N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Theater
Dansende Mowgli Akram Khan spelt zijn boodschap in Jungle Book Reimagined wel heel letterlijk uit. De schaarse dansscènes zijn uitstekend, maar houden de familievoorstelling niet overeind. Zelfs Balou is nauwelijks grappig.
Akram Khans Jungle Book Reimagined
Foto Ambra Vernuccio
Tien jaar was Akram Khan toen hij werd gekozen om het personage Mowgli te vertolken in Peter Brook’s theatervoorstelling van Rudyard Kiplings klassieker The Jungle Book. Als getalenteerd kathakdanser was de jonge Brit met Bengaalse roots geknipt voor de rol van het jongetje dat in de jungle van India opgroeit bij de wolven.
Met Jungle Book Reimagined geeft Khan, die inmiddels de vijftig nadert, een nieuwe, actuele draai aan het kinderboek dat mede door de gelijknamige tekenfilm van Disney uit 1967 een wereldwijd publiek betoverde. Wie ooit beer Balou de kriebel op zijn rug zag temmen of heeft gegriezeld bij de hypnotiserende spiraalogen van slang Kaa, heeft die beelden voor altijd op het netvlies.
Khan verplaatst Kiplings vertelling in zijn familievoorstelling op nieuwe muziek van Jocelyn Pook naar een postapocalyptische wereld. Daar heeft de ene klimaatramp zich op de andere gestapeld: opwarming, overstromingen, droogte, zeespiegelstijging. Miljoenen mensen zijn op drift geraakt.
Ook Mowgli, die onderweg gescheiden raakt van de familie en belandt in een verlaten stad waar de overlevende dieren een machtsstrijd uitvechten en zich proberen te verbergen voor vijand nummer één: de mens. Die verschijnt soms als dreigend silhouet, geweer in de aanslag.
Een voice-over vertelt het verhaal aan de hand van dialogen tussen de dieren, die de woorden in beweging ‘nasynchroniseren’. Dat heeft zijn voordelen: de dansers kunnen zich concentreren op de choreografie, het publiek blijft matige tekstbehandeling bespaard. Vaak is tekst overbodig, want de semi-mimische vertaling zegt genoeg. Tegelijkertijd is de bewegingsstijl voor de verschillende diersoorten niet erg uitgesproken; wie is wolf, wie aap? De identieke kostuums voor de tien dansers (grijze dhoti-broeken, oranje shirt) helpen ook niet.
Herkenbaar zijn alleen de sluipgang van Bagheera, Balous zware passen én Kaa’s lichtgevend groene ogen en zijn slingerende lijf van kartonnen dozen. Zelfs Mowgli verdwijnt soms in de ensembledansen. Wat in zekere zin ook logisch is. Zij – want Mowgli is in deze versie een meisje – is immers op zoek naar aansluiting zolang ze haar familie kwijt is.
Moralistisch
Mowgli draagt Khans hoofdboodschap met zich mee, verstopt in een kleine kubus die voortdurend zoek raakt in het decor van gestapelde dozen. De spiegel in het lege doosje leert dat de mens te gast is op de aarde en de plicht heeft natuur en dieren te respecteren. Dit thema is laatste jaren meermalen in Khans werk opgedoken. Hier wordt het wel heel letterlijk en moralistisch uitgespeld en Greta Thunbergs ‘How dare you’ ontbreekt ook niet. Overbodig, want de mooie, geraffineerd simpele lijn-animaties (van YeastCulture) illustreren Khans intenties doeltreffend.
Met de te schaarse, tekstloze (ensemble-)dansen zijn die animaties de troeven van Jungle Book Reimagined. De tien uitstekende dansers zijn volledig ingesteld op de hybride stijl van Khan, die hier zijn kathak-achtergrond volop inzet in ritmische dans met sterke, plastische vormen, de voeten stevig in de aarde geplant en de armen helder articulerend. Het is echter te weinig om de voorstelling overeind te houden, zelfs de spaarzame koddigheden van Balou (Tom David-Dunn) werken niet echt. Khans klimaatwaarschuwing verdrinkt in zijn eigen urgentie.
Er moeten érgens regels en afspraken zijn, aldus Micha Wertheim (52). Wat er gebeurt als níéts de boel bij elkaar houdt? „Daar kan je geen vóórstelling van maken.”
Daar heeft Wertheim een voorstelling over gemaakt met Nergens anders, het vierde deel in zijn Anders-reeks. Ergens anders, Iemand anders en Niemand anders waren voorstellingen waarbij de titel vrij letterlijk genomen moest worden. Sommige bezoekers vonden de brutale provocatie die ze zagen een geniale grap, anderen vonden het oplichterij. Wertheim zou zijn publiek bijvoorbeeld maximaal hebben uitgedaagd door zelf afwezig te blijven (Ergens anders).
Dat was echter niet wat deze voorstellingen bijzonder maakten. Publiek provoceren is meestal saai en bovendien heel makkelijk. Opwindend aan de Anders-voorstellingen waren de pogingen om publiek op nieuwe manieren te laten kijken naar feit en fictie. De veronderstelde provocaties waren daar ondergeschikt aan.
Nergens anders is te zien als epiloog, in zekere zin als rectificatie, van zijn voorgangers. Lang dacht Wertheim dat de werkelijkheid de plaats was voor duidelijkheid. Bepaald niet altijd prettig, dus moest het theater dienen als zalige tegenwereld waarin je grenzeloos kon verdwijnen in waanzin en gekte, zoals hij demonstreerde in de eerdere Anders-voorstellingen. Er is echter wat veranderd voor Wertheim: de werkelijkheid blijkt veel gekker en willekeuriger geworden dan theater óóit zijn kan. Om nog onderscheid te kunnen maken moet theater noodgedwongen de plaats worden voor regels en grenzen. Voor regie over de gekte: „Dat kan nérgens anders.”
Achteraf begrijpen
Dus regisseert Wertheim de gekte vólledig in het minutieus gescripte Nergens anders. Vermakelijk of leuk is het resultaat niet altijd, want de voorstelling laat zich grotendeels pas achteraf begrijpen. Vergelijk het met een vakantie: een trip door Zuid-Frankrijk is leuk, maar is dat ook de goede omschrijving voor een reis door Irak? Vermoedelijk niet, maar zo’n reis kan wel veel interessanter zijn.
Gedachten werken niet lineair en zijn meestal pas achteraf te verklaren, is een van de uitgangspunten die Wertheim ver doorvoert. Dus zien we eerst een op dat moment nog vooral curieuze huilbui van Wertheim of een woede-uitbarsting richting publiek. Later krijgen deze emoties pas betekenissen en verklaringen.
Dit is een harde regel die Wertheim oplegt en die meteen duidelijk is: als publiek ben je ertoe veroordeeld traag van begrip te zijn. Deze vormkeuze is bijzonder functioneel. Aangenaam niet altijd, maar de vorm dwingt wel tot een soort diepe concentratie. Voortdurend heb je het gevoel op het punt te staan iets heel belangrijks te weten te komen. Dat is frustrerend, maar ook enerverend.
Micha Wertheim in ‘Nergens anders’.
Foto Gijsbert van der Wal
Uiteindelijk blijken Wertheims gevoelens dat we in een eindtijd terecht zijn gekomen veroorzaker van zijn diepe somberheid. De situatie in Israël en zijn Joodse achtergrond spelen een grote rol, maar ook zijn angst dat de grens tussen fantasie en werkelijkheid helemaal is weggevallen. Nergens anders gaat over de diep menselijke neigingen om een plek te willen hebben voor fantasie, maar óók voor controle. Als beide op hetzelfde terrein moeten plaatsvinden omdat de werkelijkheid zelf geen zekerheden meer biedt, blijkt dat erg ongezond.
Woordeloos
Wertheim zoekt houvast door zich wanhopig vast te klampen aan een script. Er is geen enkele ruimte voor improvisatie, ook niet tijdens inventief georganiseerd tegenspel van publiek. Dit blijkt geen bestendige basis voor zowel controle als fantasie. Als er zogenaamd wat onverwachts gebeurt, is Wertheim beide dírect kwijt: „Zo kan ik niet spelen!”, schreeuwt een leuk acterende Wertheim vervolgens.
‘Nergens anders’ gaat over de diep menselijke neigingen om een plek te willen hebben voor fantasie, maar óók voor controle
Het is verstandig om niet aan alle gedachten en verhalen evenveel betekenis toe te kennen, blijkt uit Nergens anders. Verhalen zijn als vlaggen: ze kunnen belangrijk zijn, maar ook uitsluitingsmechanismen en een agressieve daad. Woorden zijn een gevaarlijke sleutel voor wie op zoek is naar contact en waarheid.
Het mooiste moment in de voorstelling is dan ook woordeloos. Weggestopt in wat ironisch wordt aangekondigd als een intermezzo, maken een aantal mensen uit het publiek samen met Wertheim ontroerend contact met elkaar middels een soort organische bewegingsdans op elektronische, dromerige en repetitieve beats. Een betovering gebeurt altijd precies op het moment dat je even de andere kant op dreigt te kijken.
Het prijzenfeestje van de Nederlandse musical, het Musical Awards Gala, bestaat 25 jaar. In deze kwarteeuw is een volgende generatie acteurs opgestaan, zijn veel nieuwe Nederlandse producties ontwikkeld en werden volop voorstellingen geïmporteerd uit het buitenland. De jukeboxmusical verwierf internationaal succes door Mamma Mia!, Soldaat van Oranje werd een langlopende hit met een innovatief draaidecor, en een diverser palet aan acteurs en verhalen deed z’n intrede.
Maar musical is bij uitstek óók een genre dat tradities voortzet en iconen eert. Dat zie je aan de nominaties door de jaren heen. Musicaltitels komen vaak terug en worden begrippen waar het theaterpubliek eens in de zoveel jaar opnieuw naartoe kan. Dit seizoen was dat bijvoorbeeld het geval met genomineerden Saturday Night Fever, Shrek en Elisabeth – allemaal producties die eerder al te zien waren op de Nederlandse podia.
Dat iconen in dit theatergenre op een voetstuk blijven staan, bewijst musicalster Pia Douwes. Zij is genomineerd in de categorie ‘beste vrouwelijke hoofdrol in een grote musical’, maar was dat 25 jaar geleden ook al, nota bene met dezelfde hoofdrol in Elisabeth. (Al is die rol nu gesplitst en wordt de jonge versie van de keizerin gespeeld door Danique Dusée, een grote kanshebber voor de award aanstormend talent.) Douwes greep in 2000 naast de prijs, want Liesbeth List won ’m voor haar rol als Edith Piaf. Ook dit jaar zal ze het moeilijk krijgen. Ze heeft geduchte tegenstand van Vajèn van den Bosch en Nienke Latten als zussen Elsa en Anna in Disney-musical Frozen, een productie die waarschijnlijk hoge ogen zal gooien tijdens het gala. Woensdag is de tv-uitzending te zien op NPO 1, live vanuit het AFAS Theater in Leusden.
Toegankelijk entertainment
Dit jaar is Stage Entertainment, het bedrijf dat sinds zijn oprichting in 1998 door Joop van den Ende heeft gezorgd voor een enorme groei in het Nederlandse musicalaanbod, koploper in het aantal award-nominaties. Dat gebeurde niet meer sinds 2022 – destijds dankzij kwalitatief hoogstaande producties als Aladdin, Tina en een reprise van Hazes-musical Hij gelooft in mij. Nu heeft Stage Entertainment in totaal twintig nominaties verzameld: tien voor de spectaculaire familiemusical Frozen (met nominaties voor onder meer de muziek, het script en de vertaling) en tien voor het hysterische medleyfeest Moulin Rouge! (onder andere beste mannelijke hoofdrol, regie en choreografie).
Moulin Rouge! en Frozen bieden allebei toegankelijk entertainment. Het zijn eenvoudige verhalen: op diepgang hoef je niet te rekenen als bezoeker; wel op visueel spektakel, strakke choreografieën en ‘catchy’ nummers. Voor gezinnen viel er dit seizoen meer te beleven op de podia: het jonge publiek kon niet alleen losgaan op Frozen-hit ‘Laat het gaan’, maar ook mee naar Shrek (7 nominaties, vooral voor ‘creatives’ als de vertaler, choreografen en decorontwerper). Voor het volwassen publiek was Saturday Night Fever (6 nominaties) een laagdrempelige keuze, waar de makers wel degelijk een realistisch beeld hebben geprobeerd te schetsen van het Brooklyn van de jaren zeventig – een wereld vol geweld, drugsgebruik en discriminatie.
‘Moulin Rouge!’
Foto Johan Persson
Seizoen met goed acteerwerk
Uiteindelijk zal het dit jaar vermoedelijk geen Stage-titel zijn, die met de meeste prijzen naar huis gaat. Dat wordt waarschijnlijk Elisabeth, de musical over keizerin Sissi van Albert Verlinde Theater. Die producent won vorig jaar ook al de meeste awards. Elisabeth heeft twaalf nominaties en valt met name op door een uitmuntende cast. Acteurs Milan van Waardenburg (als De Dood) en William Spaaij (Lucheni) verdienen het absoluut om hun nominaties te verzilveren. Hun spel en zang in de duistere, gemoderniseerde productie maakt veel indruk – al leverden alle genomineerden voor ‘beste mannelijke hoofdrol in een grote musical’ een topprestatie.
Dit musicalseizoen kenmerkt zich sowieso door goed acteerwerk, zelfs in kwalitatief mindere producties. Dit geldt bijvoorbeeld voor Freek Bartels en Brigitte Heitzer, de hoofdrolspelers van huwelijksvoorstelling Ja, ik wil. Zij zijn beiden genomineerd voor hun rollen, terwijl deze productie het dieptepunt van dit musicalseizoen genoemd kan worden. Ja, ik wil heeft nog drie nominaties in de wacht gesleept. Die voorstelling komt erg gemakzuchtig over met over elkaar buitelende clichés in een verhaal dat de aandacht van het publiek maar moeilijk kan vasthouden, maar het staat – wonderlijk genoeg – in het rijtje ‘beste kleine musical’ (een productie met maximaal veertien castleden). Deze misser is verbazingwekkend, als je bedenkt dat dit de opvolger is van Blind Date, die twee jaar geleden nog Musical Awards won voor het script en nieuwe Nederlandse productie.
Vlaamse invloeden
Als beste oorspronkelijke Nederlandse musical valt dit jaar één genomineerde extra op. In deze categorie staat 40-45, een musical ontwikkeld door de Vlaamse producent Studio 100 (vooral bekend door kindervermaak als K3 en Paw Patrol). Tussen kerstvoorstelling A XXXmas Carola, Rob de Nijs-ode Malle Babbe en het Amsterdamse Onze Jordaan staat een Tweede Wereldoorlog-musical, die werd ontwikkeld in België. Bestuursvoorzitter Erwin van Lambaart meent dat de productie wel degelijk thuishoort in deze categorie: „Het script is inhoudelijk volledig dramaturgisch toegespitst op de Nederlandse historie, personages vinden hun bestaansrecht in de Nederlandse maatschappij”, laat hij per mail weten. Dit vergt een ruime interpretatie van een oorspronkelijk Nederlandse productie, aangezien plaatsnamen (Antwerpen werd Rotterdam) en namen van personages (Staf en Louis werden Dirk en Louis) werden aangepast.
Of 40-45 nou op z’n plaats is in deze award-categorie, of niet; de invloed van Vlaanderen op het Nederlandse musicallandschap lijkt ieder jaar groter te worden. Onder de genomineerden voor beste kleine musical staat bijvoorbeeld Josephine B. over variétéartiest Josephine Baker. De musical werd ontwikkeld door het Vlaamse Judas TheaterProducties en geregisseerd door Frank Van Laecke, tevens regisseur van 40-45. Daarnaast zijn er terechte nominaties voor Vlaamse acteurs als Timo Tembuyser (The last five years) en Ann Van den Broeck (als aartshertogin Sophie in Elisabeth).
Vorig jaar was er bij de Musical Awards een recordaantal van 91 nominaties. Nu heeft de achtkoppige jury – onder leiding van Hilde Scholten, hoofd programmering bij theater De Nieuwe Kolk in Assen – het aantal iets teruggeschroefd naar 82, verdeeld over veertien musicals van in totaal tien producenten.
De award-nominaties tonen de reikwijdte van het musicalaanbod, dat naast entertainment ook experimentelere producties bevat, zoals het intieme The last five years, een bewerking van een Amerikaanse productie. De producent van deze musical, Nanoek, verraste vorig jaar nog door vijf Musical Awards te winnen voor een nieuwe musical over moederschap. Nu dingt Nanoek in drie categorieën mee met The last five years. Zo tonen de Musical Awards niet alleen de wisselwerking met onze zuiderburen en het internationale theaterveld, maar ook creativiteit op eigen bodem.
De Musical Awards worden uitgereikt op woensdag 16 april in het AFAS Theater in Leusden. Het gala wordt live uitgezonden op NPO 1 om 20.25 uur.
„Niets anders dan déze muziek laat ons voelen wat de dood is.” Dat zei pianist Arthur Rubinstein (1887-1982) eens over het tweede deel van Schuberts laatste pianosonate. Daarin schrijdt een weemoedige melodie traag voort, omhuld door een wonderbaarlijk sobere, wiegende begeleiding. Zo nu en dan wordt de droefenis verlicht door een glimpje sereniteit. Ook aan andere musici en schrijvers ontlokte deze muziekassociaties met grote levensthema’s: eenzaamheid, afscheid, catharsis en transfiguratie. Schubert wist het allemaal zonder woorden op te roepen. Daarin schuilt de kracht van de sonate: met slechts één of twee instrumenten toch muziek met grote narratieve en emotionele kracht teweegbrengen. Minimale middelen, maximaal effect.
Wat is een sonate?
Samen met de etude en het soloconcert met orkest vormt de sonate het muzikale standaarddieet van musici die als solist hun brood verdienen. De sonate (‘iets wat gespeeld wordt’) begon eeuwen geleden simpelweg als de tegenhanger van de cantate (‘iets wat gezongen wordt’). Sonates konden dan ook van alles zijn – van een trits korte dansstukjes voor huiselijk vermaak tot vromere stukken voor in de kerk – en voor één instrument of ensembles, net waar men zin in had. Ongeveer vanaf de tijd Haydn en Mozart, aan het einde van de 18de eeuw, kreeg de term sonate de vaste betekenis van een muziekstuk waarin één of twee instrumenten de hoofdrol spelen.
Sonates bestaan net als veel kamermuziekstukken en symfonieën meestal uit drie of vier delen die contrasteren in tempo en sfeer. Ze zijn er voor elk instrument, al vind je de meeste voor piano solo en voor piano met viool. Dat waren de populairste instrumenten van de Romantiek, toen het genre echt groot werd. Bij 19de-eeuwse componisten werden sonates steeds langer, technisch uitdagender en emotioneel intenser. De spanningsboog werd strakker gespannen en de sonate ontwikkelde zich tot een meeslepende luisterervaring vol dramatische hoogte- en dieptepunten.
Hoe klinkt dat?
Sonates zijn door de eeuwen heen flink veranderd in stijl: een sonate van Mozart klinkt totaal anders dan een sonate van Sjostakovitsj tweehonderd jaar later. Maar de methode waarmee componisten hun ideeën ordenden is lange tijd min of meer hetzelfde geweest (al zijn er natuurlijk ook weer veel uitzonderingen). Zoals Rembrandt met licht en donker de dramatiek in zijn schilderijen op scherp zette, slingeren sonates je met muzikale contrasten heen en weer tussen spanning en ontspanning.
Die contrasten zitten tussen de afzonderlijke delen, en ook binnen het vaak relatief lange openingsdeel, waarin twee muzikale ideeën (‘thema’s) met elkaar wedijveren. Je kunt dat openingsdeel beschouwen als een film voor je oren: een broeierige romance, een drama met emotionele punch, of een psychologische thriller die je bij de lurven grijpt. Je kunt een hoofdpersonage in de muziek horen; niet zomaar een vlak figuurtje, maar een karakter met diepgang, innerlijke conflicten en ruwe randjes. Eerst maken we bijvoorbeeld kennis met z’n heroïsche kant: een kloeke melodie in een resoluut ritme (het eerste thema). Dan komt er ineens een andere karaktertrek bovendrijven: het personage blijk zacht, dromerig, misschien zelfs een tikkeltje melancholisch.
En dan begint het avontuur pas echt. De hoofdpersoon wordt heen en weer geslingerd tussen die twee kanten van zichzelf. De twee muzikale thema’s worden uit elkaar geplukt en opnieuw in elkaar gezet, botsen, versmelten, raken elkaar kwijt en vinden elkaar weer terug. Vele plotwendingen later keren we terug naar de muziek van het begin: de hoofdpersoon is thuis, maar is niet meer dezelfde. En dan moet het moois uit de delen twee, drie en vier nog komen.