Karmit Fadael geeft Puccini bij Opera Zuid een extra dimensie, en dat is geen overbodige luxe

Opera Zuid kan weer eventjes vooruit. Na het luiden van de zoveelste noodklok om subsidie sprongen onlangs de twee zuidelijke provincies bij, plus een aantal fondsen. De producties voor dit jaar zijn daarmee gered, al blijft de toekomst nog onzeker.

En dat terwijl ook deze nieuwe productie, Le Villi & Silenzio, maar weer eens laat zien dat Opera Zuid vaak slimme samenwerkingen programmeert. Componist Karmit Fadael (1996) schreef speciaal een opera ter inleiding van Puccini’s eenakter Le Villi, die absoluut méér is dan een prelude of proloogje. Ze voegt als het ware een extra dimensie toe aan Puccini’s stuk, en dat is geen overbodige luxe.

Want om maar met de deur in huis te vallen: Le Villi is niet Puccini’s beste opera. Het was zijn eerste werk voor het theater, dat hij componeerde als midden-twintiger. Muzikaal heeft hij zijn eigen stem al wel echt te pakken, de taal is onmiskenbaar Puccini, bijvoorbeeld in het heerlijk lyrische duet tussen Anna en Roberto.

Onhandig stuk

Maar dramaturgisch gezien is het een onhandig stuk. Er moet een boel worden uitgelegd in weinig tijd (het is Puccini’s kortste, als je de drie losse aktes van Il trittico telt als één geheel). Het verhaal is gebaseerd op de legende van de Wili’s: geesten van vrouwen die aan een gebroken hart zijn gestorven en bij hun ontrouwe minnaar komen spoken. Die moet zichzelf uiteindelijk dooddansen.

Ter verheldering staan er tijdens de orkest-intermezzo’s gesproken teksten in het libretto, die je bijpraten over de nogal essentiële tussenliggende gebeurtenissen. Het is niet zeker of Puccini die hardop door een verteller wilde laten voordragen of dat het publiek ze zelf maar ergens moest lezen, maar de meeste opnames en uitvoeringen van Le Villi kiezen voor het eerste.

Bij Opera Zuid is er geen verteller, alleen een samenvatting van de plot in het programmaboekje. In het kort: Anna is verloofd met Roberto, die nog even naar de grote stad moet om een erfenis op te halen. Daar raakt hij verliefd op een andere vrouw. Anna sterft van verdriet en wreekt zich als Wili op Roberto. Zo, zie dat maar eens in een uurtje te proppen. Zonder verteller of duidelijke scènewisseling blijft het in de regie van Dreya Weber een beetje vaag wie nou precies wat doet, en waar.

Scènebeelden uit ‘Le Villi’ van Opera Zuid.

Foto Joost Milde

Woud van lakens

Het decor is een woud aan doorzichtige lakens en verticale pijpen stof, waarin een groep dansers zich als Wili’s rond beweegt. Dat pakt goed uit, want als levend bos kunnen de Wili’s zich zo mengen in de toedracht op het toneel. In de regel geldt wel: hoe meer mensen in Webers regie op de bühne zijn, hoe overtuigender. De soloscènes missen vertelkracht, maar de dodendans op het eind, waarbij er Wili’s driftig door de lucht tollen, maakt indruk.

Tenor Denzil Delaere (Roberto) wordt voorafgaand aan de première verontschuldigd. Hij is ziek en heeft keelpijn, toch besluit hij vanmiddag te zingen. Grootmoedig en sympathiek natuurlijk, maar geen verstandig idee. Hij haalt zijn hoge noten niet en in de laagte is hij moeilijk te horen. Doordat hij zingt op standje veilig valt zijn geluid bijna weg in zijn trio’s en duo’s met bariton Ivan Thirion (Guglielmo) en sopraan Sílvia Sequiera (Anna), die met haar mooi voluptueuze stem gewoon lekker krachtig zingt.

‘Silenzio’

In Karmit Fadaels solo-opera Silenzio, die voor de pauze klinkt, heeft Sequiera de hoofdrol. Het decor is van hetzelfde laken een pak, Silenzio is gesitueerd in het verlengde van Le Villi. Waar Puccini zich vooral op Roberto’s gevoelsleven stort, brengt Fadael de innerlijke wereld van Anna tot uitdrukking.

Eenzaam dwaalt ze door het bos, door haar eigen gedachten, terwijl ze afwisselend zingt en spreekt in het Engels en Italiaans. Het resultaat is een beklemmend soort stream of consciousness die een beetje doet denken aan Arnold Schönbergs Erwartung – vrouw alleen, in het woud, wanhopig om haar geliefde.

Fadaels muziek geeft Anna’s innerlijk krachtig gestalte, soms met kleine middelen als een klokkenspel en een fluit boven dunnetjes aangezette strijkers, en dan weer met tetterend koper erbij als in een bliksemstorm. Met zo’n reliëfrijke karakterschets van Anna staan je oren en ogen toch weer even op scherp voor Puccini na de pauze.