Klaus Mäkelä en zijn Orchestre de Paris schilderen sprookjes en verhalen met brede pastelvegen

We hebben Klaus Mäkelä eigenlijk al zo’n beetje ‘van ons’ verklaard, maar dat is hij officieel nog niet. Pas in 2027 wordt de nu 29-jarige dirigent officieel de chef van ‘ons’ Concertgebouworkest. Nu is hij nog chef van twee andere orkesten: het Oslo Filharmonisch Orkest en het Orchestre de Paris. Met die laatste maakt hij nu een tournee met tien concerten door Europa. Dinsdag stond hij met zijn nu ‘echte’ orkest in Amsterdam.

Het hele concert is een training in fantasie; Mäkelä programmeerde op en top goed bij elkaar passende programmatische muziek, muziek die expliciet iets verbeeldt. Eerst Ma mère l’Oye, cinq pièces enfantines van Ravel; sprookjes, waaronder twee uit Perraults Sprookjes van Moeder de Gans. Dan Stravinsky’s orkestversie van zijn ballet Petroesjka. En laatst Moessorgski’s geliefde Schilderijen van een Tentoonstelling.

Algemene orkestklank: eerste violen prachtig dun, als een koude wind op een zonnige winterdag. Maar het concert heeft vóór Amsterdam al negen keer geklonken (thuiswedstrijden meegeteld), en dat is er een beetje aan af te horen. Niet zozeer in speelenergie en -plezier, die zijn goed voelbaar, maar wel in scherpte en verzorging. De klank is wolkerig, de houtblazers klinken op individuele uitblinkers na wat log, tweede violen doen er even over voor ze de eerste matchen, en over het algemeen lukt het minder om muziek zwaarte en stevigheid te geven zonder aan scherpte te verliezen. Amsterdam krijgt taferelen geschilderd in brede pastelvegen – wat niet lelijk is, maar wel wat meer vraagt van je inlevingsvermogen.

In Ma mère l’Oye houdt Mäkelä de tafereeltjes effectief klein, zodat het orkest nog niets wegsnoept van de grote verhalen van hierna. Zoals Petroeskja, de pop die in een carnavalsweek verliefd wordt op een ballerinapop, die op haar beurt verliefd is op een pop van een moor, die op zijn beurt de Petroeskja doodt, die op zíjn beurt als geest verschijnt en het publiek uitlacht omdat het zich liet meeslepen door een pop – allemaal te horen.

Mäkelä en het Orchestre de Paris zetten de Petroesjka vorig jaar nog op cd (na dat het jaar ervoor al met Stravinksy’s Vuurvogel en Le Sacre du Printemps te hebben gedaan). In 2023 speelden ze alle drie op het operafestival van Aix-en-Provence, in een grote betonnen kolos met een geweldige orkestakoestiek. Zo alomvattend als het toen klonk, werd Stravinsky nu niet, al viel er op details veel te genieten: venijnig snelle pauken, knap ‘simplistisch houterige’ houtblazers, spelend alsof ze aan touwtjes hangen. Maar er ontbreekt soms echt scherp venijn in de strijkers en dynamische diepgang in het algemeen.

Album: Petroesjka door de Orchestre de Paris o.l.v. Klaus Mäkelä

Kasteel in de verte

Grappig, de pauze reken je doorgaans niet tot concert. Maar er gebeurt wel altijd van alles: changementen, een eenzame orkestmusicus die nog snel wat noten studeert. Dinsdag steelt de tubaspeler van het orkest de (niet-)show, door in zijn eentje, door de omvang van zijn instrument per definitie totaal imposant, zijn kleuren in Moessorgski’s Schilderijen van een Tentoonstelling alvast in het luchtledige te kwasten. Een voorpret-vergezicht op de gang waarin alle schilderijen hangen, die Moessorgski verklankte in de ‘Promenade’, een thema dat tussen de schilderijen door klinkt. Een pauze wordt zelden zo opgefleurd.

Aan de ‘Schilderijententoonstelling’ kan een orkest zich eigenlijk geen buil vallen. Het is (terecht) populair; het ideale stuk voor wie aan klassieke muziek wil beginnen, omdat het zó helder is wat het wil zijn: de verklanking van een reeks (deels bestaande) tekeningen van een vriend van componist Modest Moessorgski.

Vooral saxofonist Géraud Etrillard maakt indruk. De saxofoon is (helaas) maar zelden onderdeel van een orkest, maar Ravel (die de populairste, hier klinkende, orkestratie van Moessorgski’s eigenlijke pianomuziek maakte) zet hem in bij het tweede schilderij: ‘Het oude kasteel’ lijkt door de zalvende saxofoonklank nog idyllischer in de verte te liggen, maakt er meeslepende minuten van, die de strijkers vervolgens een hele tijd inspireren om de mooiste opkomsten tot nu toe te spelen.

Mäkelä zit bij het Orchestre de Paris nu over de helft van zijn chefschap; hij begon in 2021 en blijft dus tot 2027, waarna hij gelijktijdig postvat bij het Concertgebouworkest en de Chicago Symphony Orchestra. De Parijse musici lijken in ieder geval erg blij met hem te zijn: als Mäkelä in het slotapplaus de trap opgelopen en uit beeld verdwenen is, zetten ze stampvoetend een strakke applauscadans in, waarop de jonge dirigent de trap breed lachend voor een enthousiast Amsterdams publiek weer afdaalt.

Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest 26, 27 en 28 maart opnieuw. Dan in muziek van o.a. Goebaidoelina en Schumann.


Lees ook

Vorig jaar stond Klaus Mäkelä met zijn ándere orkest, het Oslo Filharmonisch Orkest, in Amsterdam: ‘een opwindend spektakel’

Dirigent Klaus Mäkelä speelt cello met violist Daniel Lozakovich in Brahms’ Dubbelconcert met het Oslo Philharmonic.