Kippenvelwaardige klassieke muziek

‘Momenteel ben ik zo dicht bij de hemel als ik zonder te sterven kan komen”, schreef een Reddit-gebruiker na het luisteren van Beethovens Missa Solemnis. Hij zal niet de enige zijn die zich na het horen van een mis even boven het aardse waant. Het zou zomaar kunnen dat dit genre, dat ooit als een oerrivier door het klassiekemuzieklandschap stroomde, de grootste dichtheid aan kippenvelwaardige klassieke muziek herbergt. Voor de mis doopten componisten hun pen in gewichtloosheid en ontwierpen ze klankkathedralen waarin elke noot de zwaartekracht tart. Het is muziek van kolkende extase tot glinsterende sereniteit, die vaak zelfs aan wie niets met het geloof heeft onverwacht spirituele gevoelens weet te ontlokken.

Hoe ontstond de mis?

In de eerste eeuwen na het jaar nul kwamen christenen thuis of bij martelaarsgraven bij elkaar om met bijbellezingen stil te staan bij het Laatste Avondmaal. Tegen de elfde eeuw was deze samenkomst uitgegroeid tot een vast ritueel van gebeden, lezingen, gezangen en handelingen in de kerk: de mis. Voor elke mis gebruikte men verschillende teksten en gezangen, maar vijf waren altijd hetzelfde: het Kyrie (smeekbede om mededogen), Gloria (lofzang op God), Credo (geloofsbelijdenis), Sanctus (lofzang op Gods heiligheid) en Agnus Dei (aanroeping van het Lam Gods om zonden weg te nemen). Deze vijf teksten gezamenlijk werden door de eeuwen heen door talloze componisten op muziek gezet en die composities noemen we ook ‘mis’.

Hoe ging het verder?

Eeuwenlang klonken er tijdens de mis eenstemmige, gregoriaanse melodieën. Meerstemmige muziek voor de vijf vaste misgezangen ontstond in de late Middeleeuwen. De priester stelde dan een ‘mix-&-match-mis’ samen uit de gezangen die voorhanden waren. De eerste componist die een integrale mis schreef, was Guillaume de Machaut met zijn Messe de Nostre Dame uit circa 1363. Niet veel later werd de mis het pronkstuk waarmee renaissancecomponisten geschiedenis schreven. Het genre vormde het belangrijkste podium voor onderlinge wedijver: componisten probeerden elkaar de loef af te steken met steeds ingenieuzer vocaal vlechtwerk. In de eeuwen erna ging de mis steeds mee met zijn tijd: er kwamen (steeds meer) instrumenten bij, componisten experimenteerden met nieuwe harmonieën en sommige koordelen maakten plaats voor virtuoze solopartijen.

Welke missen mag ik niet missen?

Luister voor een puik staaltje polyfonie naar de Missa Pange lingua van Josquin des Prez (1450-1521): het allerbeste uit de Renaissance. Om je oren even flink te laten klapperen: de kolossale Missa Salisburgensis van barokgeweldenaar Heinrich Ignaz Franz Biber (1644-1704). Met 53 (!) verschillende zang- en instrumentenpartijen zorgt deze monstermis voor een klanklawine die met gemak de geluidsmuren uit de postrock evenaart. Ook de Hohe Messe van Bach (1685-1750) is een voltreffer: bestaat er überhaupt een euforischer begin van het Gloria?

Een geliefde mis voor koor en orkest uit de Romantiek is de Zesde mis van Franz Schubert (1797-1828): zo geladen met pathos vind je ze niet vaak. Wie liever wordt ondergedompeld in een intieme vocale wereld komt uit bij Frank Martin (1890-1974). Alleen al bij de gedachte aan zijn Mis voor dubbelkoor valt menig zanger in katzwijm. Begrijpelijk: muziek voor twee koren die nu eens contrasteren en dan weer in elkaar overvloeien, is een van de beste uitvindingen van de mensheid. Onder de levende componisten schreef James MacMillan (1959) een mis voor koor en orgel die klinkt als een poort naar een andere dimensie: eeuwenoud en hypermodern tegelijkertijd.