De Europese voorstellen voor hogere defensie-uitgaven en het soepeler omgaan met begrotingsregels moeten „tijdelijk en gericht” zijn en de financiële stabiliteit niet in gevaar brengen. Dat schrijft het kabinet vrijdag in een Kamerbrief over de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Eerdmans, waarin de Nederlandse regering werd opgeroepen zich tegen het zogeheten ReArm Europe-plan van de Europese Commissie te keren. Het kabinet schrijft nu dat het de motie „deels wel” en „deels niet” gaat uitvoeren.
Binnen de regeringscoalitie ontstond de afgelopen dagen een crisissfeer omdat drie van de vier coalitiepartijen (PVV, NSC en BBB) dinsdag de motie-Eerdmans steunden en daarmee premier Dick Schoof in verlegenheid brachten. Schoof had vorige week op een EU-top namelijk al ingestemd met de contouren van het ReArm Europe-plan, waarin flexibeler met de begrotingsregels wordt omgesprongen zodat het voor lidstaten makkelijker wordt om meer geld aan defensie uit te geven. Onderdeel van het plan zijn ook leningen aan lidstaten ter waarde van maximaal 150 miljard euro, een soort ‘eurobonds’ waarvoor de EU-landen gezamenlijk garant staan.
Lees ook
Hoe de motie van Eerdmans Dick Schoof én Pieter Omtzigt met een enorm probleem opzadelde
Schoof, die komende week op een volgende EU-top verder over het plan moet onderhandelen, voelde zich door de aangenomen motie in een onmogelijke positie gebracht en eiste meer onderhandelingsruimte van zijn eigen coalitie. Die heeft Schoof getuige de inhoud van de Kamerbrief gekregen, want daarin staan vooral kanttekeningen die Nederland bij de eerste onderhandelingsronde in Brussel al richting andere EU-landen heeft gemaakt. Uit de brief wordt echter ook duidelijk dat het kabinet rekening wil houden met de gevoeligheden bij coalitiepartners PVV, NSC en BBB.
Structurele uitdaging
Zo noemen de bewindslieden defensie een „structurele uitdaging die om structurele financiering vraagt”. Ze schrijven ook: „Schulden bieden daarvoor niet de oplossing.” De voorstellen van de Europese Commissie, die nog verder moeten worden uitgewerkt, zal het kabinet „scherp en stevig” beoordelen. Als de uitgewerkte voorstellen er liggen, zal het kabinet per geval bekijken of Nederland in de EU tegen zal stemmen – bijvoorbeeld in het geval van daadwerkelijke eurobonds – of zich zal onthouden van stemming. Overigens kan Nederland de voorstellen van ReArm Europe niet tegenhouden omdat steun van de meerderheid van de lidstaten voldoende is.
De kabinetsreactie op de aangenomen Kamermotie laat zien dat Nederland ervoor wil zorgen dat de Europese financieringsvoorstellen niet te flexibel worden, zoals andere lidstaten al hebben bepleit. Het kabinet benadrukt dat landen alleen een versoepeling van de begrotingsregels voor defensie kunnen krijgen voor een periode van vier jaar, in „uitzonderlijke omstandigheden” en „op voorwaarde dat de schuldhoudbaarheid op de middellange termijn niet in gevaar komt”. Ook wil het kabinet dat de extra uitgaven echt alleen aan defensie kunnen worden besteed, en niet aan andere doeleinden zoals infrastructuur.
Nu Amerika zich een onbetrouwbare partner toont, krabt de Europese Unie zich achter de oren. Niet alleen in militair opzicht heeft Europa lang gerekend op NAVO-bescherming vanuit de Verenigde Staten, ook in de energievoorziening is het continent kwetsbaar. Die Europese zorgen over deze afhankelijkheden echoën door in Den Haag.
Nederland heeft de afgelopen jaren de ene afhankelijkheid (van Russisch gas) voor de andere (Amerikaans gas) ingeruild, klonk het in de Tweede Kamer. Plots voert energiezekerheid in het klimaatdebat de boventoon. „Dit debat gaat over onze veiligheid”, zo verwoordde GroenLinks-PvdA het deze week tijdens een belangrijk debat over het Nederlandse klimaatbeleid.
De Nederlandse energiebehoefte is voor een aanzienlijk deel gebaseerd op gas en Nederland is daarvoor grotendeels afhankelijk van andere landen. In 2024 importeerde Nederland bijna de helft van het jaarlijkse gasverbruik uit de Verenigde Staten als vloeibaar gas (lng). Een klein deel komt nog uit Rusland en Noorwegen. Na het sluiten van het Groningenveld wint Nederland uit kleine velden op land en in de Noordzee, maar die productie loopt al jaren terug.
Gaat Nederland een herhaling van de energiecrisis uit 2022 meemaken, als Amerika besluit om de export van vloeibaar gas als drukmiddel in te zetten? Deze tijden vragen, zeggen steeds meer politieke partijen, om „realisme”. Of het nou gaat om extra (strategische) gasvoorraden aanleggen, zoals een groot deel van de Kamer wil om minder afhankelijk te zijn van geopolitieke druk, of de manier waarop Nederland zijn klimaatbeleid inricht.
Daarbij viel de VVD deze week op: de coalitiepartij, die met Sophie Hermans de minister voor Klimaat en Groene Groei levert, had het over klimaatplannen uit „Haagse kokers” die de laatste jaren te vaak onuitvoerbaar zijn gebleken. Volgens de VVD is het „wrang om over megatonnen [CO2] te praten zonder rekenschap te geven van de geopolitieke context”. Die noopte tot „koerswijzingen” in het klimaatbeleid.
Lees ook
Minister Hermans zal moeten vechten voor elke klimaatmaatregel
De VVD redeneert als volgt: we importeren nu vervuilende lng uit Amerika, wat ons ook afhankelijk maakt. Ondanks groene investeringen in eigen energie heeft Nederland de komende jaren nog veel gas nodig. Dus moet Nederland meer gaan boren in de Noordzee, een pleidooi dat de VVD en het CDA al jaren houden.
Volgens de VVD heeft Nederland niet „de luxe” zelf aardgas niét aan te boren, terwijl het wel vervuilendere fossiele energie importeert en dat ons afhankelijk maakt. VVD-Kamerlid Silvio Erkens zei achter de klimaattransitie te staan, maar dat die langer ging duren dan groene partijen willen.
Schaliegas boren
Meer en meer wordt in Den Haag uitgegaan van het idee dat naast duurzame energie ook nog lang fossiele energie zal worden gebruikt. Deze week lieten BBB en VVD daarover een proefballonnetje op. Of Nederland niet zou kunnen onderzoeken of we zélf schaliegas – vergelijkbaar met wat we uit Amerika importeren – kunnen opboren. Het wekte de verbazing van NSC: „Dit is teruggaan naar de oertijd.”
Schaliegas is omstreden: het gaat gepaard met een hoge methaanuitstoot en om het ondergrondse gesteente te kraken om gas vrij te maken is veel energie nodig. Ook zijn er risico’s op grondwatervervuiling door het vrijkomen van chemische stoffen. De vorige keer dat hierover in Den Haag werd gediscussieerd was onder het kabinet-Rutte II (2012-2017). Toen was de VVD ook al voor, PvdA tegen. Ook gemeenten waren toen ronduit kritisch.
Klimaatminister Hermans ziet niets in het opboren van schaliegas. Ze zei dat ze geen aanleiding had om te denken dat schaliegas nu minder „negatieve effecten op de fysieke omgeving” heeft dan eerder onderzoek had aangetoond. Schaliegas op land was sindsdien, zei de minister, „uitgesloten”.
Lees ook
Gaswinningsproject in Noordzee strandt bij de rechter, nieuwe domper voor gasambities van rechtse partijen
Toch is de zoektocht naar gas daarmee niet voorbij. Ook op Europees niveau wordt naarstig gespeurd naar manieren om energie-onafhankelijker te worden. Daarom suggereerde de Europese Commissie onlangs om meerjarencontracten af te sluiten met landen die gas exporteren. Terwijl Den Haag hiervoor nadrukkelijk kijkt naar Noorwegen, dat nog altijd nieuwe gasvelden aanboort, sluit de Europese Commissie de Verenigde Staten ook niet uit.
Klimaatambities onder druk
Onder invloed van geopolitieke spanningen én uitvoeringsproblemen komen de Nederlandse klimaatambities voor 2030 steeds verder onder druk te staan. Prioriteiten verschuiven. Behalve de VVD, die deze week kritisch was op de „statistische oefening” van klimaatdoelen en pleitte voor een langere-termijnvisie, twijfelt ook voormalig coalitiepartij CDA openlijk aan het (door het vorige kabinet) wettelijk vastgelegde klimaatdoel om in 2030 55 procent minder CO2 uit te stoten dan in 1990.
De uitvoering van klimaatplannen is tegengevallen, zei CDA-leider Henri Bontenbal, en dit kabinet heeft maatregelen geschrapt. „Het klimaatbeleid is gewoon niet hard genoeg gegaan. De verduurzaming van de industrie ging niet snel genoeg. Dat is nu een feit.”
Bontenbal sloot zich aan bij het pleidooi van de VVD om klimaatbeleid „praktisch” te maken: het verlenen van vergunningen voor groene projecten versnellen en het omlaagbrengen van energiekosten. Nederland moet niet langer een voorloperspositie willen innemen, maar het klimaatbeleid op een lijn brengen met Europese buurlanden.
CDA en VVD geven daarmee gehoor aan een noodkreet vanuit de industrie, die klaagt over hoge energieprijzen en een Nederlandse CO2-heffing. Volgens het CDA gaat de industrie „kapot” als Nederland doorgaat op de huidige route. Bontenbal stelt voor om de nationale CO2-heffing (bedoeld om CO2-uitstoot voor industriebedrijven duurder te maken) af te schaffen, ook als dat een fors nadelig effect heeft op het halen van klimaatdoelen. Een hoger Nederlands klimaatdoel dan Europa voorschrijft betekent, volgens de CDA-leider, vooral dat „onze concurrentiepositie verslechtert”.
‘Haalbaar en betaalbaar’
In deze discussie voelen BBB en PVV zich door oplopende energiekosten, problemen in de uitvoering van klimaatplannen en internationale ontwikkelingen steeds verder gesterkt om hun kritiek luider te vertolken. Zij beklemtoonden dat klimaatbeleid „haalbaar en betaalbaar” moet zijn.
Zo zag de PVV in een recente studie naar investeringen in het stroomnet, waaruit bleek dat de komende vijftien jaar 195 miljard euro moet worden geïnvesteerd – ten dele voor de elektrificatie van Nederland, een extra argument om het Nederlandse klimaatbeleid als te duur en mislukt neer te zetten. Alle investeringen in duurzaamheid ten spijt, zei PVV-Kamerlid Alexander Kops, Nederland is er niet onafhankelijker van geworden.
Nu ook openlijk door partijen als de VVD en het CDA getwijfeld wordt over de haalbaarheid van klimaatdoelen, lijkt de politieke wil om daaraan vast te houden steeds meer te verdampen. Terwijl Nederland lange tijd voorloper wilde zijn in verduurzaming, zal – als het aan deze Tweede Kamer ligt – de komende tijd juist Europa steeds meer het vergroeningstempo bepalen.
In Oud-IJsselmonde kijken de bewoners er al niet meer van op. Forenzen die op de vouwfiets of elektrische step de wijk binnenrijden, daar hun vervoersmiddel in de auto laden en wegrijden. Om het tafereel later op de dag te herhalen, dan in de omgekeerde richting. En wederom zonder langs een parkeermeter te hoeven.
Sinds in december aan de andere kant van de snelweg, onder de tunnel door, betaald parkeren is ingevoerd, ziet Anneke Janssen auto’s voor de deur die ze niet kan thuisbrengen. „Van mensen die dáár wonen en hier hun auto neerzetten. Of schoonmaakbusjes die opeens in de straat staan. Ik snap het wel”, zegt ze, „maar wij zijn er de dupe van.”
De betaalgrens deelt de Koninginneweg in Rotterdam-Zuid – een kilometerlange straat waar de Feyenoordvlaggen voor de ramen hangen – in tweeën. De gemeente voert overal binnen de ring betaald parkeren in. Deze buurt – verscholen achter een van de drukste stukjes snelweg van Nederland, de A16 bij de Van Brienenoordbrug – valt daar net buiten.
Wonder
En dus gebeurt daar precies wat de bewoners hadden voorzien. Het loopt op deze vrijdag tegen het eind van de middag en de auto’s staan op de stoep, in de voortuinen en op het pleintje bij de glasbak.
Janssen heeft haar Ford Focus zojuist achteruit een doodlopend straatje ingestoken. Ze heeft haar dochter opgehaald van de kinderopvang. „Het is volgens mij geen officiële parkeerplek, maar er staat geen bord dat het niet mag. In mijn eigen straat kan ik ’m niet meer kwijt.”
Geen wonder dat het hier drukker is geworden, vindt de buurtbewoonster. „Er is gewoon een lijn getrokken. Die kant wel, deze kant niet. Ze hadden het beter in de hele straat kunnen invoeren.”
Waterbedeffect
Het aantal betaalde parkeerzones in Nederland neemt een vlucht. In twee jaar tijd nam het aantal plekken waarvoor je moet betalen met een kwart toe, blijkt uit cijfers die EenVandaag opvroeg. Daarbij gaat het allang niet meer alleen om stadscentra en winkelgebieden, maar ook steeds meer om woonwijken aan stadsranden en in middelgrote gemeenten.
Gemeenten kunnen niet anders, menen ze. In minder dan tien jaar tijd kreeg Nederland ruim een miljoen auto’s erbij. Ruimte is schaars en zonder regulering slibben steden dicht. „Het draait altijd om het beheersbaar houden van gebieden”, zegt Giuliano Mingardo, stedelijk onderzoeker aan de Erasmus Universiteit. „Als het te druk wordt, moet je ingrijpen.”
Vrijwel overal gaat de invoering van betaald parkeren gepaard met een zogenoemd waterbedeffect. Automobilisten wijken uit naar aanpalende buurten waar ze wél gratis kunnen parkeren, waardoor daar de parkeerdruk oploopt. Tot bewoners gaan klagen, het gemeentebestuur besluit te handelen en ook in díé wijk betaald parkeren invoert.
Opzadelen
In Oud-IJsselmonde is men niet eensgezind. Enkele bewoners begonnen een petitie om de wijk bij de betaalde parkeerzone te voegen. „Vervelend dat het nodig is, maar ik heb ’m wel ondertekend”, zegt een man die niet met naam in de krant wil – in de buurtapp kan het volgens hem „best onvriendelijk worden”.
„Rond Feyenoord-wedstrijden stond de wijk ook altijd vol”, zegt hij. „Dat vind ik dan nog wel lollig. Maar als het de hele week door is, is het niet leuk meer.” En dus kan hij wel leven met parkeermeters. „Die paar tientjes vind ik het wel waard om niet iedere dag te hoeven zoeken waar ik mijn auto kwijt kan.”
Daar denken buurtgenoten anders over. Een tegenpetitie, die zich uitspreekt tégen betaald parkeren, heeft de andere petitie inmiddels ingehaald. De overlast is weliswaar verergerd, zeggen die ondertekenaars, maar er was altijd al te weinig parkeerplek. Hier ook betaald parkeren invoeren, zou bewoners alleen maar opzadelen met de kosten.
Het oude terrein van de Keilewerf langs de Keileweg en de Vierhavensstraat in Rotterdam ligt precies langs de grens tussen betaald of gratis parkeren. Foto Folkert Koelewijn
Melkkoe
De parkeermaatregel is, op z’n zachtst gezegd, niet populair. Bij raadgevende referenda in onder meer Amersfoort en Haarlem werd met grote meerderheden tegengestemd. „Niemand vindt het leuk om opeens te moeten betalen, dat is logisch”, zegt Mingardo. „Maar gemeenten doen het niet om mensen te pesten.”
Betaald parkeren is volgens hoogleraar transportbeleid Bert van Wee (TU Delft) voornamelijk gericht op de bezoeker. De bewoners zelf kunnen meestal voor een paar tientjes per maand een parkeervergunning aanschaffen. „Vergeleken met de prijs die anderen betalen, is dat niks. Je hebt het er met een paar uurtjes uit.”
Dat sommige automobilisten alsnog liever uitwijken, is volgens Mingardo onontkoombaar. „Als mensen hier moeten betalen, gaan ze nou eenmaal naar de straat erachter.” En, zegt hij, parkeerbeleid „is ook geen exacte wetenschap. Het blijft een beetje trial-and-error. Je kunt het nooit helemaal dicht regelen”.
Als het te druk wordt, moet je ingrijpen
Doorgaans is het een kwestie van tijd voor het beleid vruchten afwerpt, zegt Van Wee. „Van tevoren zien mensen vooral de nadelen. Daarna, blijkt uit alle onderzoeken, gaan mensen ook de andere kanten zien: er komen minder auto’s, het wordt leefbaarder. Dan worden mensen vaak veel positiever.”
In IJsselmonde is men nog niet overtuigd. „Ik merk zelf geen voordeel”, zegt Jan Slootweg vanuit de deuropening van zijn huis, pal aan de ‘verkeerde’ kant van de snelweg. „We zijn nu drie maanden onderweg en de parkeerdruk is niet afgenomen. Je straat regelmatig een paar straten verderop. Alleen moet je er nu voor betalen.”
Het oude terrein van de Keilewerf ligt precies langs de grens tussen betaald of gratis parkeren. Veel auto’s worden hier voor lange duur geparkeerd.Foto Folkert Koelewijn
De FNV had deze week genoeg om voor te strijden: Aziatische vrachtwagenchauffeurs die worden uitgebuit door hun werkgever en autohandelaren die een betere cao eisen. Precies wat je mag verwachten van een vakbond. Maar de laatste tijd haalde de FNV vooral het nieuws met zijn aanhoudende interne problematiek. Als nieuwe interim-voorzitter is Henk de Jong degene die de ruzie tussen bestuur en personeel zal moeten gladstrijken.
Wat is er ook alweer aan de hand bij de vakbond?
Eerder dit jaar explodeerde het FNV-bestuur. Dat begon met een interne melding van een integriteitsschending aan het adres van toenmalig vicevoorzitter Zakaria Boufangacha. Dit gebeurde in aanloop naar de voorzittersverkiezing, die inmiddels is uitgesteld.
Boufangacha ontkende de „valse aantijgingen” resoluut. Ook verweet hij de toen nog zittende voorzitter Tuur Elzinga dat hij onvoldoende had gedaan om „deze laster” de wereld uit te helpen. Vervolgens ontstond er een schisma in het bestuur en onvrede bij het FNV-personeel.
Eind februari gaven FNV-werknemers alle bestuurders een wc-rol om de „shit binnen onze bond op te ruimen”, zo zei een vakbondsleider tegen de Volkskrant. Het interim-bestuur is deze week benoemd en het gezicht daarvan is dus Henk de Jong. Daarmee is hij niet alleen de persoon die orde moet scheppen, maar mogelijk ook de nieuwe kop van Jut in deze bestuursstrijd.
Judith Westhoek, bestuurder van FNV Personeel, vond het „om het netjes te zeggen zeer spijtig” dat zij geen inspraak hadden gehad bij het selecteren van het interim-bestuur”. Dit was een „harde eis” van het personeel nadat het vorige bestuur was vertrokken.
Wie is deze man die de FNV in rustiger vaarwater moet brengen?
Henk de Jong is een doorgewinterde bestuurder die met deze functie zijn meest zichtbare rol tot nu toe krijgt, maar puinruimen is hem niet vreemd. In 2014 werd hij ingevlogen om ROC Leiden van de financiële afgrond te redden na een megalomaan vastgoedproject. In 2023 werd hij toezichthouder bij jeugdzorgorganisatie VIGO, waar het ook flink rommelde.
Daarnaast was hij gemeentesecretaris in Amsterdam, lid van de korpsleiding van de Nationale Politie en directeur bij adviesbureau PBLQ. De laatste jaren is hij vooral actief als toezichthouder bij onder andere de omroep BNNVARA.
Goed. En hoe nu verder met deze „shit”?
Voordat de FNV zich weer volledig kan concentreren op zijn reden van bestaan – het ondersteunen van de werknemer – moet er nog veel gebeuren. Prioriteit is volgens De Jong nu „om in gesprek te gaan met personeel en leden” zodat hij „snel aan de slag kan om ervoor te zorgen dat de rust en veiligheid weer terugkeren binnen de FNV”. De Jong wil „ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk nieuwe verkiezingen georganiseerd kunnen worden”, zodat er weer een compleet vakbondsbestuur verkozen kan worden.
De reacties onder het LinkedIn-bericht waarin De Jong zijn benoeming aankondigde, geven blijk van vertrouwen: verschillende FNV-leden heten hem „welkom” en wensen hem „succes met deze uitdaging”. Ook benadrukken ze „hoe belangrijk” het is dat de vakbond in „goed vaarwater terechtkomt”, want dat is zeker in deze tijden „broodnodig”.