Kabinet wil elektrisch rijden in 2030 niet „afdwingen”

In 2030 mogen nog altijd nieuwe benzine-auto’s gekocht worden. Dat zei staatssecretaris Chris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) donderdag tegen RTL. Hij wijkt zo af van het doel dat het vorige kabinet zich stelde om te zorgen dat 100 procent van de nieuw-verkochte auto’s in 2030 elektrisch zou zijn.

De afgelopen jaren is juist ingezet om de elektrische auto te stimuleren. Toenmalig minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) committeerde zich aan de passage uit het Klimaatakkoord uit 2019 waarin stond dat „het streven is dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe auto’s emissieloos zijn”. Jetten maakte er geen geheim van dat doel te willen halen.

Jansen ziet 2030 niet als een harde grens. Hij wil liever „verleiden dan dwingen”. Jansen benadrukte dat „elektrisch vervoer een bijdrage levert aan een schonere leefomgeving” en de klimaatdoelen „die we met z’n allen nastreven”, maar dat het nog steeds „voor iedereen mogelijk zal zijn” over zes jaar een brandstofauto aan te schaffen.

Trend

Zijn uitspraken passen in een trend waarin het kabinet elektrisch rijden minder lucratief maakt en ook andere klimaatplannen die mensen direct raken, zoals de warmtepompverplichting, schrapt. Zo bouwt het kabinet fiscale voordelen voor eigenaars van elektrische auto’s sneller af dan gepland. Voor een elektrische auto hoefde je de afgelopen jaren geen wegenbelasting te betalen. Dat voordeel wordt nu versneld afgebouwd, nadat bleek dat het ministerie van Financiën zich met de regeling had misrekend. Er ontstond een gat op de begroting van 1.5 miljard euro.

Vanaf 2026 betalen mensen met een elektrische auto meer wegenbelasting dan eigenaren van brandstofauto’s. De belasting is afhankelijk van het gewicht van auto’s, de zwaardere elektrische auto is dan in het nadeel.

Toen Kamerlid Pieter Grinwis (ChristenUnie) vorige week bij de begrotingsbehandeling kritiek leverde op dit voornemen, omdat het de klimaatdoelen nog verder uit zicht zou brengen, antwoordde minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) dat hij het „niet zo zwart” in zag. „Het zal iets minder hard gaan”, maar het blijft aantrekkelijk elektrische auto’s te kopen, zei de minister. Zelf rekende hij voor dat hij voor zijn Tesla zo’n 200 euro per jaar meer zou betalen aan wegenbelasting. „Ik vind het zelf geen groot verschil.”

Europa

Het kabinet ziet liever geen extra nationale regels ten opzichte van Europese verplichtingen. Toch liep Nederland juist voorop om in Brussel méér gedaan te krijgen in de transitie naar elektrische auto’s. Nederland probeerde andere landen te overtuigen de verkoop van nieuwe brandstofauto’s al in 2030 te stoppen.

Die strijd heeft Nederland verloren. Van EU-lidstaten met een aanzienlijke auto-industrie, zoals Italië en Duitsland, kwam verzet. Zij voelden de concurrentie van de goedkopere, elektrische auto’s uit China. Inmiddels wordt in Brussel ook een felle discussie gevoerd over de aangenomen wet waarin staat dat in 2035 de brandstofmotor voor personenauto’s in Europa wordt afgeschaft. Zo willen de Europese christendemocaten deze wet graag aanpassen.

Opvallend genoeg liet Nederland in deze discussie juist van zich horen als een van de voorstanders van het spoedig aanzwengelen van een grotere elektrische markt. Staatssecretaris Chris Jansen ondertekende, samen met drie andere EU-landen, de oproep zakelijke elektrische auto’s te stimuleren. In deze oproep werd in het midden gelaten of Europa hierin zou moeten ‘dwingen of verleiden’.