Klimaatbeleid vergroot ongelijkheid, maar daar is wat aan te doen

Column Ja, klimaatbeleid kan eerlijker, schrijft Marike Stellinga. Maar de pijn gelijk verdelen voor hoge en voor lage inkomens, is bijna onmogelijk.

Illustratie Danee Anthonijsz

Illustratie Danee Anthonijsz


Het is bijtend oneerlijk dat de mensen die het minst bijdragen aan het klimaatprobleem de grootste prijs ervoor dreigen te betalen. Arme mensen in arme landen stoten weinig broeikasgas uit, maar krijgen waarschijnlijk te maken met de zwaarste gevolgen van klimaatverandering: droogte, overstromingen.

Ook in welvarende landen krijgt ongelijkheid er door klimaatverandering een wrange dimensie bij. Ook hier belasten mensen met lage inkomens het klimaat minder dan mensen met hoge inkomens. Maar regeringen die vervuilend gedrag duurder maken, lopen grote kans juist de arme mensen daar hard mee te raken.

Grofweg geldt: mensen met hogere inkomens hebben een groter huis, meer auto’s, meer spullen en ze vliegen vaker. Daarom verbruiken ze meer energie en stoten ze meer CO2 uit dan mensen met lage inkomens die zich maar weinig spullen en vliegreizen kunnen veroorloven.

Daarom gedragen veel mensen met een praktische opleiding en relatief laag inkomen zich „significant duurzamer” dan gemiddeld, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau. Opvallend genoeg doen ze dat „terwijl zij de urgentie van het klimaatprobleem juist minder onderschrijven” dan Nederlanders met een hoog inkomen. Het duurzame gedrag is het gevolg van een krappe beurs.

Waarom worden mensen met een laag inkomen dan toch harder geraakt als de overheid uitstoot duurder maakt? Ze geven vaak een groter deel van hun inkomen uit aan fossiele producten. De energierekening kan in een rijk gezin twee keer zo hoog zijn als in een arm gezin, maar voor dat rijke gezin vormt het een kleine kostenpost ten opzichte van het inkomen, in het arme gezin juist een grote. Een hogere energierekening komt dus bij lage inkomens veel harder aan.

Feit is: klimaatbeleid dat de ongelijkheid vergroot, is voor velen onacceptabel

Vandaar dat economen concluderen dat het belasten van CO2 de inkomensongelijkheid vaak vergroot. „Dat is bij gas en elektriciteit zeker zo, maar het geldt niet voor alle CO2-belastingen”, zegt hoogleraar Bas Jacobs die onderzoek heeft gedaan naar klimaatbelastingen en ongelijkheid. „Zo is het verband bij benzine minder duidelijk: mensen met hogere inkomens rijden meer en hebben vaak grotere auto’s. Dus zal een hogere belasting op benzine hen ook raken. Een kerosinebelasting raakt juist weer vooral de allerrijksten: mensen met privévliegtuigen.”

Mensen met lagere inkomens zijn ook kwetsbaar omdat ze te weinig geld hebben om te vergroenen. Ze kunnen hun huis niet isoleren en geen zonnepanelen en stekkerauto’s kopen. Ze zijn sitting ducks: als je gas of benzine extra belast, wordt het leven duurder zonder dat ze zelf wat kunnen doen. „Zij zitten vast aan hun oude benzine-autootje om naar hun werk te gaan,” zegt hoogleraar Rick van der Ploeg, die klimaatbeleid en ongelijkheid onderzocht. Tel hierbij op dat veel klimaatsubsidies (stekkerauto’s, zonnepanelen) naar mensen met hogere inkomens gaan en je snapt waarom klimaatbeleid voor onvrede kan zorgen. Van der Ploeg: „Mensen voelen zich gepakt en zien dat anderen er met de buit vandoor gaan. Dan kunnen populisten zeggen: dat klimaatbeleid is een speeltje van de elite.”

Het goede nieuws is: hier is wat tegen te doen. Klimaatbelastingen die de ongelijkheid vergroten, kunnen worden verzacht door voor lage inkomens de inkomensbelasting te verlagen en voor hoge inkomens te verhogen. „De politieke pijn van klimaatbeleid kan veel kleiner zijn als je het in samenhang bekijkt met inkomensbeleid,” zegt Jacobs. „Niet om inkomenspolitiek mee te bedrijven, maar om de gevolgen van klimaatbeleid te verzachten.”

Het slechte nieuws: dit werkt niet altijd. Want hoeveel fossiele brandstoffen mensen met een laag inkomen verbruiken verschilt sterk. Er zijn mensen met een geïsoleerd huurhuis die per ov reizen. En mensen die in een tochtig huis wonen en met een benzineauto naar hun werk rijden omdat goed ov ontbreekt. De tweede groep gaat veel meer CO2-belasting betalen. De overheid kan beide groepen niet perfect compenseren.

Precies dit was het probleem tijdens de energiecrisis. Rutte IV kon de mensen die door de hoge gasprijzen het hardst werden geraakt niet via inkomensbeleid helpen. Daarom koos het kabinet voor een plafond op de energierekening voor iedereen. Een dure ingreep die ook welvarende mensen hielp. Jacobs: „Als je binnen inkomensgroepen grote verschillen hebt in vervuilende consumptie, dan krijg je een harde afruil tussen klimaatbeleid en inkomenspolitiek.”

Dan moet de overheid op andere manieren het leed verzachten. Van der Ploeg: „Je kunt huisbazen verplichten te isoleren. Of mensen geld geven om hun oude benzineauto in te leveren.” Richt subsidies in elk geval op mensen met lage inkomens. Van der Ploeg is daarom ook voorstander van een klimaatdividend. „Sluis de opbrengst van CO2-belastingen terug door elk huishouden eenzelfde bedrag te geven. Dan profiteren de laagste inkomens het meest.” Jacobs is terughoudend. „Idealiter beprijs je de uitstoot van broeikasgas zónder de inkomensverdeling te veranderen of mensen meer belasting te laten betalen. Maar er is geen ideaal beleid.”

Eén ding is duidelijk: klimaatbeleid dat de ongelijkheid vergroot, is voor veel Nederlanders onacceptabel. Tegelijk is het bijna onmogelijk om de pijn van klimaatbeleid bij iedereen voldoende te verzachten. Wat helpt: kwetsbare burgers snel onafhankelijk maken van fossiele energie. Door woningcorporaties huurhuizen te laten isoleren. Door in de armste wijken huizen te verduurzamen. Door kneitergoed ov aan te leggen. Verhoog je dan de belasting op gas, dan deert dat niet.