Wat is het nieuws?
Advocaat Philippe Schol, op wie in 2019 met vijf kogels een moordaanslag werd gepleegd, vindt dat politie en justitie signalen hebben genegeerd dat hij zou worden neergeschoten. Daarom stelt Schol de Nederlandse staat aansprakelijk is voor wat er met hem is gebeurd. Dat blijkt uit een dagvaarding, ingezien door NRC en EenVandaag.
Schol wil dat de rechter de staat aansprakelijk stelt voor de miljoenenschade die hij door de moordaanslag zou hebben geleden. Door het schietincident heeft Schol blijvende schade aan zijn been.
Schol werd neergeschoten na een faillissementszaak waarin hij als curator fungeerde. Voor de aanslag werden twee mannen veroordeeld. Het gerechtshof stelde vast dat Schol is neergeschoten vanwege zijn werk als curator, en zag de aanslag als ,,een aantasting van de rechtsstaat.”
Advocaat Philippe Schol (48) loopt met een hand in zijn zak door zijn kantoor. In het kozijn zit kogelvrij glas, de gelakte houtkleurige voordeur is van staal. De advocaat wijst af en toe naar boven. „Die klojo’s”, zegt hij, of: „Het is bij de beesten af.” Hij kan niet langer dan vijf minuten stilzitten, de zenuw in zijn rechterbeen is te beschadigd. Dat komt door een kogel die hem vijf jaar geleden trof, tijdens een moordaanslag die hij maar net overleefde. In de woorden van Schol zelf: een aanslag op iemand die „voor de BV Nederland de rotzooi opruimt”.
De reden van de liquidatiepoging was zijn werk als curator in een faillissementszaak, waarvoor hij was aangesteld door de rechtbank. Schol is niet de enige advocaat die de laatste jaren met geweld en dreiging te maken krijgt. Advocaten staan onder grote druk. Zeven weken voor de liquidatiepoging op Schol werd Derk Wiersum, advocaat van kroongetuige Nabil B, op 18 september 2019 in Amsterdam doodgeschoten. Vorig jaar constateerde de Nederlandse Orde van Advocaten dat veel advocaten bezorgd zijn over hun veiligheid. Dilan Yeşilgöz sprak als minister van Justitie en Veiligheid ferme taal over de bedreigingen van mensen in de advocatuur. Ze noemde advocaten „hoeders van de rechtsstaat” waar de overheid „als één blok” naast moet staan. Bescherming van advocaten is volgens Yesilgöz „een voorwaarde” voor het functioneren van de democratische rechtsstaat.
In de zaak van Philippe Schol was al maandenlang bij politie en justitie bekend dat hij gevaar liep, maar herhaalde verzoeken om bescherming bleven volgens hem onbeantwoord. Bij de advocaat galmt nog altijd één zin door zijn hoofd. „Het zal wel loslopen.” Een opmerking die een beleidsmedewerker van het OM Oost-Nederland in mei 2019 gemaakt zou hebben. Philippe Schol had de justitiemedewerker opgebeld nadat twee Duitse agenten aan zijn deur (hij woont net over de grens) waren gekomen. De agenten waren in hun geelblauwe politieauto naar zijn huis gereden. Op zijn stoep, binnenkomen wilden ze niet, vertelden ze hem dat „de Nederlanders” hadden gevraagd om door te geven dat iemand hem zou willen vermoorden. Daarna vertrokken ze. Ze wensten hem nog een goedemiddag.
Als Philippe Schol gaat bellen, zo vertelt hij, weet de politie in Enschede van niks. Hij vraagt door, en krijgt de beleidsmedewerker van het OM in Arnhem aan de lijn. Het klopt, zegt de medewerker. Schol schrikt. Moet hij maatregelen nemen, vraagt hij de beleidsmedewerker. Camera’s, kogelvrij glas? Nee, zegt de man. „Het zal wel loslopen.”
Maar het loopt niet los.
Op 6 november 2019 werkt Philippe Schol voor de laatste keer onbezorgd de vanzelfsprekende routine van een gewone werkdag af. Nieuw pak aan, boterham smeren. Dan met zijn hond naar buiten, een snel rondje wandelen, daarna de auto in en naar kantoor. Schol woont al jaren in het Duitse Gronau, hij is binnen tien minuten op kantoor in Enschede. Verder is er niks Duits aan hem: hij is Nederlander, heeft een Nederlands bedrijf, en mag alleen in Nederland als advocaat werken.
Ineens: knallen
Als hij die ochtend naar buiten loopt, registreren bewakingscamera’s een grijze Volkswagen Polo, die langzaam achter hem aanrijdt. Schol ziet die auto niet. Hij is nog geen 50 meter zijn huis uit, als hij knallen hoort. Godverdomme, denkt hij, ettertjes zitten met vuurwerk te klooien. Hij draait zich om, ziet de grijze Polo. Uit het raampje aan de passagierskant ziet hij een vuurwapen, de loop is op hem gericht.
Hij hoort meer knallen, en voelt bloed, het komt uit zijn been. De Polo scheurt weg, twee mannen zitten voorin. Hij probeert zijn hand op de wond in zijn been te drukken, zodat het bloed er niet uit spuit. Bel de politie, roept hij naar zijn buren, bel de ambulance. Ze brengen een theedoek, en stelpen de schotwond.
Even later drukt een grote ambulancebroeder vol met zijn knie op zijn been, om het bloeden te stoppen. Schol gaat knock-out. Vlak voordat hij zijn bewustzijn verliest, denkt hij nog aan twee dingen. Die gast van die sportschool, die zit hier achter. En die ene zin. „Het zal wel loslopen.”
Nu ga ik tot het gaatje met die lui. Al kost het me vijftien jaar
Afgelopen vrijdag heeft Philippe Schol de Nederlandse staat aansprakelijk gesteld voor wat er vijf jaar geleden met hem is gebeurd. Signalen die konden voorspellen dat hij neergeschoten zou gaan worden, zijn door politie en justitie genegeerd, stelt de advocaat. Daarmee heeft de overheid hem niet voldoende beschermd, niet voldaan aan haar zorgplicht en onrechtmatig gehandeld. NRC en het televisieprogramma EenVandaag kregen inzage in de dagvaarding die Schol afgelopen vrijdag naar de staat heeft gestuurd. Ook zijn voor dit artikel aangiftes, mailwisselingen, processen-verbaal en vonnissen bestudeerd, en werd uitgebreid met Schol gesproken.
In de dagvaarding stelt Schol dat het ministerie van Justitie en Veiligheid er verantwoordelijk voor is dat dit hem is overkomen. Zijn schade is eerder door hem berekend op zo’n 2,5 miljoen euro – vooral omdat hij de rest van zijn loopbaan niet meer in staat is zijn oude aantal uren te werken. Schol wil dat de rechter de staat aansprakelijk stelt. Maandenlange onderhandelingen tussen Schol en de staat leverden geen overeenstemming op. Inmiddels is de zaak voor hem een principekwestie, en wil hij procederen tot de laatste cent. „Ze weten dondersgoed wat ze fout hebben gedaan. Maar ze nemen hun verantwoordelijkheid niet. Nu ga ik tot het gaatje met die lui. Al kost het me vijftien jaar.”
Curator van beroep
Philippe Schol is al zijn hele werkende leven curator, een functionaris die door de rechtbank wordt aangesteld om faillissementen af te wikkelen. Curatoren beoordelen zélf of alles volgens de regels is verlopen. Ze zijn soms een soort rechercheur, die achter de schermen mag kijken bij alle soorten Nederlandse bedrijven.
Het werk van Schol begint eigenlijk altijd met een gesprek met de failliete bestuurder. Een meubelmaker of een financieel expert. Failliet omdat het zakelijke avontuur is mislukt, of omdat een eigenaar geld heeft weggesluisd. Wat hij geleerd heeft: een eerste indruk zegt niets.
De administratie vertelt vaak het echte verhaal. Daarin ziet hij of mensen geld uit de kas hebben gehaald of de omzet hebben vervalst.
Dat soort bestuurders belt hij dan op, met de mededeling: dit deugt niet. Van een curator wordt in zulke gevallen verwacht dat hij melding of aangifte doet bij de politie. Een aangifte die uiteindelijk terechtkomt bij de bestuurder, en waar de naam van de curator prominent op vermeld staat.
In de zomer van 2018 wordt Schol aangesteld als curator bij een faillissement dat is aangevraagd door een sportschool uit Hengelo: Olympic Gym. Eigenaar van de sportschool is Ronald B.. Zijn sportschool is populair bij politieagenten en gemeenteambtenaren, die er speciale kortingsabonnementen hebben. Nadat in 2017 bij Ronald B. een wietplantage wordt ontdekt, geeft de politie toe dat ze fout zat met de band met B. Minister Ferd Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) noemt het later een voorbeeld van vermenging tussen onderwereld en bovenwereld.
Dat weet Philippe Schol nog niet als hij begint aan zijn klus als curator van de Hengelose sportschool. In die rol besluit hij – tegen de wens van Ronald B. – dat de fitnessapparatuur verkocht moet worden om aan financiële verplichtingen te voldoen.
Na dat besluit wordt er bijna elk weekend ingebroken in de sportschool en verdwijnt er steeds meer inboedel. Curator Schol vertrouwt het niet, en vermoedt dat eigenaar Ronald B. daar zelf achter zit. Schol regelt begin 2019 een machtiging om een inval te doen in de boerderij van B..
In de paardenstal vindt Schol een massagestoel. Hij herkent de stoel: de haarscheurtjes in het leer zitten op dezelfde plek als bij de gestolen massagestoel die Schol eerder in de sportschool fotografeerde. De curator doet, zoals van hem verwacht wordt, aangifte tegen eigenaar Ronald B., voor het niet voldoen aan de inlichtingenplicht, bedrieglijke bankbreuk, benadeling van schuldeisers en diefstal.
Privé-adres
Kort na de inval krijgt Schol een telefoontje van de echtgenoot van de eigenaresse van een Nederlandse viswinkel waar hij weleens komt. Hij krijgt te horen dat Ronald B. in de winkel van het personeel heeft geëist dat ze hem het privéadres van de curator geven. Hij heeft, zou B. hebben gezegd, „nog een appeltje met hem te schillen.” Als het personeel dat weigert, rijdt B. naar het huis van de eigenaresse, waar hij opnieuw om het adres van Schol vraagt. De curator schrikt en doet aangifte bij de politie.
Als hij iets later dan ook nog van de Duitse politie hoort dat iemand hem wil vermoorden neemt hij zélf maatregelen. Hij besluit camera’s op te hangen, thuis en op zijn kantoor. Zijn vriendin maakt zich zorgen, maar hij stelt haar gerust. Het OM heeft tenslotte gezegd dat „het wel los zal lopen”. Wel is hij meer op zijn hoede. Als een grijze Volkswagen Polo hem lijkt te achtervolgen – als Schol drie keer afslaat blijft de Polo achter hem aan rijden – doet hij ook daarvan melding. Als in september 2019 Derk Wiersum, net als hij advocaat, op straat in Amsterdam wordt doodgeschoten, wordt hij bang.
Inmiddels heeft een compagnon van Ronald B. een doorstart gemaakt met de sportschool, op verschillende plekken in het land. Precies een jaar na het faillissement, in oktober 2019, wordt een van die locaties, een gym in Losser, onder vuur genomen. De eigenaar verklaart dat Ronald B. hem eerder onder druk had gezet. Volgens Schol heeft hij aan de politie gevraagd of hij zich ook druk moet maken. Het antwoord: Nee, hoor, er is geen dreiging.
Dan wordt het 6 november 2019. De telefoon van advocaat Patrick Gorter, kantoorgenoot van Schol, gaat over. De vriendin van Philippe Schol zegt dat hij is neergeschoten. Alles op kantoor gaat meteen op slot, de ramen worden donker gemaakt. Al snel verspreidt het nieuws zich op nieuwssites.
Schol wordt naar het ziekenhuis van Enschede gereden. Er blijkt vijf keer geschoten te zijn. De slagader in zijn bovenbeen is geraakt, hij moet met spoed onder het mes. De arts plaatst een stent in het been, maar de zenuwen zijn permanent beschadigd. Na een kleine vijf uur komt Schol weer bij. Hij ligt in een hoekkamer van het ziekenhuis, waar hij wordt bewaakt door gewapende agenten. Hij ziet zijn vriendin, en denkt: „Ik ben niet dood.”
Nog aan het bed noteert een agent dat Schol, versuft van de narcose, zegt dat Ronald B. achter de aanslag zit. Ook wijst hij op de camera’s bij zijn huis, die hij er zelf heeft opgehangen. Op camerabeelden staan, zo blijkt, inderdaad de schutters.
Aan het bed melden zich ook een man en een vrouw die voor het stelsel Bewaken en Beveiligen werken. Dat stelsel, dat onder leiding staat van de hoofdofficier van justitie, zorgt voor veiligheidsmaatregelen voor bedreigde personen. Niet naar huis gaan, zeggen ze volgens Schol, dat zou te gevaarlijk zijn. Maar ook dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen veiligheid. De medewerkers van Schols advocatenkantoor horen op de dag van de moordaanslag helemaal niks van de politie. Een dag later, schrijven de medewerkers later in een verklaring, krijgen ze van de politie te horen dat ze voor hun eigen bescherming moeten zorgen. Het geeft Schols kantoorgenoten „een zeer onveilig” gevoel, schrijven ze. Schol wordt na aandringen op een vakantiepark in Drenthe geplaatst, waar hij nauwelijks iets van de politie hoort. Hij kijkt er dagenlang naar Netflixseries en googelt er op los. Kogelvrije jas, kogelvrij glas, kogelwerende auto.
De advocaat vraagt of het Stelsel kan helpen met veiligheidsmaatregelen. Beseffen ze wel, vraagt hij, dat dit alles is gebeurd nadat de rechtbank hem heeft aangesteld als curator? De staat hoort hem toch te helpen, te beschermen?
Zijn werkkamer zit aan een drukke straat in Enschede, waar duizenden auto’s per dag langsrijden. Vanaf de weg kun je hem zien zitten werken. Als hij uit het ziekenhuis komt moet hij als zelfstandige weer langzaam aan de slag, als de pijn het tenminste toelaat. Maar hoe kan dat op een veilige manier? Hij denkt: elke idioot kan 200 euro aan een junk geven en zeggen: schiet maar op degene die hier achter het raam zit. Het advies van de medewerker van het Stelsel Bewaken en Beveiligen? Misschien dat een kantoorgenoot op zijn plek kon gaan zitten. Schol vraagt of ze van God los zijn. Zijn compagnon in de vuurlinie zetten en zelf aan de achterkant werken?
Schol draait de vier luxaflexen voor de ramen van zijn kantoor dicht. „Kijk”, zegt hij, „dit deed ik toen maar elke dag.” De kamer is pikdonker. Vier maanden lang werkt hij er zonder daglicht. Uiteindelijk, nadat de deken van de Orde van Advocaten de bedreigende situatie specifiek bij justitie onder de aandacht brengt, is er toch iets mogelijk. Er wordt in mei 2020 op zijn kantoor kogelwerend glas geïnstalleerd en Schol krijgt een stalen voordeur. Op zijn thuisadres kunnen geen maatregelen worden genomen, omdat hij in Duitsland woont. Misschien dat Schol kan verhuizen, is de suggestie.
Hij heeft elke dag pijn aan zijn been, slikt de maximale hoeveelheid paracetamol: zestien tabletten, 8.000 milligram per dag. Als de pijn blijft, schakelt hij over op het sterkere middel tramadol. Vaak moet hij om drie uur ’s middags alweer naar huis, door de pijn en vermoeidheid. Een psycholoog die hij bezoekt concludeert dat hij nog te veel met zijn veiligheid bezig is om goed geholpen te worden. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat Schol last heeft van depressieve gevoelens en een posttraumatische stressstoornis.
Politie-onderzoek
Het politie-onderzoek naar de mannen die de curator hebben neergeschoten komt meteen na de moordpoging op gang. De politie krijgt twee verdachten in beeld: Bert Jan ten V. en Maikel T.T. In het dossier, dat Schol in 2022 voor het eerst mag inzien, valt iets op. In mei 2019, een half jaar voor de aanslag, blijkt er via het Team Criminele Inlichtingen concrete informatie over Schol bij de politie te zijn neergelegd. Het gaat om twee processen-verbaal. In de ene staat dat er „grote rancune is van Ronald B. naar een curator met de naam Schol.” In een ander staat dat „een advocaat van het kantoor Schol & Gorter acuut gevaar loopt op dit moment.”
Het was dus al maanden bij de politie bekend dat Schol mogelijk gevaar liep. Die ontdekking maakt hem woedend. Ze zeiden dat beveiliging niet nodig was, terwijl ze dit wisten. Hoe kan dat?
Uiteindelijk veroordeelt het gerechtshof in april van dit jaar Bert Jan ten V. en Maikel T.T. tot celstraffen van 17 en 15 jaar. Het hof stelt vast dat het op basis van het dossier aannemelijk is dat Schol is neergeschoten vanwege zijn werk als curator.
Daarom is de aanslag volgens het hof een „aantasting van de rechtsstaat.” Ronald B. wordt niet vervolgd.
Het hof buigt zich ook over het toekennen van een schadevergoeding aan Schol, die de daders moeten betalen. De berekening van de totale schade vindt het hof te complex voor het strafproces, uiteindelijk stelt het hof dat de daders een kleine 400.000 euro aan Schol moeten betalen. Dat geld is nog niet overgemaakt, omdat de zaak nog door de Hoge Raad zal worden beoordeeld.
Dat bedrag dekt de totale schade volgens Schol niet. En, vindt hij, omdat politie en justitie hem niet goed genoeg beschermd hebben, wil hij van de staat excuses en een schadevergoeding. Schol probeert dat eerst voor elkaar te krijgen door in gesprek te gaan.
Ze zeiden dat beveiliging niet nodig was, terwijl ze dit wisten. Hoe kan dat?
In 2022 ontmoet hij minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yeşilgöz (VVD), en het hoofd van de NCTV, Pieter-Jaap Aalbersberg. Daarna volgt een brief van Yesilgöz, die wijst op het Schadefonds Geweldsmisdrijven, waar Schol een beroep op zou kunnen doen. Maar dat fonds neemt geen zaken in behandeling die buiten Nederland plaatsvonden. Schol snapt niet waarom de minister hem iets adviseert wat in zijn zaak helemaal niet kan.
De houding van het ministerie kan hij ook niet rijmen met uitlatingen van minister Yesilgöz in het openbaar. In een brief van datzelfde jaar aan de Tweede Kamer schrijft ze: „Ik wil over één ding geen twijfel laten bestaan. De overheid dient als één blok naast de hoeders van de rechtsstaat te staan. Zij voeren dagelijks werkzaamheden uit om onze waarden te verdedigen, zij moeten weten en merken dat de overheid een betrouwbare bondgenoot is die hen beschermt.”
Na briefwisselingen met advocaat Richard Korver, die Schol heeft ingeschakeld, wil het ministerie uiteindelijk toch in gesprek met de curator voor het zoeken van „een buitenrechtelijke oplossing.” Er volgen onderhandelingen, maar die leiden niet tot een overeenkomst waar Schol tevreden mee is. Het is voor hem simpel: of de staat gaat akkoord met het bedrag waar hij om heeft gevraagd, of hij gaat procederen. Als het moet „tot de Hoge Raad en terug.”
Tientallen keren speelde hij als curator een cruciale rol in het rechtssysteem. En nog steeds speelt hij een bemiddelende rol tussen overheidsdiensten en failliete bedrijven. Maar zijn vertrouwen in de Nederlandse overheid is permanent beschadigd. „De meest onbetrouwbare partij die je in Nederland kan aantreffen is de Staat der Nederlanden.”