Twee weken nadat Joanne van Lieshout (21) – het grootste judotalent van Nederland – begin december brons won op het grand slam van Tokio, stond ze met haar ouders op de markt. Haar vader John en moeder Claudia hebben een bakkerskraam, van waaruit ze op markten in Brabant brood, worstenbroodjes en zoetigheid verkopen. Ze hadden vorige week zaterdag te weinig mensen, dus Joanne sprong bij.
Japan is het judoland bij uitstek, en het grand slam van Tokio het „walhalla” onder die grote judowedstrijden, zegt John van Lieshout. En hij kan het weten, want hij heeft zelf ook gejudood, net als Joannes moeder én haar twee broers. Niet niks dus, die derde plek.
Maar Joanne is bescheiden van aard. Haar vader spitste dan ook zijn oren toen hij haar op de markt tegen een klant hoorde zeggen dat het bijzonder was om bij de medaille-uitreiking naast de Japanse vlaggen ook een Nederlandse omhoog gehesen te zien worden. „Ze zei dat ze daar wel trots op was. Zoiets uit ze niet altijd.”
Nét haar moeder, vindt hij. „Claudia zal op de markt ook niet snel zeggen: ‘Ik ben Nederlands kampioen geweest’.” Nee, ze zegt dan: ‘Ik heb ook gejudood’.”
Op judovlak was 2023 een bijzonder jaar voor de familie Van Lieshout uit Lierop, een dorp in de buurt van Eindhoven. Joanne beleefde haar doorbraak bij de senioren: naast het brons in Tokio werd ze ook verrassend derde bij haar WK-debuut in Doha. Een bijzondere prestatie. In beide wedstrijden won ze van de nummer één van de wereld in haar gewichtsklasse (-63 kilo).
Maar afgelopen maart was het ook vijf jaar geleden dat Youri, de oudste van de drie kinderen, overleed. Hij leed aan een zeldzame vorm van kanker. Na anderhalf jaar ziekte stierf hij, op zijn zeventiende.
We spreken elkaar over de liefde voor judo, het traject van een topsportkind, en het overlijden Youri.
Dat wil ik ook
Je kunt denken: kinderen van twee judoka’s voelen vast wel druk om ook voor de sport te kiezen. Maar zo was het écht niet, zeggen Joanne en haar broertje Yordi. Het was juist door Youri dat ze op judo wilde, vertelt Joanne, in het restaurant van hotel Papendal vlak bij Arnhem, waar we elkaar spreken. Ze is aangeschoven in haar trainingspak, later gaat ze door naar de training. Op tafel voor ons staat thee, warme chocomel en een plastic kerstboompje.
Ook Yordi (19), die op dit moment een opleiding tot judotrainer volgt, werd aangestoken door zijn broer, en door zijn zus. „Ik zat langs de kant te kijken met mijn moeder en zei: dat wil ik ook.”
En toen zaten opeens alle drie de kinderen op judo. Elk weekend was er wel ergens een toernooitje.
Joanne: „We zaten heel de dag in de judozaal.”
Claudia: „Wij reden ze er altijd naartoe.”
John: „Omdat ik zelf gejudood heb, vond ik het ook wel leuk om naar andere kinderen te kijken die ippons of mooie worpen maakten.”
Claudia en John leerden elkaar 31 jaar jaar geleden kennen op de judomat, bij sportschool Eddie van de Pol in Helmond. Allebei waren ze fanatiek judoka. Voor John veranderde dat toen hij ging werken en minder tijd in de judohal kon doorbrengen. „Omdat ik minder uren maakte, verloor ik opeens van jongens van wie ik eerst altijd won.” Dat kon hij niet hebben, dus hij stopte helemaal.
Claudia werd gedwongen te stoppen, op haar 22ste, na een auto-ongeluk, waardoor ze permanente schade aan haar knieën opliep. Ze was toen onder meer twee keer Nederlands kampioen bij de junioren geweest.
John: „Claudia was aan het doorbreken, bezig om een van de besten te worden op dat moment.”
Claudia: „Het was toen… ja… Ik ben wel een tijdje niet bij het judo geweest. Maar dan krijg je drie mooie kinderen. Door hen ben ik weer met judo in aanraking gekomen.”
Joanne stond te popelen
Wat is er nou zo leuk aan judo? Ja, dat is moeilijk uit te leggen, zegt John. „Dat is met alle sporten zo. Wat is er leuk aan voetbal?”
Maar leuk vinden ze het allemaal. En waar andere gezinnen misschien naar de Champions League kijken, kijken zij naar grand slams.
Joanne blijkt, zo wordt gedurende de jaren steeds duidelijker, een groot talent. Ze verruilde rond haar tiende de plaatselijke judoclub voor een grotere in Eindhoven, waar meer talentvolle kinderen rondliepen. Maar nog steeds kon ze die de baas. John: „Er waren wel wat jongens bij, maar die gooide ze op een gegeven moment ook op de grond.”
Vervolgens maakte ze de stap naar Papendal, waar ze in de nationale selectie werd opgenomen. Op haar zestiende ging ze er op kamers wonen. Best jong, maar niemand in het gezin keek er van op. Ze was een heel zelfstandig kind, zegt Claudia. John: „Ze heeft een doel voor ogen, en dan hoort dit erbij.”
Maar ook een talentvol kind met een doel voor ogen wordt niet zomaar topsporter. Heb je daarvoor ook topsportouders nodig?
„Ja, dat denk ik wel”, zegt Joanne.
Niet dat ze haar hoefden te pushen, zegt Claudia. „Ze vond trainen altijd heel leuk.”
John: „Ze stond te popelen. Ze was al boos als we een keer niet konden rijden. Dan belde ze opa op. Dan moest opa maar rijden.”
Dat rijden, dat is misschien wel waar de topsportouder echt het verschil kan maken. Want daar zijn ze het over eens: zonder ouder die je overal heen wil brengen in de auto, wordt het lastig, als kind met topsportdromen.
Joanne: „Als ik vroeger altijd naar Eindhoven had moeten fietsen… Drie kwartier op de fiets, dan trainen, en dan moet je nog terug. Dat is wel zwaar.”
John: „We hebben heel wat kilometers gemaakt. Meerdere keren per dag naar Eindhoven. Claudia was net een taxibedrijf op een gegeven moment. En toen werd het Papendal!”
De broers waren nooit zo goed als Joanne. Youri stopte op zijn twaalfde met judo. Hij ging sportvissen. Daar was hij helemaal gek op. Hij deed zelfs mee aan twee WK’s.
Yordi ging langer door met judo: tot anderhalf jaar geleden. Corona speelde mee, zijn schoolwerk – en zijn destijds nieuwe vriendin was misschien „ook een kleine reden”, zegt hij.
Dat zijn zus zo’n uitzonderlijk judotalent heeft, daar heeft hij nooit last van gehad, zegt Yordi. Hij voelde zich niet minder belangrijk thuis. „Pap en mam gaven mij net zoveel aandacht.”
Yordi is juist „supertrots”, zegt John. „Afgelopen keer met het grand slam in Tokio kwam hij ons om 2 uur ’s nachts uit bed halen, omdat Joanne moest.”
Claudia: „En natuurlijk, door wat ze met Youri hebben meegemaakt…”
John: „Ja, ze zijn echt naar elkaar toegetrokken.”
Geen tijd om na te denken
Youri was vijftien toen hij naar de dokter ging vanwege aanhoudende buikpijn. Hij bleek een zeldzame en agressieve vorm van kanker in de weke delen te hebben. Dat was in 2016.
Vanaf dat moment gaat Claudia twee, drie keer per week met hem naar het Máxima MC in Utrecht voor zijn behandeling. John houdt de boel thuis op de rit. Voor hun andere kinderen proberen ze alles gaande te houden: school, trainingen.
Joanne gaat nog steeds twee keer per week naar Papendal. „Alleen werd ik niet gebracht, maar reed ik met iemand anders mee. En voordat Youri ziek was, stonden de boterhammen ’s ochtends op het aanrecht, nu moesten we dat zelf weleens doen. Maar we hebben geprobeerd alles door te laten gaan.”
Als ouder zit je er „middenin”, zegt Claudia, je hebt geen tijd om na te denken.
John: „Dat jaar is voorbij gevlogen. Pas later komt de moeheid en de ellende.”
Claudia: „Ja, en dat blijft.”
John: „Dat is nou nog steeds.”
Ondanks zijn diagnose is Youri lange tijd optimistisch, bijna tot aan het einde van zijn leven, zegt Claudia. „‘Komt wel goed’, zei hij altijd.”
Dat was zijn karakter, zegt Joanne. „omdat hij zelf zo positief was, probeerden we daar met z’n allen aan vast te houden.”
Het leek ook lange tijd relatief goed met hem te gaan. Joanne: „Als hij chemo had gehad, dan was hij een paar dagen later weer de oude. Voor ons gevoel.” Pas anderhalve week voor zijn overlijden daalde het besef in dat het echt heel slecht met Youri ging, zegt John. Al ging het eigenlijk al weken niet goed, ziet hij nu. De kanker drukte tegen Youri’s organen aan, hij had veel pijn, ondanks de morfine. Op 1 maart 2018 overlijdt hij, thuis in Lierop. Op zijn rouwkaart staat hij in zijn visoutfit, een hengel in de hand.
Achteraf gezien, denkt Yordi, heeft hun broer zich misschien wel iets optimistischer voorgedaan dan hij zich voelde. Voor Joanne, en voor hem. „Zodat wij hoop bleven houden. Hij paste goed op zijn kleine broertje en zusje.”
Een extra lading
Hoe moet je daarna verder, als je zoiets hebt meegemaakt? „Je hebt niet echt een keuze”, zegt Joanne. „Je gaat gewoon maar door.” Wat ze in ieder geval zeker weet, is dat ze snel weer de mat op wil.
Drie dagen na Youri’s crematie wordt ze Nederlands kampioen onder de achttien. „Je krijgt het gevoel dat ze denken: wat doe jij hier? Hoezo ben jij hier? Maar ik wilde gewoon even judoën, en aan niks denken.” En Youri, zegt ze, had echt niet gewild dat ze thuis was gebleven.
Zoals dat gaat na het overlijden van een naaste krijgen alle grote gebeurtenissen die je daarna meemaakt een extra lading. Bijvoorbeeld toen Joanne in mei de bronzen medaille won op de WK. Haar ouders zaten op de tribune. Na afloop liep -Joanne meteen naar ze toe. John: „Dat was heel emotioneel. Zij en Claudia hebben twee minuten bij elkaar om de nek gehangen, voordat Joanne bij de NOS voor de camera werd gezet.” Claudia: „Dan komt de spanning en alles eruit.” Over Youri hadden ze het niet expliciet gehad, zegt Claudia. „Maar we wisten allebei dat die emoties daardoor komen.”
Op Eerste Kerstdag stapt het gezin Van Lieshout op het vliegtuig naar Bonaire, om te vieren dat John en Claudia 25 jaar getrouwd zijn. Al is ook dat beladen, natuurlijk. Claudia: „Eigenlijk wilden we dat met het hele gezin doen. Maar dat kan nu niet meer.” Dat ze daarmee een deel van de Kerst in de lucht doorbrengen, geeft helemaal niets.
Yordi: „Kerst is geen leuke tijd.”
Joanne: „Kerst gaat om samen zijn met je familie. Met iedereen. Wij zijn niet met iedereen.” En dan is 27 december ook nog eens Youri’s verjaardag.
In het jaar van zijn overlijden, besloot het gezin geen Kerst te vieren, en dat hebben ze sindsdien ook niet meer gedaan. John: „Kerst is geen Kerst meer voor ons.” En nog steeds vieren Claudia en John ook hun verjaardag niet. John: „Heel misschien komt dat op een gegeven moment weer.” Als de tijd verder verstrijkt. „Je weet niet hoe dat gaat. Het is nu vijfenhalf jaar geleden.”
Claudia: „Maar het voelt alsof het gisteren was.”
Makkelijker wordt het niet, zeggen ze allebei. John: „Misschien wel moeilijker.”