Karina Canellakis’ vurige Mahler overrompelt de werken van componistes Bosmans en Smyth

Er is een kleine Henriette Bosmans-heropleving gaande. Als pianist én componist stond de Amsterdamse in de eerste helft van de vorige eeuw op de programma’s van het Concertgebouworkest, maar na haar dood raakte ze in de vergetelheid. Dit jaar zette het Concertgebouworkest haar Concertstuk voor viool en orkest op cd, en volgend jaar volgt album. Vrijdagavond speelde het Radio Filharmonisch Orkest Bosmans’ eerste grote orkestwerk: Poème voor cello en orkest, dit jaar honderd jaar oud.

Voor wie het stuk niet kent: Bosmans valt met de deur in huis met een stevig openingsstatement door de strijkers en puntige repliek door slagwerk, koper en harp. Daarna maakt de solocellist zich uit het orkest los en ontvouwt zich een verrukkelijke lyriek met dwalende cellomelodieën, die à la Vaughan-Williams’ The Lark Ascending uit het orkest opklimmen. Een perfecte kans voor cellist Victor Julien-Laferrière om zijn vertelkracht te bewijzen. Jammer genoeg hield hij zich op de vlakte, ondanks dat het orkest hem op momenten alle ruimte gaf voor solo’s. In het dansante middendeel speelde hij zelfs wat ruw. Maar in Bosmans’ weidse dialogen wisten Julien-Laferrière en het orkest elkaar op te tillen.

Eerder op de avond klonk muziek van een andere vrouw: de Engelse Ethel Smyth. Uit haar duistere opera The Wreckers (1904) kwam ‘On the cliffs of Cornwall’, de prelude van de tweede akte. Het verhaal: gestrande schepen aan een desolate kust vallen ten prooi aan plunderende dorpelingen. De twee geliefden die deze gruweldaden afwijzen, worden aan elkaar vastgeketend en opgeslokt door het opkomende tij. Die macabere sfeer laat Smyth effectief horen met grommende contrabassen, onheilspellende houtblazers en gure wervelwinden door het hele orkest. Toch leek het Radio Filharmonisch hier nog op de rem te staan: je zou royalere dynamische contrasten willen bij deze sinistere thematiek. In het hoopvol gestemde slot hulde het orkest zich dan weer in schitterend gedempte harmonieën.

De rem ging er pas af tijdens het derde onderdeel van de avond: Mahlers Eerste symfonie. Chef-dirigent Karina Canellakis zorgde voor spannende crescendi en zalig gezwier, maar vooral haar timing maakte deze Mahler zo meeslepend. Iedere orkestrale explosie werd magnifiek opgebouwd en precies goed gedoseerde vertragingen deden hunkeren naar de volgende noot.

Toch voelde dit concert uit balans. Na Mahlers symfonische vuur waren de twee vrouwen van voor de pauze naar de achtergrond verdwenen. Je gunt ze hun eigen concert.


Lees ook
Een interview met Victor Julien-Laferrière: ‘Ik wil spelen met een gepassioneerde gretigheid’

‘Ik wil spelen met een gepassioneerde gretigheid’