Stel: er zijn twee even sterke kandidaten, de een is man, de ander vrouw? Waar kies ik dan voor? Iemand (m) die ik kort geleden sprak vertelde mij op hoge toon: „Als ik stem, kies ik altijd voor een vrouw.” Hij had daarover nagedacht, hij had een ideologische keuze gemaakt: meer vrouwen, minder testosteron en glazen plafonds.
Dat zal best prachtig zijn, maar mijn bijna stelselmatige keuze voor vrouwen in politieke ambten is minder onderlegd en meer intuïtief. Ik geloof daadkrachtige vrouwen gewoon eerder dan mannen. Van jongs af aan. Ik identificeer me niet met hen, dat had ook nog gekund, maar ik ben wel geneigd eerder dingen van hen aan te nemen. Een vrouw als baas: ideaal.
Kan ik dat onderbouwen, of stutten met ervaringen? Nauwelijks. Maar zeker in de politiek gaat mijn oog als vanzelf naar de vrouw.
Het kan ook vreselijk mis gaan. De eerste keer dat ik Rita Verdonk zag op tv vond ik haar een vrouwtjesputter. Lekker lage stem, daar brak geen man zomaar doorheen. En ook zo grappig dat ze een kortstondig PSP-verleden had.
Zij is, weten we nu, zeker na haar behandeling van ‘de zaak’-Ayaan Hirsi Ali een van de meer doortrapte, machtsbeluste, opportunistische politici die ons land ooit heeft gekend. Maar, let wel: Hirsi Ali en Verdonk leken ook enigszins op elkaar in hun nietsontziende aanpak, grenzend aan het narcistische.
Ik heb het nog steeds met Sigrid Kaag: een groot vertrouwen dat zij de zaken juist zal aanpakken. Stem, voorkomen, en wat ze zegt.
Ik viel bij de eerste keer zien en horen voor Caroline van der Plas, net zoals Rosanne Hertzberger dit weekend beschreef. Maar programmatisch ben ik huiverig voor BBB. Zoveel boeren hebben we voor ons voedsel niet nodig: wel voor onze exportpositie, maar dat is een verhaal van killing yourself softly.
Ik moet het mezelf iedere keer weer voorhouden: Provinciale Staten, en niet de Tweede Kamer. Kijk naar de regionale lijsttrekkers. Voor BBB in Noord-Holland is dat Ingrid de Sain. Een vrouw. Haar programma voor deze verkiezingen komt neer op: Gezond. Gezonde maatschappij, economie, bodem en planten en burgers. Je kunt het er niet mee oneens zijn, liever gezond dan ziek, en het is dus geen politiek. Het is slechte reclame.
De meeste van de kandidaten voor deze verkiezingen ken je niet en zie je ook weinig op tv, en toch moet je kiezen: niet voor een persoon maar voor een programma.
Zelf had ik als kind nogal de pest aan de natuur, ik woonde er middenin. Maar nu zeg ik: Klimaat geeft de doorslag.
Klimaat is trouwens onzijdig.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.
Ratan Tata was een industrieel en groot autoliefhebber. In zijn woonplaats Mumbai zag hij hoe hele Indiase gezinnen zich op een kleine bromfiets wurmden om zich te verplaatsen. Dat moet veiliger kunnen, dacht Tata. Hij ontwikkelde de Tata Nano, met een prijs van rond de 1.200 euro in de markt gezet als ’s wereld goedkoopste autootje.
Het werd geen succes. De auto kende technische en productionele problemen en de Indiase bevolking viel niet voor iets wat als goedkoopste ter wereld werd weggezet. Toch zegt het idee veel over de visie van Ratan Tata en de richting die het familieconglomeraat onder zijn leiding was ingeslagen: het koppelen van zaken aan sociale bewogenheid.
Sinds zijn aantreden als topman groeide Tata Sons, het moederbedrijf van onder meer staalproducent Tata Steel, uit van een grootmacht in India tot een wereldwijde speler met een miljardenomzet en meer dan een miljoen personeelsleden. Met een bedrijvenimperium dat zich uitstrekte van thee tot luchtvaart en van IT tot hotels. Maar ook een conglomeraat dat met name in Europa een wat controversiële bijklank had. Tata overleed deze week op 86-jarige leeftijd.
Overname Hoogovens
Ratan Tata werkte na een studie architectuur in de jaren vijftig en zestig in de VS al tientallen jaren bij het concern toen hij in 1991 de leiding overnam van zijn oom J.R.D. Tata, die het imperium in 1953 oprichtte. Tata Group, met boven zich moedermaatschappij Tata Sons, produceerde al sinds de tweede helft van de negentiende eeuw staal, maar kende ook een ietwat saai imago.
De aanstelling van Ratan Tata viel samen met de liberalisering van de Indiase economie. Het land, op weg om een wereldspeler te worden, opende de eigen markt en liet onder meer bepaalde import- en exportbeperkingen vallen. Het stelde Indiase bedrijven in de gelegenheid ook in het buitenland te groeien.
Tata greep die kansen aan om verschillende grote overnames te doen. In Nederland is hij het bekendst van de overname van de staalfabrieken in IJmuiden. Het oude Hoogovens fuseerde in 1999 met British Steel tot Corus. Negen jaar later kwamen de Nederlandse en Britse fabrieken voor bijna 10 miljard euro in handen van Tata Steel.
Het was niet de enige Britse overname die het concern deed. Zo werd in 2000 met Tetley al de grootste theeproducent van het Verenigd Koninkrijk overgenomen. In 2008 voegde Tata autofabrikant Jaguar Land Rover toe aan het uitdijende imperium. Al met al werd het Indiase bedrijf de grootste industriële werkgever in het VK. De overnames werden ook wel eens met een knipoog omgekeerd kolonialisme genoemd, een verwijzing naar de status van India als voormalig Britse kolonie.
Later werd ook luchtvaartmaatschappij Air India overgenomen van de Indiase overheid.
Omstreden
Niet alle investeringen werden een succes, zoals het voorbeeld van de Tata Nano-auto bewees. De Britse staalfabrieken waren log, in de ogen van Tata. Er was „te weinig geïnvesteerd en te veel personeel” om ze rendabel te maken, zou hij zich eens laten ontvallen. Er moest steeds geld bij. In 2016 werd een poging gedaan ze van de hand te doen, maar zonder succes.
De staalactiviteiten in Nederland staan bovendien al een tijdje in een negatief daglicht. De fabriek in IJmuiden is de grootste CO2-uitstoter van Nederland. Ook blijkt de laatste jaren hoe groot de gezondheidsrisico’s voor omwonenden zijn.
Lees ook
Gezondheidsschade door Tata erger dan gedacht, stelt rapport. Toch is er toekomst voor staal maken in de IJmond
Het wat controversiële imago staat in schril contrast met de status van grootindustrieel die Ratan Tata met zijn bedrijf in India geniet. Tata Group is voor twee derde in handen van liefdadigheidsfondsen. Daarmee bekostigt het concern onder meer academies, onderzoeksinstituten en ziekenhuizen. Het steunt bovendien organisaties die armoede bestrijden en het Indiase platteland tot ontwikkeling brengen. Daarnaast staat Ratan Tata er bekend om het oog dat hij had voor de omstandigheden van arbeiders.
Conflicten waren er echter ook. In 2012 deed Tata de leiding van het conglomeraat over aan de Indiaas-Ierse Cyrus Mistry. In 2016 werd die alweer ontslagen door Tata, die hem tegenvallende resultaten aanrekende. Ook zou Mistry afbreuk hebben gedaan aan het filantropische karakter van moederbedrijf Tata Sons. Het leidde tot een machtsstrijd die breed uit werd gemeten in de media. Uiteindelijk stelde het Indiase gerechtshof Tata in het gelijk.
Premier Modri geraakt
Toch zal Tata in India vooral herinnerd worden om zijn zakelijke succes en menselijke kant. Toen bij terroristische aanslagen in 2008 in Mumbai een van Tata’s hotels werd aangevallen, kwamen elf medewerkers om het leven. Tata zegde de nabestaanden toe het salaris te zullen uitbetalen wat zij de rest van het leven zouden hebben verdiend.
Biograaf Peter Casey beschrijft hem tegenover de BBC als een „bescheiden, gereserveerde man” die werkte met „enorme discipline”. Die toewijding was onder meer mogelijk omdat Tata niet getrouwd was en ook geen kinderen had.
De Indiase premier Narendra Modi kende Tata goed en noemt hem „een visionaire zakenman” en een „bijzonder mens”. „Zijn overlijden komt hard aan.”
Een hoogoven, daar zou gedonder van komen. Op 7 september 1918 vulde een interview met het Velsense raadslid Frans Netscher de voorpagina van de IJmuider Courant. Hij sprak zich fel uit tegen de komst van een staalfabriek naar zijn gemeente. ‘Een hoogoven drukt zijn stempel op de ganse omtrek’, liet hij optekenen. ‘Het maakt alles zwart en kaal en de lucht onzuiver.’
Fast forward 106 jaar vooruit, en de voorpagina van de IJmuider Courant ziet er geregeld bijna hetzelfde uit. En dat is maar één van de talloze parallellen tussen heden en verleden die opduiken in Het Eeuwige Vuur. Honderd jaar staal aan de Noordzee, van Daan Dekker. Het boek is een geschiedenis van de controversiële, want erg vervuilende, staalfabriek die tegenwoordig Tata Steel heet.
Op dat onderwerp beten al meerdere academici, schrijvers en bedrijfshistorici zich stuk, maar leesbare teksten leverde dat nooit op. Dekker heeft als eerste een toegankelijke geschiedenis van de fabriek geschreven. Een onthullend boek, bovendien.
Dekker, die eerder een boek over de bouw van de Bijlmer schreef, komt in 2021 in IJmuiden te wonen. Vanaf zijn bureau kan hij de fabriek zien – elke ochtend en avond kijkt hij even naar ‘het vuur en de rook’ van de ‘industriële jungle aan zee’. Het is precies de periode dat de fabriek in opspraak raakt, door meerdere RIVM-rapporten die een link leggen tussen de uitstoot en gezondheidsklachten.
Dekker raakt gefascineerd door zijn uitzicht. Hij besluit zich op de geschiedenis van de fabriek te storten. Waarom landde er juist hier een staalfabriek, middenin de duinen? En hoe is de situatie zo gespannen geworden als nu?
Arbeidsmigranten
Dekker gaat vlot door de lange geschiedenis van de fabriek, van de oprichting in 1918 door alle grote namen van het Nederlandse bedrijfsleven, tot in de slaapzalen van de Arosa Sun, het schip waar arbeidsmigranten uit Zuid-Europa in de jaren zeventig in sliepen. Hij kiest zorgvuldig hoofdpersonen uit wiens brieven of dagboekaantekeningen het verhaal verlevendigen – er zit duidelijk veel werk in zijn onderzoek.
Als Dolph Kessler, een van de oprichters van de fabriek, in 1918 door de Verenigde Staten reist om kennis over staalfabrieken op te doen, verblijft de lezer bijvoorbeeld met hem in staalstad Pittsburgh het ‘zwart uitgeslagen Fort Pitt Hotel’. In een brief naar huis schrijft hij: ‘[B]etreuren zal ik het niet als ik weer in reinere gewesten raak’.
Op zich leidt dit al tot een boeiend verhaal over de geschiedenis van een van ’s lands grootste fabrieken. Alles komt voorbij, van de moeizame verhouding tussen de directie met de Duitse bezetter tot vreselijke bedrijfsongevallen en de psychische problemen van Dolph Kessler. Een enkele keer werkt Dekker iets waar hij op hint niet helemaal goed uit: de reden waarom ingenieur Wenkebach bijvoorbeeld een fabriek wil oprichten blijft wel erg summier. Maar dit zijn uitzonderingen.
Het boek wint nog aan waarde door een tweede laag die Dekker er vrijwel impliciet in verwerkt. Hij focust op thema’s die vandaag de dag actueel zijn, zoals vervuiling, arbeidsmigratie en overheidssteun. Het gaat over de Spanjaarden en Italianen die het bedrijf hielpen opbouwen, maar te maken kregen met slechte huisvesting (waar kennen we dat van?). Of over minister Jan Terlouw, die in de jaren tachtig voor moeilijke staatssteunbeslissingen gesteld wordt – net als minister Sophie Hermans (VVD) nu, bij de vraag of Tata Steel steun moet krijgen voor vergroening.
Het boeiendst is dat Dekker met veel archiefwerk blootlegt dat de discussie over vervuiling niet iets is van de laatste paar jaar, hoewel dat vaak gedacht wordt. Hij besteedt bijvoorbeeld uitgebreid aandacht aan een plan uit de jaren zestig om een nieuwe grote fabriek te bouwen in de haven van Rotterdam. Omwonenden vrezen daar zwarte was en weten uiteindelijk het plan te dwarsbomen – een onbekende episode die totaal in de vergetelheid is geraakt.
Hinderwet
De pijnlijke episodes die doen denken aan vandaag de dag stapelen zich op. Al bij de oprichting probeert de fabriek een uitzondering te krijgen van de Hinderwet, die overlast reguleert. Of neem grof stof, oftewel zichtbaar stof: veilig, zei de fabriek in de jaren negentig, want dat kan je niet inademen. In 2021 concludeerde het RIVM dat spelende kinderen dit mogelijk wel binnen kunnen krijgen, wat gevaar voor de gezondheid oplevert.
Zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Geen wonder, dus, dat de fabriek ook al decennialang bezig is om de woede vanuit de omgeving in goede banen te leiden. In 1991 klaagden omwonenden al dat het concern maatregelen beloofde, maar dat die er niet kwamen. Na een veelbewogen bijeenkomst met vertegenwoordigers van de fabriek, keken die laatste wel tevreden terug: ‘In het verslag werd geconcludeerd dat ze de woede van de Wijk aan Zeeërs hadden weten te kanaliseren’, schrijft Dekker.
Dekker is uiteindelijk niet tegen Tata Steel. De situatie is wel degelijk verbeterd, de afgelopen decennia, schrijft hij, en hij besteedt ruim aandacht voor maatregelen die zijn genomen. Treffend is ook een anekdote over Oekraïense vluchtelingen die hij in huis neemt. Ze komen uit de staalstad Kryvyi Rih en vinden Tata Steel zo schoon.
Het Eeuwige Vuur is zo een genuanceerd boek over de complexe relatie tussen de maatschappij en een groot industriebedrijf. Die blijkt er vaak een van trekken en duwen, waarbij druk van buitenaf onontbeerlijk is voor verandering.
De gasten waren nog niet koud binnen in Boerderij van Dorst (NPO 3) of de tranen begonnen al weer te stromen. In de eerste aflevering van het nieuwe seizoen vertelt zangeres Sanne Hans (Miss Montreal) over de abortus die ze onderging in de periode van haar doorbraak. Toen ze haar debuutalbum opnam, had ze een abortusluier aan. Hoewel ze beslist geen kinderen wil, voelt ze zich toch nog altijd schuldig – alsof ze haar carrière boven haar baby stelde. Daarom moet ze van zichzelf altijd keihard werken.
Het blijft wonderlijk hoe de tv-camera als biechtstoel werkt. Terwijl de natie meekijkt, komen mensen met ontboezemingen die ze zelfs nooit aan hun beste vrienden hebben verteld. Waarschijnlijk heeft tv een dwingende werking: je moet wel leveren. Het ligt er ook aan wie de biechtvader is.
Boerderij van Dorst is gemaakt volgens een beproefd recept: sterren komen op bezoek en vertellen over hun leven – liefst over ziekte, scheiding, moeilijke jeugd en andere tegenslagen, en liefst geëmotioneerd. Dat het toch zo’n leuk programma is, komt door de bijzondere gastkracht Raven van Dorst. Diens losse en ontwapenende directe stijl maakt dat de gasten hen meteen alles toevertrouwen.
Van Dorst schakelt soepel van robuust grappend naar serieus en invoelend. Sanne Hans stottert, net als de andere gast, rapper Donnie. Zelfs daar maakt Van Dorst vrijelijk grappen over, die ontspannend werken: „Voor mensen die stotteren lullen jullie wel ontzettend veel.” Als Sanne Hans Für Elise op de piano speelt, zegt Van Dorst enthousiast: „Ik ken niet veel mensen die het intro van Gabber Piet kennen”. Ik weet overigens niet zeker of dat laatste een grap was.
Zomerse Italiaanse hits
Tegelijk was op RTL 4 Casa di Beau te zien, de grote, rijke broer van Boerderij Van Dorst. Presentator Beau van Erven Dorens en zijn gasten hoeven hun handen niet vies te maken aan varkensmest – ze zitten te luieren in een luxueus vakantieoord op Sardinië. Net als in voorganger Villa Felderhof (1996-2010) worden de interviews gelardeerd met toeristische beelden van de omgeving. Op de soundtrack geen fijne oude Chicago blues, zoals bij Van Dorst, maar zomerse Italiaanse hits.
Casa di Beau ademt la dolce vita in een lichtbeige broek en bruine blote voeten in loafers. Persoonlijk staat dat hedonistische geluier me een beetje tegen, maar dat zal mijn calvinistische inborst zijn. Misschien is het de kift: terwijl de Van Erven Dorentjes vroeger aan een zwembad in Toscane lagen, zaten wij in de regen op Camping Vogelenzang.
Los daarvan: de interviews gaan wel dieper dan in Boerderij van Dorst. Van Erven Dorens stelt zich neutraler op dan Van Dorst en creëert meer rust en ruimte voor de gesprekken. In de laatste aflevering had hij oud-staatssecretaris Gunay Uslu en tatoeëerder Henk Schiffmacher.
Die laatste is een eindeloze bron van smakelijke anekdotes over zijn kleurrijke leven. Zelfs na een recente driedelige docuserie over zijn ‘piratenleven’ heeft hij nog wel wat verhalen over. Ik viel middenin een verhaal over het slachthuis, waar de slagerszoon in de ogen van de koeien keek om het leven eruit te zien verdwijnen. De kleine Schiffmacher peuterde een oog eruit en gaf het op school aan een meisje dat hij leuk vond.
Schiffmachers verhalen dienen ook als schild – hij zal zich niet kwetsbaar tonen, zoals Donnie en Miss Montreal. Voor echte zelfbeschouwing heeft hij geen tijd. Hij vertelt dat hij ooit een klant kreeg die bij nader inzien zijn ex-vrouw bleek te zijn. Hij had haar niet herkend. „Mensen veranderen tegenwoordig heel veel.”
Ik heb me trouwens altijd afgevraagd of Raven van Dorst echt op die boerderij woont. Volgens vrouwenblad Linda is het meer een soort vakantiehuis. De buren, die een zorgboerderij hebben, doen het onderhoud als de hobbyboer er niet is.