaans, wanhopig. Je krijgt een stoel, of een kussen, je moet hutjemutje met de rest gaan zitten. Je zit tegen een ladder aan, en tegen een been van de man die eroverheen hangt. Is hij dood? Er blijven mensen komen, driehonderd mens publiek moet erin: nog meer indikken. Verwilderd kijken de mensen die er al zaten om zich heen. Verward kijken jij en de rest ook, maar vat op de situatie krijg je niet. Dan: ratelende kettingen, het doek gaat dicht, we zitten opgesloten, geschreeuw, een knal, kakofonie. Orkestkakofonie, waarvandaan? Van onder je! Je kijkt omlaag, je zit blijkbaar op een rooster, onder je zit een heel orkest en het speelt alsof de hel net is losgebarsten. Mensen gilkrijsen, rennen verwilderd rond, zingen.

Avant-gardecomponist en communist Luigi Nono (1924-1999) deed het allemaal een beetje anders dan andere componisten. In 1960 schreef hij de opera Intolleranza 1960 (onverdraagzaamheid 1960). Dat heeft geen verhaal, maar is een collage van scènes van een migrant die na de mijnramp van Marcinelle, via onder meer straatbetogingen, politiemartelingen, en een concentratiekamp thuis in Algerije probeert te komen. Om hem heen zingt het koor allerlei wanhopige én uitzinnige rollen: de mijnwerkers, de betogers, andere gemartelden.

Het is al confronterend als je het vanuit de zaal ziet, maar dat is peanuts bij wat je voelt als je ertussen zit. Als er naast je iemand huilt, achter je iemand wanhopig stilletjes hijgt, vlak voor je ineens een gefolterde instort en tegen je aan valt.

Als je denkt dat je dat trucje niet anderhalf uur bloedstollend kunt houden: vergeet het. Al snel heb je geen idee meer wat je meemaakt, wie bij de voorstelling hoort, wat je net gehoord hebt, zelfs niet wat je nu precies hoort. Er is alleen maar rauwe, bloedstollende energie van Nono’s ongrijpbare muziek en zangers en figuranten die hun rol tot op het bot uitspelen. Gelukkig is er wel boventiteling zodat je nog ergens op kunt focussen, maar het is tamelijk verbluffend hoeveel minder overzichtelijk een voorstelling is als je erín zit. Hooguit een paar meter om je heen kun je overzien; wat er verderop gebeurt zie je niet, maar je hoort wel van alles: klappen, knallen, schreeuwen, zingen. De ratio krijgt te weinig informatie om overeind te blijven. Voelen blijft over.


Lees ook

Luisteren zal de wereld veranderen, dacht componist Luigi Nono

Luigi Nono in de San Lorenzo kerk in Venetië.

Nu liggen we

We werden overeind getrokken en staan al een hele tijd dicht tegen elkaar aan, maar nu is ‘de bom op Hiroshima gevallen’. Het is stil. Heel lang. De cast haalt te stoelen en de kussens weg, alsof het puin ruimt, en komt met nooddekens en kussens. We moeten liggen, in stilte op de harde vloer, zoals je samen zou liggen als er geen huizen meer zijn. De rust had kunnen troosten, ware het niet dat er van onder je, via je ruggenmerg, zachte onheilspellende muziek klinkt. Als eindelijk de cast opstaat, veert het publiek als één man mee; uit opluchting, maar ook omdat het zich in de chaos steeds gewilliger laat leiden door alles wat wél als een doordacht plan aanvoelt.

Wie nog niet claustrofobisch was, wordt dat wel als er ineens water door de muur begint te lekken. Lekken wordt stromen. We zijn ‘aan de rand van een rivier’ die overstroomt. Theatermedewerkers drijven het publiek de zaal uit, maar de zangers en figuranten die nog niet verdronken zijn, strompelen met wanhopig uitgestrekte armen, kermend en smekend achter je aan. Je laat ze in de steek, en daar kun je niks aan doen.

Avant-gardecomponist en communist Luigi Nono (1924-1999) schreef in 1960 de opera ‘Intolleranza 1960’, een collage van scènes over een migrant die thuis in Algerije probeert te komen.

Foto Annemie Augustijns

Één ding moet gezegd: waar er in Nederland online voor veel minder al een triggerwarning wordt gegeven, doet Opera Vlaanderen dat niet. Toch heb je weinig fantasie nodig om tien trauma’s te verzinnen die je hier kunt herbeleven. Behalve de rauwe, luidruchtige ellende om je heen, word je regelmatig aangeraakt en toegesproken. Ergens in de voorstelling wordt (een tamelijk jong) iemand naast me volkomen onverwacht en bijna neus tegen neus toegeroepen. Ze schrikt flink. Daar moet je in deze Intolleranza 1960 op beducht zijn. Ben je dat, ga dan naar Gent, om de (hoogstwaarschijnlijk) krachtigste muziektheatervoorstelling van het seizoen te voelen.