Op TikTok begon Marije Bruinsma vier jaar geleden vanuit haar studentenkamer in Utrecht met het bezingen van haar leven als jonge vrouw. In het ‘Baarmoederlied’ dicht ze bijvoorbeeld over al die keren dat ze niet over economie mocht meepraten in de kroeg. „Wat een pech/ wat een pech/ m’n baarmoeder zit altijd in de weg.”
Honderden meisjes en vrouwen plaatsten daarna video’s van zichzelf waarin ze dit pakkende lied meezingen. Ook haar nummer ‘Ongesteld en Blut’ is populair: het is anderhalf miljoen keer bekeken. Bruinsma omschrijft haar werk als ‘bimbocorefeminisme’ waar iconische vrouwen als Brigitte Kaandorp en Beyoncé samenkomen in zang, dans en conference.
Op internationale vrouwendag brengt de ‘Cabaretiet’, zoals Bruinsma zichzelf noemt, haar eerste album ‘Je (baar)Moeder’ uit in buurthuis MidWest in Amsterdam. „Ik wil plezier terugbrengen in activisme. Het is niet vol te houden om alleen maar te strijden”, zegt ze.
Dat het iets met theater en zang moest worden wist ze altijd al, vertelt Bruinsma in een pluizig roze topje aan een Utrechtse cafétafel. Tijdens het avondeten was het voor het hele gezin Bruinsma beter als Marije in de keuken kon optreden in plaats van verplicht op een stoel te zitten.
Toen ze van de muziekopleiding van het ROC van Almelo werd gestuurd omdat ze een „te hese” stem zou hebben was dat wel even slikken. „Ik was zeventien en kreeg echt het advies ‘ga maar wat anders doen’. Ik durfde niet terug naar huis, dus toen ben ik maar in de deur-aan-deurverkoop gaan werken in Twente. Daar werkten alleen maar haantjes die de hele tijd door mij heen praatten en vonden dat ik te luidruchtig was.
Een verwijt dat ze als jong meisje ook altijd al kreeg. „Daar wilde ik iets mee doen. Toen ik met theater begon, begreep ik pas waarom ik van die muziekopleiding was afgegooid. Met muziek alleen kon ik me niet uiten, ik paste niet binnen een genre.”
Het oog van cabaretier Marije Bruinsma. Foto Andreas Terlaak
Ongevraagd advies
Ze studeerde theater aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en rondt momenteel de opleiding Cabaret en Kleinkunst af aan de Koningstheater Academie in Den Bosch. Haar feministisch activisme vormt de kern van haar werk. „Ik schrijf over wrijving. En toevallig heb ik dat altijd met mannen die vinden dat ik iets moet zijn. Mannelijke collega’s geven me vaak het ongevraagde advies me minder over de top te kleden omdat mensen zo niet naar me luisteren. Je moet wel begeerlijk zijn maar zeker niet uitdagend, dan nemen mensen je niet serieus. Dat is toch om gek van te worden.”
Kleding is een essentieel onderdeel van haar ‘bimbocorefeminisme’. Bimbo staat voor de conventioneel aantrekkelijke, geseksualiseerde en vooral naïeve vrouw. Bimbocorefeminisme is een satirische esthetiek waarbij vrouwen zich hypervrouwelijk en meisjesachtige kleden als een daad van verzet, legt ze uit.
„Ik speel bewust met die aanname van ‘een sexy vrouw zal wel dom zijn’. Seks is hier een perfect middel voor. Veel mannen zien vrouwen pas als ze denken ‘met jou wil ik seks hebben’. Dat zie ik als een uitnodiging iets totaal disruptiefs te doen. Ik kleed me als meisje volledig in het roze en zing ondertussen expliciet over de saaie, gore kant van seks en vrouw zijn. Ik weet niet wat het is, maar iets aan die combinatie maakt veel mannen online woest.”
De release van haar nieuwe nummer ‘Burgerlijke Dingen’ vierde ze in het restaurant van de IKEA, vertelt ze. „We aten vegaballetjes en keken de videoclip, dat was het meest burgerlijke wat ik kon bedenken.” Op het nummer kreeg Bruinsma veel online haatreacties, als ze zingt: ‘Ik wil je konthaar scheren/ bij je oma gaan logeren/ Ik wil samen één tandenborstel gebruiken/ Je mijn scheten onder het dekbed laten ruiken.’ „Iemand reageerde: ‘jij bent de reden voor femicide’. Daar verbaas ik me echt over, het is gewoon een liefdesliedje, maar dan zonder de glamour.
‘Ik speel bewust met de aanname van ‘een sexy vrouw zal wel dom zijn’’
‘Te naakt’
Op TikTok krijgt ze ook steeds vaker te maken met shadow banning, een middel waarmee platforms op sociale media het bereik van berichten en accounts beperken, zonder de gebruiker van het account daarover te informeren. „Het viel me op dat sommige video’s helemaal niet bekeken werden. Dan had iemand gerapporteerd dat ik „te naakt” zou zijn of dat ik seksuele handelingen verrichtte in die video. Als vrouw mag je op TikTok de rits van je trui niet te ver open hebben achter de piano, terwijl fitboys zich shirt-loos optrekken aan van alles.”
Bruinsma voelt zich beperkt door de ongelijke kaders van het platform. Ze past haar content en kleding aan. „In die zin zijn sociale media een droevig goede afspiegeling van de maatschappij. Ik gebruik het als online reclamebord, iets waarmee ik mensen in de echte wereld naar mijn show krijg.”
In het theater vraagt Bruinsma zich af of je als feminist wel een hetero vrouw kunt zijn. „Ik ga niet voor je liegen, het is moeilijk. Het kan wel.” Veel van haar conferences gaan juist over het omarmen van die tegenstrijdige verlangens. Want hoe leg je uit dat je seksdromen hebt over Thierry Baudet terwijl hij op televisie zegt dat vrouwen minder excelleren en minder ambitie hebben?
„Ik gebruik seksisme ook vaak in mijn voordeel. Een tijd lang trad ik op met een tergend lange sketch waarbij ik deed alsof ik iemand vingerde op het podium. Dat vonden mensen, vooral mannelijke collega’s, zo vernieuwend. Zo’n sketch is al door honderd mannen gedaan, maar alleen omdat ik een vrouw ben is het opeens nieuw? Dan denk ik: ‘fine, I’ll take it’”.
Via TikTok kreeg ze bericht van een man die op 8 maart eerst de vrouwenmars gaat lopen in Amsterdam en daarna naar haar show komt. „Dat is precies waar ik op hoopte; even wat werk verzetten en dan samen dansen en lachen om de absurditeit van die ongelijkheid.”
Het is vrijdagnacht en er is een feestje in de Westside. In South Central Los Angeles wordt uitbundig gedronken, getoast, gedanst en met honderd-dollarbiljetten gestrooid. De vrouwen dragen korte zomerrokjes. De mannen hiphopkleding van Karl Kani. Iedereen is lekker aangeschoten en vrolijk. Ook de actieve gangleden in de buurt houden het vanavond vreedzaam.
Er zijn maar weinig songteksten zó jaren 90 als die van het energieke ‘This Is How We Do It’ waarin r&b-zanger Montell Jordan gloedvol zingend een feest in zijn buurt in Los Angeles beschrijft op een stevig voortstuwende hiphopbeat, gebouwd rondom een sample van Slick Ricks verhalende hiphopklassieker ‘Children’s Story’.
‘This Is How We Do It’ is een lichtvoetige, zinderend swingende clubkraker met een gelaagd, perfect meezingbaar call & response-refrein en was dertig jaar geleden de debuutsingle van Jordan die aankomende week twee keer optreedt in Nederland.
Opgepoetste auto’s
De bijbehorende videoclip, met beelden van opgepoetste auto’s, stijlvolle groepschoreografie en intieme scènes van feestjes thuis en buiten op straat, is van regisseur Hype Williams die met zijn schitterende contrast- en kleurrijke videoclips het dominante beeld van hiphop en r&b in de jaren negentig mede bepaalde.
Montell Jordan combineerde op zijn gelijknamige debuutalbum uptempo-dansnummers met soulballads, rapverses met soulvolle zang, en blues met G-Funk. Hij was een r&b-zanger die in flow, stijl, uitstraling en de wijze waarop hij zichzelf bewierookte in zijn teksten, artistiek veel gelijkenissen toonde met rappers van zijn generatie.
‘This Is How We Do It’ paste naadloos in een verregaande muzikale samensmelting van rap en r&b die in 1995 al even aan de gang was. Zo stempelde het een massief uitroepteken achter het door invloedrijke producers als Teddy Riley en Jimmy Jam & Terry Lewis aangedreven New Jack Swing-tijdperk dat kort erna ten einde liep. En het sloot in stijl en sfeer evengoed sterk aan op het succes van bijvoorbeeld de gangstarap op het lokale platenlabel Death Row, waar stadsgenoot Snoop Dogg met zijn melodieuze, ontspannen, door klassieke soul en funk beïnvloedde rapstijl zijn genre had helpen vertragen.
Madonna voorbij
‘This Is How We Do It’ is een r&b-evergreen. Montell Jordan verkocht talloze platen en had bijvoorbeeld ook nog een flinke hit met vreemdgaan-klassieker ‘Get It On Tonite’. Maar zijn debuutsingle was wel meteen zijn grootste hit. Hij stootte er Madonna mee uit de top van de hitlijst om daar zeven weken te blijven, en maakte van hiphop-platenmaatschappij Def Jam eigenhandig een speler van formaat in de r&b-scene.
Aan het begin van dit millennium stapte Jordan op bij Def Soul; het in r&b gespecialiseerde platenlabel dat Def Jam na het succes van ‘This Is How We Do It’ lanceerde. De zanger vond dat zijn muziek niet meer goed gepromoot werd en begon zich ongemakkelijker te voelen bij zijn oudere werk en imago. In 2010 maakte Jordan bekend te willen stoppen als artiest, omdat God dat van hem zou vragen. De r&b-zanger, die zijn muzikale talent ontdekt had tijdens zijn jeugd rondom de kerk, schoolde zich om tot predikant en werd voorganger bij megachurch Victory World Church in Atlanta.
Acht jaar geleden vertelde Jordan in talkshow RTL Late Night aan Humberto Tan dat hij „niet trots” was op seksueel getinte succesnummers als ‘Let’s Ride’ en ‘Get It On Tonite’ en hij bijvoorbeeld ‘Let’s Ride’ live niet meer vertolkte. „Die moeten ze maar in de auto terug naar huis opzetten”, vertelde hij aan Tan. Andere hits zong hij wel nog, zei Jordan, „Soms met enige aanpassingen.”
Feel good-nummer
Het nummer dat de nu 56-jarige Montell Jordan altijd is blijven zingen, is ‘This Is How We Do It’. Het opgewekte feel good-nummer is onverwoestbaar – de tijdloze hit is nog steeds populair op huwelijksfeesten, sportwedstrijden, en als onmisbaar anthem op nostalgische jaren-90-feesten, en in talloze speelfilms, tv-series en computerspellen. En er komen nog steeds reworks en re-releases uit; zo verschijnt volgende week een nieuwe versie met popster Max Rae waarop de zanger zelf ook weer te horen is.
De focus van Montell Jordan ligt al lang elders. Begin vorig jaar kreeg de r&b-veteraan de diagnose prostaatkanker; hij heeft laten weten intussen kankervrij te zijn. Hij is een trotse opa, bracht stichtelijke muziek uit, richtte met zijn vrouw Kristin een eigen kerk op, en begon met haar een praktijk in religieus geïnspireerde relatietherapie.
In 2017 bracht het echtpaar een boek uit gebaseerd op hun therapeutische werk. De titel: This is How We Do It! Making Your Marriage A Masterpeace.
Montell Jordan treedt 9 maart op in Paradiso in Amsterdam, en 11 maart in Annabel in Rotterdam.
Montell Jordan in de talkshow RTL Late Night van Humberto Tan.
We hebben Klaus Mäkelä eigenlijk al zo’n beetje ‘van ons’ verklaard, maar dat is hij officieel nog niet. Pas in 2027 wordt de nu 29-jarige dirigent officieel de chef van ‘ons’ Concertgebouworkest. Nu is hij nog chef van twee andere orkesten: het Oslo Filharmonisch Orkest en het Orchestre de Paris. Met die laatste maakt hij nu een tournee met tien concerten door Europa. Dinsdag stond hij met zijn nu ‘echte’ orkest in Amsterdam.
Het hele concert is een training in fantasie; Mäkelä programmeerde op en top goed bij elkaar passende programmatische muziek, muziek die expliciet iets verbeeldt. Eerst Ma mère l’Oye, cinq pièces enfantines van Ravel; sprookjes, waaronder twee uit Perraults Sprookjes van Moeder de Gans. Dan Stravinsky’s orkestversie van zijn ballet Petroesjka. En laatst Moessorgski’s geliefde Schilderijen van een Tentoonstelling.
Algemene orkestklank: eerste violen prachtig dun, als een koude wind op een zonnige winterdag. Maar het concert heeft vóór Amsterdam al negen keer geklonken (thuiswedstrijden meegeteld), en dat is er een beetje aan af te horen. Niet zozeer in speelenergie en -plezier, die zijn goed voelbaar, maar wel in scherpte en verzorging. De klank is wolkerig, de houtblazers klinken op individuele uitblinkers na wat log, tweede violen doen er even over voor ze de eerste matchen, en over het algemeen lukt het minder om muziek zwaarte en stevigheid te geven zonder aan scherpte te verliezen. Amsterdam krijgt taferelen geschilderd in brede pastelvegen – wat niet lelijk is, maar wel wat meer vraagt van je inlevingsvermogen.
In Ma mère l’Oye houdt Mäkelä de tafereeltjes effectief klein, zodat het orkest nog niets wegsnoept van de grote verhalen van hierna. Zoals Petroeskja, de pop die in een carnavalsweek verliefd wordt op een ballerinapop, die op haar beurt verliefd is op een pop van een moor, die op zijn beurt de Petroeskja doodt, die op zíjn beurt als geest verschijnt en het publiek uitlacht omdat het zich liet meeslepen door een pop – allemaal te horen.
Mäkelä en het Orchestre de Paris zetten de Petroesjka vorig jaar nog op cd (na dat het jaar ervoor al met Stravinksy’s Vuurvogel en Le Sacre du Printemps te hebben gedaan). In 2023 speelden ze alle drie op het operafestival van Aix-en-Provence, in een grote betonnen kolos met een geweldige orkestakoestiek. Zo alomvattend als het toen klonk, werd Stravinsky nu niet, al viel er op details veel te genieten: venijnig snelle pauken, knap ‘simplistisch houterige’ houtblazers, spelend alsof ze aan touwtjes hangen. Maar er ontbreekt soms echt scherp venijn in de strijkers en dynamische diepgang in het algemeen.
Album: Petroesjka door de Orchestre de Paris o.l.v. Klaus Mäkelä
Kasteel in de verte
Grappig, de pauze reken je doorgaans niet tot concert. Maar er gebeurt wel altijd van alles: changementen, een eenzame orkestmusicus die nog snel wat noten studeert. Dinsdag steelt de tubaspeler van het orkest de (niet-)show, door in zijn eentje, door de omvang van zijn instrument per definitie totaal imposant, zijn kleuren in Moessorgski’s Schilderijen van een Tentoonstelling alvast in het luchtledige te kwasten. Een voorpret-vergezicht op de gang waarin alle schilderijen hangen, die Moessorgski verklankte in de ‘Promenade’, een thema dat tussen de schilderijen door klinkt. Een pauze wordt zelden zo opgefleurd.
Aan de ‘Schilderijententoonstelling’ kan een orkest zich eigenlijk geen buil vallen. Het is (terecht) populair; het ideale stuk voor wie aan klassieke muziek wil beginnen, omdat het zó helder is wat het wil zijn: de verklanking van een reeks (deels bestaande) tekeningen van een vriend van componist Modest Moessorgski.
Vooral saxofonist Géraud Etrillard maakt indruk. De saxofoon is (helaas) maar zelden onderdeel van een orkest, maar Ravel (die de populairste, hier klinkende, orkestratie van Moessorgski’s eigenlijke pianomuziek maakte) zet hem in bij het tweede schilderij: ‘Het oude kasteel’ lijkt door de zalvende saxofoonklank nog idyllischer in de verte te liggen, maakt er meeslepende minuten van, die de strijkers vervolgens een hele tijd inspireren om de mooiste opkomsten tot nu toe te spelen.
Mäkelä zit bij het Orchestre de Paris nu over de helft van zijn chefschap; hij begon in 2021 en blijft dus tot 2027, waarna hij gelijktijdig postvat bij het Concertgebouworkest en de Chicago Symphony Orchestra. De Parijse musici lijken in ieder geval erg blij met hem te zijn: als Mäkelä in het slotapplaus de trap opgelopen en uit beeld verdwenen is, zetten ze stampvoetend een strakke applauscadans in, waarop de jonge dirigent de trap breed lachend voor een enthousiast Amsterdams publiek weer afdaalt.
Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest 26, 27 en 28 maart opnieuw. Dan in muziek van o.a. Goebaidoelina en Schumann.
Lees ook
Vorig jaar stond Klaus Mäkelä met zijn ándere orkest, het Oslo Filharmonisch Orkest, in Amsterdam: ‘een opwindend spektakel’
‘Lijkbleek”, werd ze. Er was koffie, er stonden twee taartjes op tafel, de directeur van het Niemeijer Fonds zei: ‘Gefeliciteerd Femke. Je bent de winnaar van de Theodora Niemeijer Prijs 2025’. In haar atelier in Amsterdam is de verbijstering nog steeds voelbaar. Kunstenaar-onderzoeker Femke Herregraven (1982): „Ik dacht dat ik op de koffie was uitgenodigd vanwege een praatje, een advies.”
De Theodora Niemeijer Prijs is met 100.000 euro in geld de grootste vrij besteedbare prijs die beeldend kunstenaars in Nederland kunnen winnen. Dat Herregraven schrok, is niet echt verrassend. Het liefst blijft ze een beetje „onder de radar” in het kunstcircuit. Geld en geldstromen – dat zijn zaken waarmee Herregraven een ingewikkelde relatie heeft. Ze doet al bijna vijftien jaar data-onderzoek naar financiële algoritmes, kapitalistische monopolies en classificatiesystemen, verdwijnende ecologische landschappen en – vrij recent – door AI-getrainde taalmodellen.
Herregraven maakt geen werk om te verkopen. Dat vindt ze „best een raar concept”. „Het werk gaat in een doos naar een privéverzamelaar. Dan hou ik het toch liever bij me.” Met white cubes, de kunstmatig neutrale ruimtes van musea, heeft ze net zo’n ambivalente verhouding.
Liever graaft ze zich in een ruige ruimte in, zoals laatst in het oude waterreservoir van projectruimte Radius in Delft. De onderaardse gewelven van Radius veranderde ze met drie werken in een zintuiglijke totaalervaring. De werken floten, knerpten, stotterden, reutelden en brabbelden. Het was verleidelijk, angstaanjagend en vervreemdend.
Strottenhoofden
Als bezoeker werd je bij binnenkomst verlokt door het sireneachtige gefluit dat uit acht in het donker oplichtende, kolossaal uitvergrote strottenhoofden kwam (Twenty Birds Inside Her Chest, 2021). Even verder speelde de abstracte video-installatie The Murmur of the Dying (2023). Het werk maakt gebruik van een door Herregraven zelf ontwikkeld AI-taalmodel, dat wordt getraind met ‘ruis’: de zwoegende ademhaling van iemand die in zijn eigen longvocht verdrinkt of het luchtige gebrabbel van baby’s.
Tentoonstellingsoverzicht Femke Herregraven: Dialect in Radius.
Foto Gunnar Meier/Radius CCA
Femke Herregraven, The Murmur of the Dying, 2023. Foto Gunnar Meier/Radius CCA
DIALECT (2025) was het derde werk, een zich aan de weersomstandigheden buiten Radius aanpassende digitale dubbelganger van het gebouw. Mijnbouwbedrijven gebruiken digital twins als hulpmiddel om toekomstige mijnactiviteiten te simuleren; Herregraven paste de techniek toe in een beeldschoon, dystopisch tweelingzusje van Radius dat voortdurend veranderde. Het water kwam omhoog in het reservoir, het zakte, planten verdorden, maar stonden even later weer fier in bloei.
Herregravens werk is ten diepste persoonlijk, maar nooit sentimenteel. Dat komt omdat de kunstenaar het persoonlijke vervormt, abstraheert en op een slimme manier verstopt. Maar daarover zo meer.
Herregraven is een vreemde eend in de wereld van de beeldende kunst. Opgeleid als grafisch ontwerper, eerst op Artez in Arnhem, daarna op het Sandberg Instituut in Amsterdam, is ze gewend haar eigen boontjes te doppen. Ze geeft les, ze heeft boeken in opdracht gemaakt, een krant vormgegeven. Nadat ze in 2012 met succes de online game Taxodos ontwikkelde, waarmee je fictief internationaal belasting kunt ontduiken, werkt ze samen met Het Financieele Dagblad aan de onthullingen van de Panama Papers.
De klussen zorgen ervoor dat er geld binnenkomt, waarmee ze haar eigen projecten financiert. Maar als de kunst of die klussen ooit spaak lopen, vindt ze wel wat anders. Dan gaat ze gewoon „hard bikkelen” in een slagerij. Dat deed ze namelijk tussen haar 14de en haar 21ste ook, toen ze opgroeide in een dorpje ten zuiden van Nijmegen.
Het beeldende werk van Herregraven klinkt complex en abstract. Hoe maak je een interessant kunstwerk van stapels dodelijk saaie Excel-sheets vol data over bijvoorbeeld ‘Cat Bonds’ (de obligaties waarmee beleggers gokken op toekomstige catastrofes als aardbevingen, milieurampen, orkanen en epidemieën)? Hoe maak je zichtbaar dat door de manier waarop ‘voice AI’ wordt getraind, geluiden in de digitale dimensie verdwijnen , dialecten uitsterven en ‘vocalisaties’, zoals Herregraven het noemt, worden vermalen? „Wat is taal en wat is een error?”, vraagt ze zich af, „en wie bepaalt dat? Juist met die errors train ik mijn AI-model.”
Hoe vertaal je financiële algoritmes in objecten? Die laatste vraag stelde Melanie Bühler, tegenwoordig conservator in het Stedelijk Museum in Amsterdam, in 2015 voor een tentoonstelling in Istituto Svizzero, Milaan. „Het idee om over mijn werk na te denken in een object, was volkomen nieuw voor me”, zegt Herregraven.
„Als ontwerper leer je werken met informatie – maar informatie zelf heeft geen vorm. Het kan alles zijn: een geluidssignaal, een online tekst of een boek. In 2015 deed ik onderzoek naar de met ons oog niet waarneembaar zo snelle financiële algoritmes op flitsmarkten. Tijdens mijn onderzoek stuitte ik op een oud, misschien wel hét oudste boekhoudsysteem ter wereld: de tally stick.
Een tally stick werkt heel simpel. Stel, ik wil geld van jou lenen. We pakken een stuk hout of een bot, kerven daar streepjes in die aangeven hoeveel ik van je leen. Daarna splijten we het hout of bot in tweeën en krijgen we allebei een bewijs van de transactie. Als jij mij nu zou willen bedriegen en bijvoorbeeld meer streepjes in jouw deel van het hout kerft, dan is meteen duidelijk dat je een oplichter bent. Dan passen de twee delen niet meer in elkaar. Zo ontstond mijn eerste object: een lange, witte aluminium strip, mijn eigen tally stick, waarin ik de data van de financiële algoritmes kerfde. Het was niet bombastisch, het was een soort lijn op de grond, bijna geen object.”
Het werk met de ‘tally sticks’. Femke Herregraven, Rogue Waves, 2015.Foto Emanuele Biondi
Haar fascinatie voor de financiële sector, de dynamiek van geld en de distributie van macht is er „altijd” geweest. „Ik was nooit een grafisch ontwerper die de mooiste poster maakte. Toen ik van het Sandberg kwam in 2010, werd ik door het Virtueel Museum aan de Zuidas gevraagd om een project met de community te doen. „Da’s goed”, zei ik. „Maar wie is die community? Hebben jullie een lijst met bedrijven?” Nee, dat hadden ze niet bij de gemeente en al zou die lijst er zijn, dan zouden ze hem niet met mij delen. Ik besloot die lijst toen zelf te maken. Ik ging alle brievenbussen op de Zuidas langs en indexeerde de brievenbusfirma’s die ik vond. Waarom zaten die daar? En waarom bestonden er belastingparadijzen, waarom waren die gevestigd in voormalige koloniën? Bij iedere deur die ik opentrok, zag ik vijf nieuwe deuren die ook open moesten.
Grote, arme gezinnen
„Ik heb lang gedacht dat mijn fascinatie daar is ontstaan, op de Zuidas. Maar”, zegt ze wat aarzelend, „dat bleek een vergissing.” Ze wil niet dat haar biografie dwingend haar werk bepaalt, maar sinds haar vader en moeder in 2021 en 2022 achter elkaar overleden en ze in dezelfde periode twee dochtertjes kreeg, is ze heel anders naar haar opvoeding en de invloed daarvan op haar werk gaan kijken. „Ik ben enig kind en kom uit een gezin waar altijd over geld werd gepraat. Waarom? Omdat het er niet was. Mijn vader was metselaar, mijn moeder schoonmaakster en later receptionist bij Jeugdzorg. Mijn ouders kwamen uit grote, arme gezinnen. Hun opleiding stopte op hun dertiende, veertiende. Mijn moeder vertelde me vaak hoe zij vroeger thuis drie paar schoenen met negen kinderen moesten delen. Op zondag gingen ze in toerbeurten naar de kerk. Mijn moeder heeft haar leven lang angst gehad om geen geld te hebben, ook als we het soms iets breder hadden. Als kind dacht ik: wat is dat dan – geld? Dat is toch gewoon een briefje? Maar ik voelde ook dat geld een onzichtbare kracht had, die mijn ouders psychisch beïnvloedde.”
Ze is 21 als ze vanuit haar dorp onder Nijmegen naar Arnhem gaat. „Op de middelbare school zei een docent: ‘Jij moet naar de kunstacademie.’ Kunstacademie, dacht ik – wat is dat? Daar gaan toch alleen rare mensen heen? Ik kon me er niets bij voorstellen. Ik was gabber. Dat was de enige alternatieve cultuur die in het dorp bestond. Bonken op keiharde muziek. Fantastisch. Bij ons thuis was cultuur André Hazes.”
Crazy shift
„Toen ik op Artez werd aangenomen, had ik nog nooit een museum van binnen gezien. De kunstacademie was een crazy shift. Mensen lazen daar boeken. Mijn klasgenoten hadden ouders die leraar waren, dokter of kunstenaar. Een lieve oude theoriedocent leidde mij vanaf nul op. Ze zei: ‘Weet je wat zo mooi is aan jou? Jij hebt nog geen pad. Voor jouw klasgenoten is het pad al uitgestippeld. Maar jij maakt alles zelf’.
„En mijn ouders? Zij vonden alles fantastisch wat ik deed. Ze waren zo trots. Ze zeiden: ‘Jij verrijkt onze wereld. We ontdekken de wereld door jou – eerst toen je net geboren was, en nu voor de tweede keer.’”
In 2019 wordt Herregraven genomineerd voor de Prix de Rome. Deze prestigieuze prijs kent een verplichte werkperiode waarin de vier genomineerde kunstenaars nieuw werk maken. Daarna kiest een jury een winnaar.
Juist in die periode krijgt haar moeder zware rugpijn. Het gaat al snel slecht. De kanker is overal uitgezaaid. Herregraven stapt tijdelijk uit de Prix de Rome, om thuis in Ewijk voor haar moeder te zorgen. Ze maakt maar twee maanden vol van haar werkperiode. Ze wint de prijs niet.
Als haar vader en moeder terminaal ziek zijn, trekt ze twee keer een half jaar bij ze in. Ze zorgt voor haar ouders en neemt haar kleintjes mee. Haar eerste dochter is drie maanden oud als haar moeder in 2021 overlijdt. Als haar vader een jaar later sterft, is haar tweede dochter ook drie maanden oud.
Femke Herregraven, Twenty Birds Inside Her Chest, 2021. Foto Gunnar Meier/Radius CCAEen deel van Twenty Birds Inside Her Chest, 2021. Foto Gunnar Meier/Radius CCA
„In die periode leerde ik intens luisteren. Ik luisterde naar wat mijn ouders niet meer konden zeggen. Ze spraken met hun lichaam. Mijn moeder had veel vocht in haar longen. Tegen de arts zei ik: het klinkt alsof ze twintig vogels in haar borst heeft. Dat werd de titel van een van de werken in Radius. Het is niet direct herleidbaar, maar de adem van mijn moeder zit overal in. Niemand hoort het. Maar ik wel.
„Vrienden waarschuwden mij: ‘Je gaat een keer een burn out krijgen’. Want ik ging in volle vaart door. Ik legde mijn pasgeboren kleintje naast mijn stervende moeder in bed. Een jaar later legde ik mijn tweede dochtertje naast mijn zieke vader. Ze hadden allebei luiers nodig, ze moesten allebei gevoed worden. Dat had iets moois. Mijn ouders hebben mij verzorgd toen ik klein was, en nu deed ik dat voor hen. En mijn eigen kleintjes waren erbij. Het voelde heel erg rond. Meer konden zij, meer kon ik letterlijk niet doen.”
Nu haar ouders er niet meer zijn, beseft Herregraven hoezeer ze haar werk voor hen heeft gemaakt. „Niet voor de kunstwereld. Ik zeg dat niet omdat ik verwend ben. Voor mijn vader was politiek: ‘die gasten daar in Den Haag’. Hij was zwart-wit in zijn denkbeelden. Maar hij zei: ‘Door jou, Femke, heb ik grijs leren zien.’ Als hij een tentoonstelling van mij had bezocht, legde hij in de schaftkeet aan zijn collega’s uit waar mijn werk over ging.
„Als kunstenaar heb je de hoop dat je iets kunt veranderen in de waarneming van een ander. Dat hoeft maar één persoon te zijn. Ik had er twee – dat waren mijn ouders. Zij zijn er niet meer. Maar ik heb wel mijn kleintjes. Mijn werk is nu voor hen.”