Haar lang verwachte debuut bij het Concertgebouworkest was op voorhand iets om naar uit te kijken. Dirigent Karina Canellakis, al ruim vijf jaar chef van het Radio Filharmonisch Orkest, had een mythisch programma samengesteld: van de onherbergzame noordse vlakten en bij de rotsige Britse kusten van Wagners opera Tristan und Isolde linksaf naar Zwitserland, waar de Rus Skrjabin begin vorige eeuw zijn Le Poème de l’Extase schreef.
De muziek belichaamt een reis van diepe eenzaamheid in een mensvijandige wereld, via een onvervuld verlangen van twee geliefden dat zich vergeefs wil losmaken van de aardse zwaartekracht, naar de extatische versmelting van de mens en de kosmos. Op die manier bekeken – dat is uiteraard een eigen blik – weerspiegelen deze stukken ook een keuze waartoe de moderne samenleving zich gedwongen ziet: blijven we onszelf boven de natuur plaatsen of zijn we onderdeel ervan, met alle gedragingen die daaruit horen voort te vloeien?
Welke prangende vragen je ook kunt verbinden met instrumentale muziek die in haar aard abstract is, dirigent Canellakis, violist Augustin Hadelich en het orkest maakten er een belevenis van, te beginnen met het Vioolconcert van de Fin Jean Sibelius. De fluisterzachte strijkers in het orkest – je voelde hun trillen meer dan dat je het hoorde – riep het beeld op van een winterse schemering waarin de dag ontwaakt – een dag die de violist moet zien te ‘overleven’. Het orkest deed soms denken aan een roofdier dat Hadelich opjoeg, vooral in het slotdeel.
Lees ook
Chef-dirigent Karina Canellakis: ‘Het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor moeten meer vrijheid krijgen’
Groeiende spanning
In de opening verklankte de violist een ontdekkingsreiziger die zich verbaast over het landschap. Maar aan het einde laten de koperblazers de eerste dreiging horen. Canellakis lichtte die details mooi uit, zoals het haar de hele avond lukte verschillende stemmen in het orkest helder te laten weerklinken. De noten klonterden nergens. In het langzame tussendeel werd de groeiende spanning tussen rust en onrust uitgediept. De muziek zingt en verzinkt ten slotte in een soort slaap, voordat in het afsluitende allegro de viool lijkt te moeten rennen voor zijn leven.
Na de pauze boden het voorspel en de liefdesdood uit Richard Wagners opera Tristan und Isolde – een vrijpartij zonder orgasme – een mooie opmaat naar Le Poème de l’Extase waarin Aleksandr Skrjabin schepper en schepping wil laten versmelten. Zelf zei de componist hierover: „Een oceaan van kosmische liefde omsluit de wereld en in de dronken golven van de zee van gelukzaligheid is de nadering voelbaar van de mannelijke schepper die zich zal verenigen met de vrouwelijke wereld.”
Canellakis speelde in dat opzicht de verschillende thema’s en orkestgroepen – met blazers en strijkers als twee lichamen – mooi tegen elkaar uit. Mysterieuze sidderingen in harp en houtblazers, fluisteringen tegenover klankexplosies, het was er allemaal, met de vervoering waar Skrjabin om vroeg. De kennismaking tussen Canellakis en het Concertgebouworkest klonk als een avontuur dat een vervolgt verdient.
Violist Augustin Hadelich in het Vioolconcert van Sibelius.
Haar lang verwachte debuut bij het Concertgebouworkest was op voorhand iets om naar uit te kijken. Dirigent Karina Canellakis, al ruim vijf jaar chef van het Radio Filharmonisch Orkest, had een mythisch programma samengesteld: van de onherbergzame noordse vlakten en bij de rotsige Britse kusten van Wagners opera Tristan und Isolde linksaf naar Zwitserland, waar de Rus Skrjabin begin vorige eeuw zijn Le Poème de l’Extase schreef.
De muziek belichaamt een reis van diepe eenzaamheid in een mensvijandige wereld, via een onvervuld verlangen van twee geliefden dat zich vergeefs wil losmaken van de aardse zwaartekracht, naar de extatische versmelting van de mens en de kosmos. Op die manier bekeken – dat is uiteraard een eigen blik – weerspiegelen deze stukken ook een keuze waartoe de moderne samenleving zich gedwongen ziet: blijven we onszelf boven de natuur plaatsen of zijn we onderdeel ervan, met alle gedragingen die daaruit horen voort te vloeien?
Welke prangende vragen je ook kunt verbinden met instrumentale muziek die in haar aard abstract is, dirigent Canellakis, violist Augustin Hadelich en het orkest maakten er een belevenis van, te beginnen met het Vioolconcert van de Fin Jean Sibelius. De fluisterzachte strijkers in het orkest – je voelde hun trillen meer dan dat je het hoorde – riep het beeld op van een winterse schemering waarin de dag ontwaakt – een dag die de violist moet zien te ‘overleven’. Het orkest deed soms denken aan een roofdier dat Hadelich opjoeg, vooral in het slotdeel.
Lees ook
Chef-dirigent Karina Canellakis: ‘Het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor moeten meer vrijheid krijgen’
Groeiende spanning
In de opening verklankte de violist een ontdekkingsreiziger die zich verbaast over het landschap. Maar aan het einde laten de koperblazers de eerste dreiging horen. Canellakis lichtte die details mooi uit, zoals het haar de hele avond lukte verschillende stemmen in het orkest helder te laten weerklinken. De noten klonterden nergens. In het langzame tussendeel werd de groeiende spanning tussen rust en onrust uitgediept. De muziek zingt en verzinkt ten slotte in een soort slaap, voordat in het afsluitende allegro de viool lijkt te moeten rennen voor zijn leven.
Na de pauze boden het voorspel en de liefdesdood uit Richard Wagners opera Tristan und Isolde – een vrijpartij zonder orgasme – een mooie opmaat naar Le Poème de l’Extase waarin Aleksandr Skrjabin schepper en schepping wil laten versmelten. Zelf zei de componist hierover: „Een oceaan van kosmische liefde omsluit de wereld en in de dronken golven van de zee van gelukzaligheid is de nadering voelbaar van de mannelijke schepper die zich zal verenigen met de vrouwelijke wereld.”
Canellakis speelde in dat opzicht de verschillende thema’s en orkestgroepen – met blazers en strijkers als twee lichamen – mooi tegen elkaar uit. Mysterieuze sidderingen in harp en houtblazers, fluisteringen tegenover klankexplosies, het was er allemaal, met de vervoering waar Skrjabin om vroeg. De kennismaking tussen Canellakis en het Concertgebouworkest klonk als een avontuur dat een vervolgt verdient.
Violist Augustin Hadelich in het Vioolconcert van Sibelius.
Begin oktober ligt hij nog netjes in zijn doos, maar lang hoeft hij niet meer te wachten – de roze glittermicrofoon zal nu gauw uit zijn verpakking worden gehaald door theatergezelschap Club Lam. In het Limburgse theater repeteren de makers hun nieuwe voorstelling: Lesbos. Die zal gaan over klassieke én hedendaagse idolen, over sexual healing en over de orgasmekloof. En over je uitspreken, leggen de drie oprichters van Club Lam uit in de kantoorruimte naast de zaal, waar tussen de repetities door pokébowls worden gegeten. „Eigenlijk gaat het stuk vooral over het geven van een stem, het krijgen van een stem”, zegt Ayla Çekin Satijn (spel en dramaturgie). „Wie krijgt de microfoon in handen?”
In deze voorstelling is het Satijns personage dat letterlijk de microfoon in handen krijgt. Ze speelt Sappho, de invloedrijke oud-Griekse dichteres die veel schreef over persoonlijke gevoelens – voornamelijk liefde – in de ik-vorm. Haar lyrische poëzie werd zingend voorgedragen, begeleid door een lier. Geregeld waren vrouwen het onderwerp van zo’n lied. Het is dan ook aan Sappho (geboren en getogen op het Griekse eiland Lesbos) te danken dat de woorden ‘sapphisch’ en ‘lesbisch’ nu worden gebruikt om liefde en aantrekkingskracht tussen vrouwen te beschrijven. Marloes IJpelaar (spel en tekst): „Inmiddels is ze een queericon geworden.”
En Club Lam zou Club Lam niet zijn als ze Sappho niet nog verder de moderne tijd in trokken. Eerder kregen vrouwelijke figuren uit de (kunst)geschiedenis al een soortgelijke behandeling van het theatergezelschap, dat ontstond uit een gedeeld verlangen naar interessantere theaterrollen voor vrouwen. Zo was Marie Antoinette een Instagram-influencer in Let them eat cake (2019) en werd Nabokovs Lolita een content creator op OnlyFans in Lolita (2021). Het kiezen van historische figuren geeft richting aan een voorstelling en roept meteen een beeld bij mensen op, legt IJpelaar uit. Maar Club Lam zoekt vooral naar lessen die in het hier en nu te leren zijn, door die figuren in een ander licht te zetten en hun verhalen te koppelen aan hedendaagse thema’s.
Dus toen Satijn met het idee kwam een voorstelling over queer icon Sappho te maken, begonnen IJpelaars hersens direct te kraken. „Toen dacht ik: de orgasmekloof, dat is echt een heteroding. Daar hebben lesbiennes geen last van: tachtig procent van de vrouwen komt wél klaar als ze seks hebben met een vrouw. Dus Sappho, een dichteres die vanuit de ‘ik’-vorm schreef over vrouwelijke liefdes… die kan ons vast iets vertellen over hoe we die orgasmekloof kunnen dichten.”
Poetry & Pornstars
Om het gesprek over dat onderwerp alvast te openen, organiseerde het gezelschap in de aanloop naar de voorstelling onder meer een clubmiddag, die ze Poetry & Pornstars doopte. Ook dat is onderdeel van de Club Lam-methode: betrek je publiek en creëer een community. Poetry & Pornstars kreeg een editie in Venlo en eentje in Utrecht; de twee thuisbases van het gezelschap. Er werden gedichten voorgedragen, en sekstips gedeeld. „Ella ging de vulva uitleggen”, zegt IJpelaar, wijzend naar collega Ella Kamerbeek (spel en productie). De reacties in beide steden liepen sterk uiteen: waar in Utrecht de meeste informatie als reeds bekend werd ontvangen, leken de bezoekers in Venlo minder gewend om over hun lijf en seksualiteit te praten. De suggestie om thuis de eigen vulva eens te bekijken met een spiegeltje werd met besmuikt gegiechel ontvangen.
„In Utrecht voelde het als preken voor de eigen parochie”, zegt IJpelaar. Toch valt op het gebied van de orgasmekloof ook nog genoeg winst te behalen binnen progressieve bubbels. Kamerbeek: „Als ik kijk naar de seks die ik heb met mannen, hoe vaak ik dan klaarkom… dat is onder de tien procent. En als er iets intimiderends gebeurt in de slaapkamer of ergens anders, kan ik nog steeds bevriezen en later denken: dit is echt over mijn grens gegaan. In mijn leven is het heel normaal om het daarover te hebben, en toch gebeurt het nog. Dus já, deze gesprekken zijn nog heel erg nodig.”
Het thema stond vast, en de hoofdpersoon ook. Restte alleen nog het creëren van een moderne versie van Sappho. In Lesbos is de dichteres een singer-songwriter à la Taylor Swift. Fans reizen af naar Lesbos om haar vrijuit te horen zingen over intieme emoties, en ervaren daar de extase die Swifties al maandenlang ervaren op Swifts The Eras Tour. Ter voorbereiding plaatsten de theatermakers in augustus een oproep op Instagram: welke Swiftfan wilde hen wegwijs maken in de wondere wereld van hun grote idool? Het resultaat is een voorstelling vol verwijzingen naar zowel Swift als Sappho.
Net als Sappho schrijft Swift vooral persoonlijke teksten over liefde en alle andere gevoelens die daarbij komen kijken. Maar is het voor een moderne artiest nog mogelijk om je te beperken tot die ‘kleine’ thema’s? Kamerbeeks personage, Atthis, vindt van niet. „Zij spreekt Sappho aan op haar verantwoordelijkheid”, zegt Kamerbeek. „Je hebt een podium, je hebt macht en geld. Mensen luisteren naar jou, dus jij moet je politiek gaan uitspreken.” Atthis verwoordt daarmee de toenemende druk op sterren om hun stem te laten horen over grote kwesties, van de verkiezingen in Amerika tot de oorlog in het Midden-Oosten.
Of die druk terecht is of niet, mag het publiek uiteindelijk voor zichzelf bepalen. Club Lam hoopt vooral de aanzet te geven tot gesprekken die bezoekers anders misschien niet gauw zouden voeren, of het nu gaat over politiek of seksualiteit. „Wat ik manifesteer,” zegt Satijn, „is dat ik na de première ergens een vrouwenclubje van in de vijftig hoor zeggen: ‘Ik heb óók wel eens met een vrouw…’ ‘Ah, écht…?’ ‘Ja, en toen ben ik wél gekomen…’” Ze schiet in de lach. „I would love that.”
Lesbos van Club Lam gaat in première op 18 oktober in Maaspoort, Venlo. Info: clublam.nl
Op de poster van de tentoonstelling (en bij dit artikel) staat een portret waarvan je kunt denken: dat is vast zijn beroemde dochter, Thérèse Schwartze. Maar ze is het niet. De tentoonstelling Johann Georg Schwartze, uit de schaduw van zijn dochter in het Luther Museum in Amsterdam gaat nu eens niet over de befaamde portrettiste, van wie werk in bijna alle belangrijke musea van Nederland hangt.
Voor het eerst in honderd jaar is er nu een tentoonstelling over haar vergeten vader. Johann Georg Schwartze (1814-1874) was in zijn tijd een bekend portrettist, maar werd na zijn overlijden vrijwel meteen overschaduwd door zijn dochter Thérèse Schwartze (1851-1918). De poster van de tentoonstelling toont één van zijn mooiste portretten, Johann Georg Schwartze maakte het in opdracht van de familie Pauw van Wieldrecht, het is hún dochter die je ziet.
Wie was hij? En waarom zijn we hem vergeten?
Johann Georg Schwartze was de zoon van een Nederlandse moeder en een Duitse vader die niet in de ouderlijke verffabriek wilde werken maar een loopbaan als kunstenaar ambieerde. Na een opleiding aan de Academie in Düsseldorf vestigde hij zich in Amsterdam, waar hij met een portret van zijn verloofde meteen opviel. „Wij bewonderen de verdiensten van deze kunstenaar”, schreef het Algemeen Handelsblad van 5 oktober 1844.
In opdracht
Het citaat staat in de catalogus van de tentoonstelling, Johann Georg Schwartze, uit de schaduw van zijn dochter van kunsthistorici Rudi Ekkart en Claire van den Donk. Daarin lees je ook meteen de eerste verklaring waarom we hem zijn vergeten: de meeste van zijn portretten werden gemaakt in opdracht, waardoor ze verdwenen uit het publieke domein. Een aantal portretten in bezit van een kleindochter van hem, werden na haar overlijden geveild en raakten op die manier verspreid. Het portret van zijn verloofde is zo’n kwijtgeraakt schilderij. Van de historie- en genrestukken die hij ook maakte, is niet bekend of ze bewaard zijn gebleven.
Er zijn meer redenen waarom Schwartze is vergeten. Een belangrijke: hij maakte zijn portretten met stijlkenmerken die tegenwoordig minder worden gewaardeerd, maar in het derde kwart van de negentiende eeuw juist wel. Veel van zijn schilderijen zijn romantisch, lieftallig, gepolijst – precies zoals de opdrachtgevers zichzelf, hun echtgenote en kinderen aan de wereld wilden tonen.
De drie zusters Voombergh uit 1846 is zo’n idyllisch werk dat te zien is op de expositie: drie bevallige jongevrouwen in elegante, glanzende japonnen. Wat je óók ziet: het portret oogt conventioneel, maar zijn vakmanschap is evident – je begrijpt dat hij gold als een uitstekend portrettist. En zijn portretten ontroeren ook, zoals Agnes Henriette Pauw van Wieldrecht van de tentoonstellingsposter of Thérèse Schwartze op ongeveer veertienjarige leeftijd.
Schwartze had ook pech, zou je kunnen zeggen: juist doordat hij zijn dochter het vak leerde, en zij uitzonderlijk getalenteerd bleek, wordt de achternaam ‘Schwartze’ nu geassocieerd met ‘Thérèse’ en niet met ‘Johann Georg’. En áls Johann Georg al bekend is, schrijven Rudi Ekkart en Claire van den Donk, dan als „enigszins tirannieke leermeester van Thérèse”.
Dat beeld wil de tentoonstelling rechtzetten. De licht onderdanige toon van Thérèses brieven aan haar vader Johann Georg „hangt samen met gebruiken in het contact tussen ouders en kinderen die gedurende haar jeugdjaren gewoon waren”. Er is óók een brief bewaard gebleven waarin haar vader haar op vriendelijke, bijna collegiale toon bijstaat. Die brief is uit 1872, Thérèse verbleef bij de familie Van Gelder de Neufville in Haarlem. Ze moest een kinderportret schilderen, maar dat lukte niet erg: het model werkte niet mee. „De correspondentie laat zien dat de schilderes nog niet zeer ervaren was in de uitvoering van portretopdrachten. Haar vader gaf advies en hij toonde zich in zijn brief een goede en rustige raadgever.”
Waarschijnlijk zijn enkele schilderijen die in de kunstgeschiedenis worden toegeschreven aan Thérèse, gemaakt door haar vader terwijl zij hem hielp.
In 1872 was Thérèse Schwartze 20 of 21 jaar oud. Wat de auteurs brengt bij hun volgende constatering, in feite een scoop: waarschijnlijk zijn enkele schilderijen die in de kunstgeschiedenis worden toegeschreven aan Thérèse, gemaakt door haar vader terwijl zij hem hielp.
Het gaat om drie van haar vroegst gedateerde werken: Ernst en Louis van Loon uit 1866, Thérèse was toen 14, een portret van Louise Borski, de moeder van Ernst en Louis, uit 1867, en een portret van Johanna van Hoey Smith, ook uit 1867. Alle drie deze schilderijen hebben als signatuur t.Schwartze: een kleine ‘t’ in plaats van een volledige voornaam. Ook wordt in 1915 op een ter gelegenheid van Johann Georgs honderdste geboortedag mede door Thérèse georganiseerde tentoonstelling, Ernst en Louis van Loon geschaard onder de werken van haar vader. Ekkart en Van den Donk: „Wanneer het inderdaad de eerste of één van de eerste grote opdrachten van de dochter zou zijn geweest, is een vergissing in de toeschrijving ondenkbaar.”
Bridgerton
„Ik vind dat een heel mooi en lief idee”, zegt directeur Steven van Teeseling van het Luther Museum. „Sowieso is het een mooie gedachte dat zijn dochter beroemder werd dan haar vader en hoe die vader daar de weg voor vrijmaakte.”
Het is een paar weken voor de opening van de tentoonstelling, de werken zijn er nog niet. Op één na, dat het museum onlangs heeft aangekocht: Portret van een onbekende vrouw uit 1856. Wanneer de museumdirecteur het schilderij voorzichtig uit het bubbeltjesplastic haalt, zie je een wat dromerig kijkende vrouw, om haar pols een fraaie, gouden armband, op haar schoot een opengeslagen boek met de tekening van een landschap. Hou je Portret van een onbekende vrouw naast een afbeelding (uit de tentoonstellingscatalogus van 1915) van het verdwenen portret van zijn verloofde, dan lijken de vrouwen op elkaar. Misschien zijn ze dezelfde.
En ook dát is een mooi idee, vindt Steven van Teeseling. „Eliza Hermann, zijn vrouw, kwam uit Duitsland, in dat boek op haar schoot kijkt ze misschien naar een landschap van haar thuisland. Haar armband heeft een liefdesknoop, a true lovers knot – dat is ook een teken. En de gezichten komen best een beetje overeen. We weten het niet, maar ik wil graag speculeren dat deze mysterieuze vrouw zijn echtgenote was.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Johann Georg Schwartze, Onbekende vrouw, 1856, aangekocht door het Luther Museum, Amsterdam ” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Johann Georg Schwartze, Onbekende vrouw, 1856, aangekocht door het Luther Museum, Amsterdam ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/schilder-johann-georg-schwartze-maakte-de-weg-vrij-voor-de-roem-van-zijn-dochter-therese-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14145651/data122833538-5e24b6.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/schilder-johann-georg-schwartze-maakte-de-weg-vrij-voor-de-roem-van-zijn-dochter-therese-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/schilder-johann-georg-schwartze-maakte-de-weg-vrij-voor-de-roem-van-zijn-dochter-therese-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/schilder-johann-georg-schwartze-maakte-de-weg-vrij-voor-de-roem-van-zijn-dochter-therese-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/schilder-johann-georg-schwartze-maakte-de-weg-vrij-voor-de-roem-van-zijn-dochter-therese-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/schilder-johann-georg-schwartze-maakte-de-weg-vrij-voor-de-roem-van-zijn-dochter-therese-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/C5G5Z_myaQEFvaDs4mYZ3VMxH_U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14145651/data122833538-5e24b6.jpg 1920w”>Johann Georg Schwartze, Onbekende vrouw, 1856, aangekocht door het Luther Museum, Amsterdam Foto: Ingeborg de Jongh
Johann Georg Schwartze, wil hij maar zeggen, komt uit zijn portretten en uit dit soort verhalen naar voren als een liefhebbende vader en echtgenoot. „En dat zijn schilderijen minder aansprekend zijn dan die van zijn dochter: dat is ook in onze ogen, hè. Wij houden meer van haar losse, pasteuze manier van schilderen. Zijn manier is Bridgerton-achtig, hij brengt een zoet, chocolate box-achtig gevoel over. En voor die portretten in opdracht maakte hij het vaak nog wat zoeter. Als begenadigd schilder verdiende hij daar ook zijn geld mee.”
In het Luther Museum heeft de lutherse kunstenaarsfamilie Schwartze een prominente plek – naast Johann Georg en Thérèse ook Thérèses zus Georgine, beeldhouwster, en Johann Georgs kleinkind Lizzy Ansingh, kunstenaar. Er is een borstbeeld van Maarten Luther door Georgine Schwarze, een schilderij van Georgine door Lizzy Ansingh, er zijn twee portretten door Thérèse Schwartze. En sinds dit jaar dus Portret van een onbekende vrouw van Johann Georg Schwartze.
Lees ook
Zorg bindt de lutheranen
Het kleine, in 2019 geopende Luther Museum is gevestigd in het ‘evangelisch-lutherse oude mannen- en vrouwenhuis’ uit 1772, waar door de lutherse diaconie behalve ouderen ook armen en wezen werden opgevangen. In regentenkamers, een lange gang en een kerkzaal zie je er de geschiedenis van de lutheranen terug in meubels, zilverwerk, schilderijen. Steven van Teeseling is directeur sinds 2024, dit is zijn derde tentoonstelling.
Wil hij met Johann Georg Schwartze, uit de schaduw van zijn dochter nog meer laten zien dan een vergeten schilder en zijn werk? „Ik probeer de verhalen van vroeger te koppelen aan de actualiteit. De tijd van Johann Georg, Thérèse, Georgine en Lizzy was óók het moment dat de lutheranen emancipeerden. Het was een vrij teruggetrokken gemeenschap, maar precies in die jaren kregen ze een eigen identiteit. Ze gingen zich tonen als groep: trots, welvarend, zelfverzekerd. Je had lutherse bankiers, politici, kunstenaars, wetenschappers. De liberale politicus Thorbecke was luthers. De socialist Domela Nieuwenhuis ook. Dat vind ik ook een mooi verhaal voor nu: een minderheidsgemeenschap van migranten blijft eerst op de achtergrond maar uiteindelijk wortelen ze, krijgen ze publieke functies, groeit de trots. Ze raken verweven met de geschiedenis van dit land, maar houden ook vast aan de eigen waarden.”
Naast de schilderijen is er straks in de lange gang van het museum een portrait gallery te zien van vijftien lutheranen van nu. Ze zijn in het Luther Museum gefotografeerd door portretfotograaf Koos Breukel – en voor de museumpodcast allemaal geïnterviewd: wat is nou typisch luthers, welke waarden zijn dat en hoe heb je die meegekregen. „Eigenlijk onderzoeken we deze vragen via een dubbele tentoonstelling: door de ogen van een negentiende-eeuwse portretschilder én met de blik van nu.”