Rcp8,5. Het is de afkorting van het meest pessimistische klimaatscenario voor het jaar 2100, met een wereld die misschien wel 5 graden Celsius opwarmt. Wetenschappers vliegen elkaar al jaren in de haren over de vraag of dit scenario nog realistisch is. Mensen zoals Zeke Hausfather en Chistopher Schwalm.
Hausfather, verbonden aan het Amerikaanse onderzoeksinstuut Berkeley Earth, noemde rcp8,5 enkele jaren geleden in het tijdschrift Nature „misleidend” en vond dat het niet meer moest worden meegenomen als mogelijk toekomstscenario. Schwalm, onderzoeker bij het Woodwell Climate Research Center, daarentegen noemde rcp8,5 nog steeds relevant en schreef dat het „de beste keuze is om klimaatrisico’s in beeld te brengen”. En zo denken ze er, desgevraagd, nog steeds over.
Het verhaal van rcp8,5 kwam ook ter sprake in de groep van klimaatjournalisten van deze krant,. Schrijven we niet te veel pessimistische verhalen? Moeten we niet vaker goed nieuws melden? Is rcp8,5 niet zo’n goed verhaal? Want dat scenario is te pessimistisch gebleken, toch?
Maar dat zit, zo blijkt, iets genuanceerder in elkaar.
Broeikasgassen
Rcp staat voor representative concentration pathways. Het zijn routes die de mogelijke ontwikkeling van de uitstoot van broeikasgassen tot 2100 weergeven, afhankelijk van onder meer de groei van de wereldbevolking, de ontwikkeling van de economie, het gebruik van fossiele brandstoffen. In opdracht van het IPCC, het wetenschappelijk klimaatpanel van de Verenigde Naties, stelde een aantal onderzoeksgroepen in aanloop naar het stand-van-zakenrapport van 2013 in totaal vier rcp’s op, op basis van de wetenschappelijke literatuur. Dat werden rcp2,6, rcp4,5, rcp6 en rcp8,5. De uitkomst van de rcp’s – een bepaalde concentratie broeikasgassen in de atmosfeer, afgeleid uit de broeikasgasuitstoot – werd vervolgens in klimaatmodellen gestopt om de mogelijke opwarming van de aarde in 2100 te berekenen. In geval van rcp8,5 zou die 2,6 tot 4,8°C bedragen, zo meldde het IPCC in 2013 – voor rcp2,6 was het 0,3 tot 1,7°C.
Rcp8,5 kwam zo hoog uit omdat in dat scenario de wereldbevolking in 2100 was toegenomen tot 12 miljard mensen. Ook ontbrak het aan beleid om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. En er was een zeer sterk groeiend verbruik van fossiele brandstoffen, onder meer een vervijfvoudiging van het gebruik van steenkolen. Daarom noemt Hausfather dit scenario niet meer relevant. „Het is ontwikkeld in een tijd dat de wereld nog sterk leunde op het gebruik van steenkolen.”
Dat is veranderd. Het Internationaal Energie Agentschap schreef vorig jaar december dat het gebruik van steenkolen waarschijnlijk zijn piek heeft bereikt en de komende jaren zal afnemen, door de „structurele, formidabele uitbreiding van schone energie-technologieën”. Dat ziet ook Hausfather. „Schone, hernieuwbare energie wordt steeds goedkoper. Het is een trend die waarschijnlijk niet zal keren.” Bovendien is er wel beleid gekomen om de uitstoot van broeikasgassen terug te brengen.
Maar Schwalm zegt dat menselijk gedrag, en daarmee de uitstoot van broeikasgassen, moeilijk te voorspellen is. Om risico’s van klimaatverandering te onderzoeken, zeker de extremere uitkomsten, moeten we rcp8,5 niet overboord gooien, vindt hij.
Business as usual
Hoe was rcp8,5 oorspronkelijk bedoeld? Om die vraag te beantwoorden, helpt het om terug te gaan naar Detlef van Vuuren, een van de ontwikkelaars van de rcp’s. Voglens hem was het eigenlijk van begin af aan al duidelijk dat rcp8,5 een heel extreem, heel onwaarschijnlijk scenario was. „Rcp8,5 was het worst case scenario, in een wereld zonder klimaatbeleid”, zegt Van Vuuren, senior wetenschapper bij het Planbureau voor de Leefomgeving en hoogleraar mondiale milieuveranderingen aan de Universiteit Utrecht.
Maar in de media en de wetenschappelijke literatuur gebeurde iets vreemds, zegt hij. Rcp8,5 ging al gauw business as usual heten, het scenario dat de normale gang van zaken schetste. „ Maar rcp8,5 is nooit de best guess geweest”, zegt hij. „We hebben het scenario meegenomen om de bandbreedte van mogelijke toekomstige emissies te laten zien, gebaseerd op de literatuur.”
De onwaarschijnlijkheid van rcp8,5 is in de loop der jaren steeds duidelijk geworden, zegt Van Vuuren. „We zien de uitstoot van de door de mens veroorzaakte broeikasgassen steeds meer afwijken van wat het rcp8,5-scenario voorspelt.”
Een positief verhaal dus? Ja, en nee, zegt Van Vuuren, die ook heeft meegewerkt aan de verbeterde opvolgers van de rcp’s, de zogeheten ssp’s – shared socio-economic pathways, die ook sociale ontwikkelingen zoals veranderend gedrag meenemen. Als je kijkt naar de uitstoot van broeikasgassen, zegt Van Vuuren, is rcp8,5 en zijn opvolger ssp5-8,5, achterhaald. Dat is goed nieuws.
Maar hetzelfde geldt inmiddels ook voor het meest gunstige scenario, ssp1-1,9. De rcp-variant hiervan (rcp1,9) zat niet bij de oorspronkelijke vier, maar is er later, na het opstellen van het Parijs-akkoord in 2015, aan toegevoegd, als scenario dat onder een opwarming van 1,5°C weet te blijven. „Het is ook erg onwaarschijnlijk geworden dat we dat scenario halen.”
Mogelijke opwarming
Dan is er nog een ander punt waarom sommige wetenschappers willen vasthouden aan rcp8,5. Dat landen zoveel broeikasgassen uitstoten als in dit extreme scenario mag dan onrealistisch geworden zijn, dat geldt minder voor de mogelijke opwarming van 4 of 5°C. Het klimaat zou bijvoorbeeld sterker kunnen reageren op een toename in broeikasgassen in de lucht dan tot nog toe berekend door klimaatmodellen. Of er gaan natuurlijke processen spelen waardoor de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer toch sterk stijgt, hoewel de mens zijn eigen uitstoot terugdringt.
Dat zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren door „ontbossing, minder opname van broeikasgassen door de oceanen en het vrijkomen van broeikasgassen door de opwarming van toendra’s en het smelten van permafrost”, schrijft het KNMI op haar site. Daarom gebruikt het meteorologisch instituut het meest pessimistische scenario, ondanks de „onwaarschijnlijkheid” ervan, nog steeds in haar in oktober gepresenteerde klimaatscenario’s voor Nederland.
„Bovendien geldt dat wat in het meest pessimistische scenario gebeurt, in de andere scenario’s (behalve het allerlaagste) deels ook gebeurt, maar later – het geeft dus een doorkijk naar de verdere toekomst na 2100. Dit geldt in het bijzonder voor de zeespiegel”, schrijft het KNMI.
Dat de aarde flink opwarmt, zoals rcp8,5 voorspelt, is dus nog steeds mogelijk, hoewel de kans klein is. Tegelijkertijd is de vooruitgang in klimaatbeleid niet te negeren. In het meest gunstige geval, als alle tot nog toe gestelde doelen worden gehaald, zal de opwarming van de aarde uitkomen op 1,8°C, volgens Climate Action Tracker.
Is het een positief verhaal? Dat ligt eraan wie je het vraagt. „Het is ontnuchterend om te zien hoeveel we nog moeten doen”, zegt Schwalm. „We koersen nog steeds aan op een opwarming van 3°C. Ik vind dat niet positief, hoogstens iets minder negatief.”