Kijken naar een man die zes uur lang doelloos zand schept, is onverwacht fascinerend

Wat moet je verwachten van een performance waarin een man zes uur lang doelloos zand schept? En dat onder verwijzing naar een essay van Albert Camus over de mythische Sisyphus, de man met de langste taakstraf uit de geschiedenis. De mythische koning Sisyphus moest een steen een berg oprollen die er steeds weer afrolde, tot in de eeuwigheid. De Canadese kunstenaar Victor Pilon nodigt de toeschouwer uit om bij het bekijken van zijn performance Sisyphe „samen na te denken over de essentie van het bestaan” en „te aanvaarden dat het leven absurd is”. Alles bij elkaar klinkt het als een mogelijk voorbeeld van pretentie en ontoegankelijkheid – de reputatie die het Holland Festival óók aankleeft.

Maar vanaf het moment dat Pilon zijn spade in het zand steekt, fascineert hij. In een verduisterde ruimte ligt een grote berg zand van twee meter hoog en tien meter verderop ligt een klein hoopje. Met zijn schep neemt Pilon happen uit de grote berg en torst het zand naar de kleine. Met zijn opgestroopte mouwen, gedrongen gestalte, stoïcijnse blik en een streep als mond houdt hij je aandacht vast. De taak die deze zwijgende zestiger op zich heeft genomen, is er niet minder belachelijk door.

Scène uit Sisyphe van Victor Pilon.
Foto Louis-Daniel Vallée

Theatrale middelen

Om de verveling voor te zijn, zet Pilon theatrale middelen in. Hij vertraagt soms zijn pas, kijkt het publiek dat rondom zit vorsend aan, zwaait zijn schep rond alsof hij jongleert met een speer. Soms krast hij met zijn ijzeren blad over de grond tot de vonken er vanaf schieten. Soms sleept hij de schep achter zich aan, of loopt hij bezwerende rondjes om de bergen zand heen. Haast heeft hij niet. De industriële soundtrack sluit er goed op aan, met zoemende bromtonen, felle metaalslagen, en heel soms een gezongen lied.

Er zijn ook momenten van eenwording met de schep. Dan verbergt hij zijn gezicht in het blad of streelt de steel. Als hij op zijn knieën zakt, zijn gezicht naar de grond brengt, tegen de rechtopstaande schep aan, neigt het beeld naar aanbidding. De getuchtigde liefkoost de knoet.

Grootste verrassing is dat hij toeschouwers vraagt om zijn fysieke arbeid kort over te nemen. Zonder zijn stilzwijgen te verbreken reikt hij ze het handvat van zijn schep. Het geeft hem tijd om even te zitten en het zweet van zijn voorhoofd te deppen.

Ook ik sla het aanbod niet af. Even overweeg ik een ludieke actie. Een vrouw stak haar spade steeds in de gladde zijdes van de grote berg en maakte daar gaten. Een andere vrouw trok sierlijke lijnen met de schep over de grond. En de meest rebelse toeschouwer schepte zand van de kleine hoop terug naar de grote berg, daarbij Pilon uitdagend aankijkend. Schitterend. Alsof ze zei: „Ik zal je leren wat absurd is.” Hij kan er om glimlachen, en net als bij andere tegendraadse acties kopieert hij haar een paar minuten, voor hij zijn werk in de goede richting hervat.

Het enige doel is blijven kijken, in totale rust, en tot stilstand komen

Ik besluit hem gewoon te helpen en schep in opperste ernst zand van de kraag van de grote berg naar de kleine hoop. Met mijn draagtechniek imiteer ik de kunstenaar: de steel naar voren geheven, het zand achter me, sturend met rechts, dragend met links. Mijn stukje theater – je wil het publiek toch wat bieden – is dat ik het zand tergend langzaam van mijn blad op de kleine hoop laat glijden.

Bij het terugnemen van de schep legt Pilon, zoals bij iedereen, zijn handen over de mijne op de steel, om onze verbondenheid te benadrukken. Secondenlang kijken we elkaar onbewogen aan. Hij neemt het ritme van mijn ademhaling over en zucht dan tweemaal mee voor hij me met een bemoedigende glimlach loslaat.

Scène uit Sisyphe van Victor Pilon.
Foto Louis-Daniel Vallée

Levenspijn

Wat me gaande houdt, is de gedachte dat Pilon zijn vrouw verloor en met dit werk ook zijn rouw uitdrukt. Ik zie een man met pijn, ik meen het aan zijn verbeten onaangedaanheid af te kunnen zien, zijn levenspijn, zijn zielenpijn. En ik maak van hem een man die wordt verteerd door wroeging over gemiste kansen, en door schuldgevoel en schaamte over zijn onvermogen lief te hebben en zijn zelfzuchtigheid. Daar kan ik me wel mee identificeren. Ik zie een man die zichzelf straft, met reden.

Zo zet dit ritueel mijn verbeelding in gang. Totdat die gedachten wegebben en de herhaling van het schouwspel me in een aangename meditatieve staat brengt. Het enige doel is blijven kijken, in totale rust, en tot stilstand komen.

Die innerlijke vrede is niet iedereen gegeven. Van de dertig man publiek bij aanvang op deze maandagmiddag zijn er na honderd minuten nog circa tien over. Bezoekers kunnen in- en uitlopen, dus na tweeënhalf uur besluit ik ook te gaan en later terug te komen. Ook een meditatieoefening kent zijn eindigheid.

Met nog een uur te gaan voor Pilon neem ik weer plaats. Er zijn nog zes toeschouwers. Twintig minuten later ben ik de enige. Ik wil ook weg, naar een andere voorstelling, maar ik kan hem nu niet alleen laten. Dat mag ik hem niet aandoen.

Mijn volgende gedachte is dat ik hem nu ook wil zien lijden. Maar Pilon oogt ongebroken. Pas als hij zijn schep per ongeluk laat vallen, lijkt hij opeens dodelijk vermoeid en oud. Het oprapen gaat langzaam en hij smelt weer samen met zijn schep, in een tedere omhelzing.

Het laatste kwartier dienen zich nog drie kijkers aan. Pilon blijft zand verstouwen en theater maken, tot het bittere einde. Als de zes uur voorbij zijn, loopt hij weg, zonder applaus te halen.