N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In beeld De kinderen van Mehmet en Nurten Kocak zijn nog te jong om mee te vasten tijdens de ramadan. Toch hoeven ze niet helemaal erbij te staan kijken.
Hoe maak je de ramadan leuk voor de kinderen? Zij hoeven nog niet mee te doen met de vastenmaand; meisjes beginnen doorgaans vanaf de leeftijd dat ze ongesteld worden, jongens ook zo rond eind basisschool, begin middelbare school.
Maar dat betekent niet dat ze tot die tijd aan de zijlijn staan toe te kijken. Sommige ouders oefenen met hun kinderen door ze een paar uurtjes niet te laten eten.
Mehmet (36) en Nurten Kocak (33) willen hun kinderen meegeven „dat het vasten een van de belangrijkste zuilen is van de islam”, zeggen ze na het breken van het vasten in hun huis in Den Haag. Hun kinderen Yasar, Yunus en Süheda zijn 9, 7 en 2 jaar. „Dat het een maand is waarin Allah vol vergeving is, en ons extra veel beloont.” Er staat onder meer rijst gerold in wijnbladeren op tafel, een typisch Turks gerecht, en dadels.
Voor de ouders is het belangrijk om tijdens deze maand dankbaar te zijn voor wat ze hebben, maar ook te beseffen dat er andere mensen op aarde zijn die niet weten wanneer ze weer kunnen eten.
Tegenwoordig zijn talloze kinderboeken over de vastenmaand te koop, met plaatjes of kleurprenten. Waar je vroeger alleen de bidkalender van de moskee voor volwassenen had, een dik boek met veel informatie in kleine lettertjes, zijn er nu versies waar je stickers op kunt plakken om af te tellen tot het Suikerfeest. Het gezin in Den Haag heeft die aan de muur geplakt.
Ernaast hangen rolletjes papier aan touwtjes, één voor elke dag. Omdat het deze avond dag acht is, pakt Yasar het rolletje met het nummer acht erop. Ze rollen hem samen uit, en lezen hardop voor: Koranverzen of weetjes over de islam en de ramadan. De papiertjes hoeven niet per se opgerold en opgehangen, maar dat maakt het wel leuker.
De magistraten dragen nog wel toga’s maar verder gaat alles anders in de buurtrechtbank van Amsterdam-Zuidoost. De betrokkenen staan niet tegenover elkaar, maar zitten met elkaar aan tafel in een soort buurthuis. Ook zijn er hulpverleners aanwezig zodat de rechter niet alleen straffen oplegt maar ook hulp aanbiedt. In de wachtruimte komen buurtkinderen op de koffieautomaat af om warme chocolademelk te maken.
De hoopvol stemmende documentaire De buurtrechter (NPO Doc, NPO2) gaat over het werk van Maria Leijten, een van de strafrechters die in de buurtrechtbank werkt. We zien haar rechtspreken en op bezoek gaan bij hulpverleners in de buurt. Heel ernstig zijn de behandelde strafzaken niet. Een verslaafde man heeft een pak biomelk, Robijn wasverzachter en twee pakken Ariel wasmiddel gestolen. Een moeder heeft haar woning onderverhuurd aan wietkwekers. Een jongen heeft in een dronken ochtendroes zijn hulpverleners bedreigd.
Net als in Vergeven of vergelden zoekt Van Heemstra naar meer menselijkheid in het recht. In die vorige documentaire was te zien hoe het niet moet: ze filmde een strafzaak waarin de rechter en de verdachte in totaal andere werelden verkeerden. Door een rechtbank in een buurt te vestigen, dichtbij de bewoners, hopen de betrokkenen bij te dragen aan „oplossingsgerichte rechtspraak”. Ze hopen ook de kloof tussen burger en overheid te verkleinen, en het vertrouwen in het recht te vergroten.
Opmerkelijk is hoe vriendelijk en op gelijke voet de rechter met de verdachten probeert te praten. De verdachte moet gehoord worden, dat is essentieel. Om dit te onderstrepen laat Van Heemstra de kinderen in de wachtkamer voorlezen uit de roman De vreemdeling van Camus. Hierin vertelt een moordenaar dat hij tijdens zijn proces zelf niets mag zeggen. Hij heeft het gevoel dat de rechtszaak niet om hem gaat.
Tijdens haar werkbezoek spreekt Maria Leijten ook met Gideon Everduim. De activist relativeert indirect de goede bedoelingen van de buurtrechter. Zuidoost is volgens hem een voortzetting van ‘de plantage’ met andere middelen. Nog steeds worden zwarte mensen onderdrukt in een wit systeem.
Met dat in het hoofd valt op dat de rechters, de advocaten en officieren van justitie allemaal wit zijn. De verdachten en buurtbewoners zijn allemaal van kleur. Die kloof kan ook de buurtrechter niet overbruggen. De enige keer dat we zwarte gezichten zien in de toga’s is als kinderen een rechtszaak naspelen. Ze veroordelen een klasgenoot tot het schoonmaken van de graffiti die hij op een schuur spoot.
Mechanische haaien
De haai uit de thriller Jaws (1977) werd zo beroemd omdat hij nauwelijks in beeld komt. Eigenlijk heet hij Bruce, vernoemd naar de advocaat van Steven Spielberg. De beginnende filmregisseur leek zich lelijk te vertillen aan de film. Hij kreeg een zenuwinzinking en had nog jaren nachtmerries over de opnames. De lekkere documentaire Jaws @ 50: The Definitive Inside Story (National Geographic) van Laurent Bouzereau lijkt op andere documentaires over rampzalig verlopen filmopnames, zoals Hearts of Darkness.
Spielberg wilde per se in de echte oceaan filmen wat grote logistiek problemen opleverde, en een miljoenen kostende vertraging. De drie mechanische haaien die hij liet bouwen waren 80 procent van de opnametijd in reparatie, mede doordat ze niet tegen zout water konden. Dus moest Spielberg de film goeddeels zonder haai schieten. Pas na anderhalf uur komt Bruce in beeld. Dat bleek – bewust of onbewust – een meesterzet: de haai als een onzichtbare dreiging bleek essentieel voor het enorme succes van de film.
Het moet iedereen opvallen, Gaza vormt een breuklijn. Onze cultuur van vrijheid, veiligheid, welvaart, van mensenrechten en democratische rechtsstaat, van ‘rule based’ betrekkingen, is in de schaduw geraakt. Oké, wéér zo’n moraalstukje, zult u denken, en 7 oktober dan? Maar ik ontkom er niet aan. Dan had het hier maar niet De Rechtsstaat moeten heten.
Internationaal zien we afbraak van mensenrechten, van autoritaire druk, van rechtsstatelijke recessie, van het negeren van internationaal recht, bij oorlog bijvoorbeeld. Rusland voert zonder legitieme aanleiding oorlog tegen Oekraïne, dat zich door de EU gesteund weet, maar niet voluit of eendrachtig. We zien internationale organisaties falen, vredesgezanten zijn werkeloos, VN-hulporganisaties worden afgeserveerd. 19de-eeuwse machtspolitiek is terug, met leiders als tiran, keizer of maffiabaas.
De recente NAVO-top hield de alliantie nog nét bij elkaar dankzij een gênant staaltje stroop smeren annex zelfbedrog. De échte vragen waren onbespreekbaar. Misschien kon het ook niet anders. Bestaan die westerse waarden waar de NAVO ooit artikel 5 voor schreef, nog wel? Doet een democratische rechtsstaat als beschermwaardig doel er nog toe? Of is alles machtspolitiek en dus retoriek en reality-tv?
Overal krijgen organisaties, overheden en werkgevers intern vragen. Hebben we vuile handen, laten we ons wel horen, doen we wat we kunnen om dit tegen te houden? Er zijn al twee Rode Lijn-demonstraties geweest met ruim 200.000 burgers. Vorige maand stuurde de (voormalige) top van de rechtspraak een open brief aan premier Schoof met de opdracht „voortvarend te handelen”, gezien de „bijzonder ernstige gevallen van schending van het internationale recht” die „onder onze ogen” plaatsvinden. De laatste keer dat ik de rechtspraak achter een spandoek kon betrappen, was bij de demonstratie van de duizend toga’s in Warschau, destijds tegen het knevelen van de Poolse rechtspraak.
De juristenbrief volgt de trend maar is ook bijzonder. Ook deze groep zegt: „Spreek Israël aan”. De sleutelzin: „Uithongeren en het bombarderen van burgerdoelen zijn oorlogsmisdrijven, en moeten onmiddellijk stoppen om te voorkomen dat genocide plaatsvindt.” Voorkomen dus – niet staken. Want zover is het Internationale Gerechtshof nog niet en dus kennen deze vijfhonderd juristen hun plaats.
Bij de NVJ, de beroepsvereniging van journalisten, deden we hetzelfde, onvermijdelijk. (Persoonlijk feit: ik ben er bestuurder.) Een ingezonden stuk, een brief aan de minister, een persoonlijke ledenoproep. Er zijn ruim 180 Palestijnse journalisten vermoord – de infrastructuur van Gaza wordt er gericht vernietigd, inclusief media. Met als doel de verdrijving van het hele volk. Het beneemt je de adem – alle humanitaire vooruitgang na WO II lijkt naar de filistijnen. Ook het wegkijken is terug.
Zoiets vreet aan je – ook aan je roeping als journalist. Daar horen juist distantie bij, evenwicht, wederhoor en objectiviteit, tenminste als ambitie. Dat valt voor velen nauwelijks meer op te brengen, merk ik. Het kwaad is te dominant. Dat objectiviteit veelal strijdig is met identiteit was een stap die de meesten allang hebben gezet. Iedere journalist is gevormd, opgeleid, heeft cultureel of historisch bepaalde opvattingen – om van gender maar te zwijgen. Bij ons beroep hoort ook engagement, activisme voor de waarheid, zeggen we tegen elkaar. En we zijn ook tegen onrecht, wat we dan verschillend invullen. Net als wat die waarheid dan is. Tegelijk willen de meeste journalisten dienstbaar zijn aan het verschil tussen feiten en meningen. Ik in ieder geval wel.
Gaza heeft ook dat opgeblazen. Althans voor velen. Dit is te groot. Gaat een journalist die op tijdreis in een slavenschip is beland, ook de kapitein wederhoor vragen over de omstandigheden in het ruim? Nee dus. Wie kan er nu nog afzijdig blijven, als kritisch-neutrale toeschouwer, als je voor je werk moet dealen met fascisten, oorlogsmisdadigers of potentaten? Daar zijn letterlijk geen woorden voor.
Is journalistiek juist niet inherent vóór de democratische rechtsstaat? En is het ‘neutraal’ verslag doen van ontkenningen, van het verdraaien, het goedpraten en wegkijken van genocide dan niet óók bijdragen aan het voortduren ervan? Of wordt dit te pijnlijk?
Journalistiek is nooit waardenvrij. De vraag lijkt mij urgent of journalisten niet uit de kast moeten komen – welk perspectief ze kiezen en waarom. Voor of tegen de democratische rechtsstaat. En dus tegen de krachten die dat willen opblazen.
Folkert Jensma is juridisch journalist en schrijft om de week op woensdag.
Wie aan de knoflookgrens denkt, denkt niet aan Twente. Maar die grens, ooit zo’n beetje het Middellandse Zeegebied, is allang verschoven. Tot aan noordelijk Nederland. Al sinds midden jaren tachtig wordt in Slootdorp, puntje Noord-Holland, Biesheuvel Knoflook verbouwd. Sinds 2015 is er knoflook uit de Flevopolder, te koop uit een boerenversie van de FEBO-muur. En nu is er knoflook uit Zenderen, Twente, waar een stukje Frankrijk is neergedaald.
Het begint als Arjan Bonthuis (55), een Nederlandse melkveeboer, vorig jaar augustus de nieuwe vriend van een goede vriendin leert kennen: een Franse knoflookteler. De Fransman spreekt geen woord Engels, Bonthuis geen woord Frans. Toch begrijpen ze elkaar na een avond bier en limoncello uitstekend. Diezelfde avond is het beklonken: Bonthuis gaat biologisch Frans-Twentse knoflook telen.
Twee maanden later ligt zijn schuur vol pootgoed. „Ik kon geen koe meer ruiken.” Ruim 1.500 kilo knoflookteentjes, goed voor zo’n zestigduizend plantjes. Genoeg voor een hectare grond, waarvoor ze, iets verderop, een perceel naast het klooster hebben uitgekozen. „Heilige grond”, grapt zijn vrouw Miranda (54).
Sinds oktober, wanneer knoflook de grond in moet, domineren koe en knoflook zijn agenda. Elke dag even kijken. Elke week een bol uit de grond trekken om een foto naar zijn Franse collega te sturen. „De bol doorsnijden en dan vliesjes tellen.” Het blijkt een kwestie van wachten. Veel sproeien. Nog langer wachten. Tot hij, zo’n tweeënhalve week geleden, een appje krijgt: „You can go!”
‘Mooi hè,’ wijst Bonthuis, ‘het onkruid hangt er nog tussen’
De oogstdagen oogden als een Frans tafereeltje. Op de Franse rooimachine om de knoflook uit de grond te halen, via de Franse Marktplaats gekocht van een tachtig jaar oude Franse boer, monteerden ze twee parasols. De oogst: zo’n vijfduizend kilo knoflook. Een deel verkopen ze vers, de rest hangt nu te drogen in een provisorisch gebouwde tunnel van zwart zeil. „Mooi hè,” wijst Bonthuis, „het onkruid hangt er nog tussen.”
Onvergelijkbaar met de knoflook in Nederlandse supermarkten, nog geen anderhalve euro voor een netje van twee – ook de biologische. Soms geïmporteerd uit Spanje, meestal uit China, waar zo’n 95 procent van de bollen vandaan komt – ook de biologische. „En die smaken lang niet zo goed”, zegt Bonthuis. In hun eigen winkeltje verkopen ze een bos, ongeveer een kilo, voor 15 euro. Er hangt één vlecht. „Die is van mij en niet zo mooi”, zegt Bonthuis schuldbewust. „Net een scrotum, zie je?”
Er zijn al verschillende lokale knoflooksamenwerkingen ontstaan. Allemaal met een Frans ondertoontje. Verderop kweekt een vrouw escargots en een buurboer schijnt uitdaging te zien in olijven – beide goed te combineren met knoflook. En de lokale bakker kwam een bosje halen om te experimenteren met Frans knoflookbrood. „Dat is heel goed gelukt”, zegt Bonthuis. „Lekker pittig.”
Hij heeft er tien besteld, voor de barbecue die hij en Miranda zaterdag houden om iedereen die een bijdrage aan deze eerste Twentse knoflookteelt leverde te bedanken. Zoals het voetbalteam dat hielp met de oogst. En „de jeugd”, onder wie twee dochters van Bonthuis, die deze dinsdagmiddag zit te ‘witten’: ruwe bollen van vuil en het buitenste velletje ontdoen. Onder de tafel liggen versleten schuursponsjes tussen knisperende knoflookvellen. Snelle vingers vlechten de stengels aan elkaar. „Die zien er een stuk beter uit dan die van mij.”
Vrijwillig zitten ze hier niet, ook zijn dochters (18 en 19) niet. „Ze sprokkelen hun vakantie bij elkaar”, zegt Bonthuis. Waar naartoe? „Mallorca”, klinkt het in koor. Ver onder de nieuwe knoflookgrens.
Sarah Ouwerkerk doet deze woensdag in plaats van Gemma Venhuizen verslag uit het land.