Even slaat de twijfel toe, dinsdagochtend op station Kerkrade Centrum. Naast het spoor staat een zwaar gehavend appartementengebouw. Het zal toch niet…? „Schei oet”, zegt een voorbijganger. „Gewoon bouwwerkzaamheden.” En die geknakte eik in het Stadspark? Omgegaan in de storm, aldus twee mannen van de groenvoorziening. „Geen bevingsschade.”
Afgelopen vrijdag om 08.00 uur werd Kerkrade getroffen door een aardbeving met een kracht van 2,4. Een lichtgewicht, in geologenogen, maar door de geringe diepte – 5 kilometer onder het oppervlak – wél goed voelbaar. Regionale media deden verslag van rinkelende glazen en rammelende kasten. Maar de inwoners halen er hun schouders over op. De wijkagent, de VVV-dame, de klanten van café Happy Days: ze zijn er allemaal doorheen geslapen. Zelfs bij Glas Parkstad – ‘dé glasspecialist van Zuid-Limburg’ – is alles heel gebleven.
Klagen doen ze niet, hier in Kirchroa – zeker niet nu er in Tibet net een beving met een kracht van 7,1 plaatsvond. „Er gebeurt ook veel móóis in Kerkrade”, zegt een oudere vrouw bij Albert Heijn. Ze somt op: de uitgestorven gewaande juchtleerkever die in 2020 in GaiaZOO werd herontdekt, het steenkoolverleden… Toch heeft dat laatste ook een keerzijde. Want áls ze zich al zorgen maken in Kerkrade, dan is dat over de oude mijn.
‘De ondergrond rond Kerkrade is een gatenkaas”, zegt Ben Gales. Twee weken terug gaf hij in de bibliotheek een lezing over de ‘naijleffecten’ van de lokale steenkoolmijnbouw. „Precies vijftig jaar nadat de mijn sloot.” Als gepensioneerd economisch historicus aan de Rijksuniversiteit Groningen woont hij in het noorden, maar zijn wortels liggen in Zuid-Limburg. Bevlogen vertelt Gales over de abdij van Rolduc die in de achttiende eeuw steenkool ging mijnen, waarna de ondergrond geperforeerd raakte door de aanleg van steeds weer nieuwe schachten.
Juist sinds de mijnsluiting zijn er problemen, onder andere door instortende schachten. Daardoor ontstaan zinkgaten: grote, cirkelvormige depressies. „Maar de ligging van de schachten is lastig te achterhalen. En soms staat er bebouwing bovenop.”
In de Franciscanerstraat bijvoorbeeld verdween in de zomer van 2020 plotseling een heel stuk straat de diepte in. Inmiddels is er niets meer van te zien; het gat werd gevuld met cement. Maar aan de westrand van de stad is in het hoge, natte gras nog duidelijk een gat van 6 meter diep zichtbaar, ontstaan in 2006.
In tegenstelling tot de zinkgaten zijn de aardbevingen wél natuurlijk, benadrukt Gales, ontstaan door wrijving langs een geologische breuklijn. „Ze zijn dus niet, zoals in Groningen, man-induced.” Al is dat ook niet helemaal uit te sluiten: stijgend mijnwater kán voor extra spanning rond breuken zorgen.
In GaiaZOO hebben de dieren vooralsnog nergens last van: niet van gaten, niet van bevingen. De lynxen, de giraffes, de bosrendieren: ze bleven vrijdag allemaal volkomen onverschillig. En de juchtleerkever? Die heeft zich bij een zoektocht afgelopen najaar helaas niet meer laten zien. Al betekent dat niet dat hij echt weg is. Want de kever met zijn steenkoolzwarte schild blijft net zoals een oude mijnschacht het liefst compleet onvindbaar.
Het alom aanwezige internet, dat onzichtbaar en onhoorbaar voor dagelijkse verbinding zorgt tussen miljarden wereldburgers, blijkt toch niet zo ijl en draadloos te zijn als menigeen wellicht denkt. De achterliggende infrastructuur bestaat uit dikke kabels, die over duizenden kilometers zeebodem de continenten met elkaar verbinden. Datzelfde geldt voor onderzeese energiekabels die zorgen voor stroomvoorziening tussen landen. En die kabels, zo is de afgelopen weken duidelijk geworden, zijn uiterst kwetsbaar.
Eind vorig jaar trok de Eagle S, op het oog een olietanker maar in de praktijk een spionageschip van de Russische schaduwvloot, twee stroomkabels kapot in de Oostzee tussen Finland en Estland. Het was de derde keer in een jaar tijd dat kabels kapot gingen, ook de formeel onder Chinese vlag varende schepen Yi Peng 3 en Newnew Polar Bear waren eerder betrokken. En het blijft niet beperkt tot de Oostzee. Diezelfde Eagle S, zo onthulde NRC deze week, lag eind november 2023 een paar uur nagenoeg stil voor de kust van Terschelling, precies boven de Atlantic Crossing 1, een belangrijke trans-Atlantische datakabel tussen Europa en de VS.
Het is duidelijk: hier kan geen sprake meer zijn van toeval. Alle pijlen wijzen naar Rusland dat de sabotage van Westerse data- en elektriciteitskabels als onderdeel ziet van de zogenoemde hybride oorlog met de NAVO. Het scala aan hybride oorlogsdaden is uitgebreid: van gps-verstoringen boven de Baltische staten en Scandinavië die de luchtvaart hinderen tot brandstichtingen en van aanslagen tot politieke beïnvloedingscampagnes en hacks. Steeds is het daarbij de vraag: is het een echte oorlogshandeling die een militaire reactie vergt, of is het vooral psychologische oorlogvoering, dreiging, spierballenvertoon?
Het is óók geen toeval dat de intensiteit van deze hybride oorlog wordt opgevoerd juist nu de hoop op een diplomatieke oplossing tussen Rusland en Oekraïne groeit. Later deze maand treedt president Trump aan en hij heeft aangekondigd de oorlog snel te willen beëindigen. Het is president Poetin er dus veel aan gelegen om via sabotageacties de eensgezindheid in het Westen te breken, om zo een betere onderhandelingspositie te hebben.
Spionage is van alle tijden, en ook het Westen weet (hopelijk) precies waar de kwetsbaarheden in de Russische energie- en data-infrastructuur zich bevinden. Het is echter wat anders als er, zoals de afgelopen maanden, moedwillig gesaboteerd wordt. Dat brengt daadwerkelijk het functioneren van de samenleving in gevaar, zoals de stroomuitval in Estland en de datakabelbreuken duidelijk hebben gemaakt. Dat vergt een helder en ondubbelzinnig antwoord.
In die zin valt het te prijzen dat de NAVO-landen één lijn trekken in hun reactie: onder leiding van het VK is inmiddels een volgsysteem opgezet om bondgenoten te waarschuwen als een schip een bedreiging vormt voor de onderzeese kabelinfrastructuur en om de Russische schaduwvloot van tankers in de gaten te houden. En onder leiding van het Nederlandse schip de Tromp is een kleine vloot afgelopen weekend afgereisd om de veiligheid op de Noordzee, Oostzee en de Atlantische Oceaan te handhaven. Dat bemoeilijkt nieuwe sabotageacties.
Een hybride en vaak als oneerlijk gekwalificeerde wijze van oorlogvoering wordt traditioneel gekoppeld aan de Russische manier van oorlogvoering. Maar oorlog is het hoe dan ook en het Westen moet niet naïef zijn. Ondermijnende sabotageacties dienen op gepaste wijze van repliek te worden gediend. Waarbij cruciaal is dat het delicate onderscheid tussen een hybride en een daadwerkelijke oorlogsdaad behouden blijft.
De platinablonde Denise (33) genoot van het uitzicht. De hoge bergtoppen waren prachtig, ja; net als de besneeuwde daken van de huisjes onderaan de piste. Maar het mooiste uitzicht vond ze toch wel skileraar Mike (33). „Hij heeft prachtige ogen, natuurlijk.” Denise grijnsde haar hagelwite tanden bloot. „Dus het is niet verkeerd om daarin te kijken.” Ze droeg een felrode ski-outfit die ze eerder die dag had uitgekozen en fantaseerde ook al voorzichtig over andere delen van skileraar Mikes gezicht dan zijn mooie ogen. Die lippen leken best geschikt voor een zoen – misschien dat ze dat binnenkort eens konden uitproberen?
Al had ze die gedachte alleen met de filmploeg gedeeld en niet met skileraar Mike. Met hem praatte ze nu over de sprookjesachtige omgeving. Alle activiteiten die ze samen konden doen… Ze zat midden in een zin over koffie drinken toen een wagentje met rupsbanden het scherm binnendenderde. „Róómservice!”, riep de vrouw op de sneeuwscooter. En: „Och, kíjk nou hoe romantisch!” Ze had een kleedje meegenomen en warme chocomel, en bleef tegen het stel aanpraten alsof ze onderdeel was van de romantiek. Skileraar Mike keek beteuterd uit zijn prachtige ogen. Toch liet hij de vrouw begaan. Het was per slot van rekening zijn eigen moeder.
Het datingavontuur van skileraar Mike in Winter vol liefde (RTL) laat me niet los. Doordat hij nooit uit huis is gegaan zijn zijn ouders nauw betrokken bij zijn liefdesleven, moeder Monique in het bijzonder. Die heeft geholpen Denise uit te kiezen, is direct als een blok voor haar potentiële schoondochter gevallen en zegt af en toe dingen als: „Ze lijkt een beetje op mij.” Ondertussen valt Denise als een blok voor skileraar Mike, terwijl die laatste eigenlijk weinig meer doet dan bevestigende dingen mompelen en meedeinen op Denises enthousiasme. Een beetje zoals hij doet bij zijn, tevens platinablonde, moeder. Zo voelt dit seizoen van Winter vol Liefde bij vlagen alsof het is geproduceerd door Freud himself.
Maar dat blijft psychologie van de koude grond. Wie werkelijk meer wil weten over ouder-kinddynamieken doet er goed aan naar Een valse start – 100 dagen in de jeugd- en gezinszorg (VPRO)te kijken. In de vijfdelige reeks loopt Nicolaas Veul stage bij een open groep in de jeugdzorg. Kinderen belanden daar alleen als het thuis écht niet meer gaat. De redenen lopen uiteen en zijn vaak gecompliceerd. Wat de kinderen (in Veuls woorden) gemeen hebben, is pech. Je kiest niet in welk gezin je wordt geboren, of in welk gezin je ouders dan weer zijn geboren, en de ouders van je ouders – en toch heeft dat haast onvermijdelijk invloed op hoe je zelf opgroeit.
Woongroep
Vanaf de eerste momenten is duidelijk dat Een valse start een persoonlijk programma is geworden voor Veul. Die vertelt al gauw dat hij zelf ook een valse start heeft gehad. Stukje bij beetje kom je te weten wat dat voor hem precies inhield, en hoe hij nu aankijkt tegen zijn eigen naderende vaderschap (sinds de opnames van het programma is zijn kindje overigens geboren). Want hoe eng is dat: je bewust zijn van de gevolgen die je opvoeding op je heeft, en vervolgens zélf verantwoordelijk worden voor de opvoeding van een kind?
Dat persoonlijke verhaal zit knap door het programma verweven, zonder dat het te veel om Veul zelf begint te draaien. De kinderen in de woongroep worden zorgvuldig en liefdevol geportretteerd: Damian, die liever Minecraft speelt dan praat over hoe zijn dag is geweest. Levi, die het liefst luistert naar Elton Johns ‘I’m still standing’. Als hun ouders langskomen worden ook zij zonder oordeel in beeld gebracht. Ook voor hen is de situatie pijnlijk. „Vroeger kon ze flink oordelen over ouders wier kinderen in de jeugdzorg belandden”, vertelt Veul over een van de groepsbegeleiders. Dat veranderde toen ze zelf moeder werd. „Wat daarvoor in de plaats was gekomen, kon je misschien het best omschrijven als: mededogen.”
Hoe word je cabaretier? Een vraag met veel mogelijke antwoorden. Om een behapbare route te creëren voor cabaretiers in spe richtte Anna UitdeHaag in 1999 de Koningstheateracademie mede op. Inmiddels is ze onderwijsmanager van de school die huist in een voormalig middelbareschoolgebouw in het centrum van Den Bosch.
Er bestaan toneel- en theateropleidingen met cabaret/kleinkunst op het programma, maar deze zijn breder van opzet. De Koningstheateracademie is de enige plek in Nederland waar je gericht cabaret kan studeren. Op hbo-niveau zelfs, want in 2012 kreeg het tot dan toe privaat gefinancierde instituut een officiële accreditatie als bacheloropleiding. De school heeft verschillende bekende alumni, zoals Katinka Polderman, Jan Beuving en Pieter Derks. Op wat voor manier wordt studenten tijdens de vierjarige ‘Bachelor of Cabaret’ geleerd om cabaretier te worden?
In tien beroepscompetenties staat omschreven waar de Koningstheateracademie toe opleidt. Bijvoorbeeld: ‘De cabaretier heeft het vermogen om zichzelf bewust te plaatsen binnen de evoluerende traditie van het cabaret.’ En: ‘De cabaretier heeft het vermogen om […] engagement op het toneel te brengen in een authentiek en professioneel artistiek eindproduct waarin een kritisch en inspirerend tijdsbeeld wordt getoond.’
Na afronding van de opleiding zijn studenten „startbekwaam” cabaretier, aldus UitdeHaag. Ze weten wat cabaretier zijn behelst, maar „hoeven niet te verwachten dat het publiek aan de poorten op ze staat te wachten”. De opleiding moet resulteren in het vinden van je eigen „cabaretvorm”, vertelt ze: „Een vorm waarin je je met humor engageert met de wereld om je heen. Dat klinkt ernstig en diepgaand. En dat ís het ook. Maar het is óók heel leuk.”
Dit beaamt Matthijs Wagenaar (26), een student uit de tweedejaarsklas met wie ik vandaag meeloop: „Het zijn soms pittige dagen, maar dat heb je niet door.” De dag begint met ‘Stem & Spraak’ onder leiding van docent Tim Bosselaar, taalwetenschapper en voormalig theatertechnicus. Zijn vak gaat over verschillend gebruik van je spreekstem en de theatrale effecten die je daarmee bereikt.
Surprise-ei
Hij begint altijd met een vraag aan de klas. Deze week: „Wat is de soundtrack van de afgelopen schoolweken?” Een „willekeurig nummer van Rachmaninov” en een lied van ska-band De Hardheid komen voorbij. Na stem warming-up (aaaaaaa, ooooooo, uuuuu en uitgebreid op elkaars rug trommelen) nemen de studenten beurtelings plaats op het podium voor een opdracht. Een meegenomen voorwerp (piercing spray, Venusbeeldje, surprise-ei) krijgt een passend geachte stem en wordt geïnterviewd door de rest van de klas. Na afloop vraagt docent Tim: „Wat doet deze stem met het personage?” Achter de nogal penetrante stem van ‘kamerplant Groen’ meent de klas „verdriet en onzekerheid” te bespeuren.
„Hier staan echt verschrikkelijke teksten in”, zegt docent Tim na afloop. Hij laat een boekje zien: een handleiding hoe fascist te worden. Hier werken studenten naartoe, legt hij uit. Ze moeten ook teksten kunnen overbrengen waar ze zelf niet achterstaan. „In mijn vak leren ze álles geloofwaardig te kunnen zeggen. Van de gedachten van een plant tot de meest verwerpelijke speeches.”
Nadat de school in 2022 onderdeel was geworden van Hogeschool Avans werd het hoge collegegeld van ruim 4.000 euro gehalveerd, maar ontstonden er ook verplichtingen die horen bij volledig door de overheid gefinancierde opleidingen. Tweedejaars Jaron (noemt liever geen achternaam) en Matthijs vinden de toename van schriftelijke tentamens en meer cijferbeoordelingen ten koste van een ‘voldaan’ of ‘niet-voldaan’ voorbeelden van „stomme dingen die niet goed passen bij kunstonderwijs”.
Na afloop van de les ‘compositie’ – waarin de studenten gedichten van Ed Leeflang en Gerrit Kouwenaar middels zelfgeschreven melodieën hebben getransformeerd tot liedjes – vertelt docent Erik Vlasblom dat beoordeling best lastig is. „Er is vaak geen absoluut goed of fout.” Onvoldoendes geeft hij dan ook zelden. Vlasblom: „Ik probeer vooral duidelijk te maken dat muziek als water is. Eigenlijk is alles goed. De studenten moeten leren wat hun mogelijkheden zijn en hoe ze met hún middelen een verhaal kunnen overbrengen.”
Op het curriculum staan verder vakken zoals Literatuurgeschiedenis, Humorworkshop, Liedtekstinterpretatie, Voorstellingsanalyse en Zakelijke training. Derdejaarsstudente Evy te Pas vertelt over het vak Humoranalyse: „Je kiest een cabaretier die je goed en eentje die je minder goed vindt.” Na uitvoerige analyse – tekst, lichaamsgebruik, contact met publiek – volgt volledige imitatie: „Als je iemand hélemaal nadoet begrijp je pas echt waarom je iets wel of niet leuk vindt”, zegt de student, die zich binnenkort in een grote roze jurk als cabaretier Christel de Laat zal presenteren.
Wat gaat Te Pas precies analyseren? „Waar richt ze haar blik op, welke vorm van humor zet ze in, komt ze de lach halen of brengen, hoe gebruikt ze haar handen.” Wanneer je daarna weer eigen materiaal speelt ben je je veel bewuster van jezelf, legt ze uit: „Waarom stroop ik mijn mouwen elke keer halverwege deze sketch op? En: wil ik dat wel?”
Humor
Dat is uiteraard een terugkerende vraag: wat leer je op de academie over humor? Bosselaar: „Humor is een middel, geen doel. Het gaat studenten om het vertellen van hun verhaal. Het zijn geen stand-upcomedians die gaan voor de grap.”
Bosselaar denkt dat je grappig zijn op een podium vooral leert door al het ándere wat bij op een podium staan hoort te leren. Daar zijn de vakken dan ook op ingericht: „De studenten moeten hun eigen podiumkwaliteiten en beperkingen leren kennen zodat ze deze optimaal kunnen inzetten in de context die voor hen relevant is.” Als deze omstandigheden rondom de cabaretier helemaal in orde zijn worden hun verhalen vervolgens, als het goed is, vanzelf grappig.
Bij de laatste tweedejaarsles van de dag wordt gewerkt aan een ‘eenakter’. Iedereen heeft een concepttekst meegebracht en de auteurs kiezen klasgenoten voor vertolking van de rollen. Na afloop volgt becommentariëring in groepsverband, waarbij de schrijver zelf is uitgesloten van deelname. „Hoe werkt deze tekst?”, opent docent Michiel Lieuwma de discussie telkens. Er zijn scènes over een treurende soldaat, een bejaarde vriendinnengroep en ene Henk de Hond. Tijdens de nauwkeurige besprekingen valt op wat bij de andere lessen ook al opviel: degene die aan de beurt is denkt wellicht dat híj op dat moment iets moet leren. Maar juist degenen die niet aan de beurt zijn moeten dan leren, want zij zien veel beter wat er gebeurt. De schrijvers van een aantal als positief ervaren teksten krijgen van docent Michiel een extra pluim middels vergelijkingen naar de wereldliteratuur. Er is een tekst die hem doet denken aan Célines Reis naar het einde van de nacht, een andere aan Sartre.
Bij de uitgang praat ik met alumnus Judith Adema (29), inmiddels drie jaar afgestudeerd. Sinds kort is ze een paar uur per week terug om de sociale media van de school te beheren. Over haar leven na de opleiding: „Het is trial and error.” Ze heeft veel leuke klussen gehad, maar „sketches schrijven voor de medewerkersdag van Xenos voelde een beetje alsof ik mijn ziel had verkocht”. Ze droomt van eigen liedjesvoorstellingen, maar de realiteit is dat „daar een lange adem voor nodig is”. Adema: „Eigenlijk zijn er gewoon veel te veel cabaretiers.”