N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Boek Schilder Klaas Gubbels schilderde sinds 1970 5.300 koffiekannen. De ter gelegenheid van Gubbels’ 89-ste verjaardag verschenen monografie ‘Het ongelijke van hetzelfde’ verduidelijkt het geheim achter die ‘eentonigheid’.
Op de witte koffieketel is een zwarte stip terechtgekomen, vlak onder de tuit. Je kunt zien waar die stip vandaan komt: het viel van het penseel toen de schilder de achtergrond zwart maakte. Schilder Klaas Gubbels (Rotterdam, 1934) heeft de verdwaalde stip nooit verwijderd, integendeel: het is de titel geworden: Zwarte stip (gemengde techniek, 2022). Het zijn er zelfs twee, ook nog een kleinere.
Dit stilleven met de robuuste, dubbelorige kan en de lichte humor uit de titel symboliseren het oeuvre van Gubbels. In meer dan een halve eeuw kunstenaarschap vormen tafels, stoelen en koffiekannen zijn muzen, zijn modellen. Ter gelegenheid van Gubbels’ 89-ste verjaardag verscheen bij nai010 uitgevers in Rotterdam de rijk geïllustreerde monografie Het ongelijke van hetzelfde, ontleend aan een dichtregel van K. Schippers. Het boek biedt een overzicht van zijn stillevens met titels als Spinketel, Supersaai stilleven, Zonder titel, 3 tuit rood, 3 tuit blauw, Na sluitingstijd (hommage aan Cézanne), Stoel in lijn, Canto Ostinato A, Het bierglas en Getekend kopje. Met verbazing en nieuwsgierigheid geeft Gubbels de alledaagse dingen weer in heldere kleuren en strakke vormen. Het is de herkenning van het gewone dat zijn werk zo aantrekkelijk maakt; en dat gewone is telkens anders. Er zijn enkele scabreuze uitzonderingen, zoals de reeks van naakten die met gespreide benen op die tafels zitten of erboven zweven, zoals Zwevend naakt (1984) en Vijfpootstafelzitter (1968). Dat geldt ook voor het amoureuze Breedrood: een op de rug liggend naakt model in felrood op een groene tafel met benen en armen de hoogte in, puntige borsten.
Komen we dankzij deze monografie achter die herhalingszucht van Gubbels? Waarom altijd diezelfde onderwerpen? Het boek, samengesteld door de Rotterdamse galeriehouder Christian Ouwens, telt bijdragen van jazzmusicus Benjamin Herman, journalist Bianca Stigter en schrijvers Niña Weijers en Adriaan van Dis. Het bevat een briefwisseling tussen documentairemaker Cherry Duyns en Gubbels uit november en december 2010. Stigter berekende dat Gubbels sinds 1970 5.300 koffiekannen heeft geschilderd.
Inspiratiebron
Is dat eentonig? Zij citeert een uitspraak over zijn gehechtheid aan gewoontes, „Altijd alles hetzelfde. Eentonigheid is mijn grootste inspiratiebron.” Saxofonist Herman deelt met Gubbels de voorliefde voor Dexter Gordon en Ben Webster. Je zou denken: dat zijn meesters van de vrije improvisatie, maar nee, de helden zijn net zo levenslang trouw aan hun eigen muziekidioom als Gubbels aan zijn koffieketels en tafels.
Sara Berkeljon maakt ter introductie een mooi interview met de kunstenaar. Ook zij probeert het raadsel van de eentonigheid te achterhalen. Sinds 1958 begint Gubbels elke dag om stipt 10 uur te werken in zijn atelier aan de rand van Arnhem, en elke dag lijkt hetzelfde. Maar voor Gubbels is het een en al avontuur en zit hij „ontzettend te denken” of hij bijvoorbeeld schetslijnen weg moet schilderen of juist niet. Of die twee verdwaalde zwarte stippen op de witte kan. Gubbels: „Ook als iets niet af is, kan het soms af zijn.” Zo’n observatie, dat is een sleutelzin.
Slechts één keer in het boek valt een kunsthistorische term, het kubisme, verwijzend naar schilderijen met geëigende objecten als gitaar, wijnfles, krant en schaakbord die Gubbels zijn loopbaan door maakte. De oudste afbeelding dateert uit 1954, het is zijn allereerste ketel. Een groengeëmailleerd donkere vorm, gedrongen en niet gestroomlijnd als de latere. De vele honderden illustraties door de tijd heen, vormgegeven door Irma Boom, maken Het ongelijke van hetzelfde tot een uitbundig boek, dat in zijn veelheid herinnert aan de expositie Gubbels Totaal (2004) in Museum voor Moderne Kunst, Arnhem. Alle kannen, flessen en tafels tezamen beginnen te dansen voor je ogen, sommige vliegen door de lucht, andere kussen elkaar, verstrengelen hun vrolijke tuiten en telkens weer is het de zwier van de hoog oplopende tuit die ontspringt aan het massieve ketellichaam.
Lees ook het interview met Klaas Gubbels: Kraak het nou eens helemaal af
Bekijk een overzicht van onze recensies over beeldende kunst