Klassifest is ‘klassieke muziek’ met bier. Vooral Slagwerk Den Haag kreeg Paradiso in hypnose

Reportage

Klassiek Klassieke muziek, maar dan met biertjes, rookmachines, kletsen en rondlopen. Zo wil ‘Klassifest’ klassiek toegankelijk maken. Dat lukte, al botsten twee soorten publiek.

Violist Merel Vercammen en accordeonist Wilco Oomkes op Klassifest, in de kleine zaal van Paradiso in Amsterdam.
Violist Merel Vercammen en accordeonist Wilco Oomkes op Klassifest, in de kleine zaal van Paradiso in Amsterdam. Foto Peter Lodder

Biertjes die over de bar vliegen, gekleurde verlichting en rookmachines, luide versterking, vrij rondlopen en kletsen zoveel je wil. En klassieke muziek natuurlijk. Of wacht even. Natuurlijk?

Wel op Klassifest, dat zaterdag voor de vijfde keer gehouden werd in de Amsterdamse poptempel Paradiso. Het wil klassieke muziek zo popfestivallerig mogelijk aan jong publiek laten horen. En inderdaad: het publiek dat het gebouw tot gezellige drukte vult is hartverwarmend leeftijdsdivers; van ervaren concert(gebouw)publiek tot pubers die net beginnen aan hun muziekontdekkingstocht.

Het is even inkomen. In de grote zaal levert de vrijheid aan het begin van de avond een auditieve scheiding op: vooraan bij het Nieuw Amsterdams Klarinet Kwartet staan de aandachtige luisteraars, en ook op de twee balkons zitten tientallen mensen geconcentreerd te luisteren.

Maar hoewel het kwartet echt leuk speelt – stukjes Gershwin en Mahler, in klezmer-achtige bewerkingen – krijgt het vanaf een brede cirkel rond de bar genadeloos ongeïnteresseerd geklets te verduren. Het overstemt de zaal en maakt de zachte delen van de muziek totaal onhoorbaar. Je zou het hyper-authentiek klassiek kunnen noemen. Een paar eeuwen geleden was een kwartetje er immers ook voor de achtergrond. Het applaus was telkens wel op zijn festivals: luid en enthousiast.

Neoklassiek

De sfeer in de (barloze) kleine zaal is veel geconcentreerder. Bij 3VIOLAS stromen zoveel mensen toe dat ze tot in de gang staan. Hun repertoire is poppy neoklassiek. Dat maakt het niet lelijk, maar het is voor nieuw publiek geen ontmoeting met klassieke muziek. Ze ontdekken hooguit de altviool.

Dat lukt het ADAM Quartet, even later ook in de kleine zaal, veel beter. Zij spelen de Kreutzersonate van Leos Janácek, en maken die ‘informeel’ door de stiltes tussen de delen op te vullen met een paar zinnen voorbeschouwende kronkelgedachtes: ‘wordt’ie nou verliefd op een ander? Diegene heeft iets, wat ik niet heb’ of ‘De waanzin wordt ons fataal. Jij en ik, of niets.’ Met die paar poëtische zinnen geven ze de daarop volgende muziek een verhaal, wat Janácek indrukwekkend veel toegankelijker maakt. Één jong stel raakt ervan in een emotionele innige knuffel verstrikt.

Het minste succes hebben kahmancheh-speler Soheil Shayesteh (een Iraans snaarinstrument) en gitarist en visueel kunstenaar Luka Batista. Zij spelen in het donker, met een laserpuntjesshow op de achtergrond, maar hun spel is onherkenbaar in de elektronische trippy soundscape die uit de speakers loeit. De kleine zaal begint afgeladen, maar na een halfuur is er nog maar één rij geïnteresseerden over.

Lees ook: Stilzitten in een zaal? Een klassiek concert kan ook anders

Tiroler celloconcert

In de grote zaal profiteren cellist Floris Mijnders en de blazers uit het CvA Symfonieorkest (Conservatorium van Amsterdam) daarvan. Ook zij hebben het niet makkelijk met de kletsers in het publiek, maar met het vrolijk aanstekelijke jazzy, oriëntalistische én Tiroler (zeg maar gerust ronduit meligmakende) celloconcert van Friedrich Gulda krijgt het orkest steeds meer aandacht. Hier haakt een koppel vooraan in en begint rondjes te dansen.

Maar wat in de grote zaal echt aansloeg was Slagwerk Den Haag: zij kregen iedereen op oplettend fluister-niveau door met vier mensen om een tafel in het midden van de zaal te gaan zitten en Philip Glass’ 1 + 1 (‘voor handen en versterkt tafelblad’) met acht handen te trommelen. Stukken van Glass op onder andere vibrafoon, marimba en cymbalen hypnotiseerden de zaal verder.

Klassifest lijkt een beetje last te hebben van twee groepen publiek die om verschillende redenen komen: groep één komt iets gezelligs doen met vrienden, en wil en passant wat niet al te storende muziek horen. Groep twee is geïnteresseerd in klassieke muziek, en wil dat uitproberen in een ongedwongen omgeving. Die groepen botsen. Zeker bij Slagwerk Den Haag klonk een paar keer steeds nijdiger „Sssjt!”. Maar dat maakt Klassifest geen misser. Het probleem is eerder dat er te weinig avonden als Klassifest bestaan.