Juan Antonio Samaranch jr: ‘Mijn doel is om vóór de Winterspelen van 2026 met richtlijnen voor de vrouwensport te komen’

Of de nalatenschap van zijn beroemde vader, tussen 1980 en 2001 IOC-voorzitter, hem helpt bij zijn poging om zélf IOC-voorzitter te worden? Juan Antonio Samaranch jr. (65) heeft die vraag vaak gesteld gekregen, en hij wordt er hoorbaar moe van. „Ik hoop echt dat mijn achternaam een voordeel noch nadeel vormt bij deze verkiezing. Dat zou nergens op slaan.”

Hij heeft geen topsportcarrière achter de rug, zoals voormalig atleet Sebastian Coe en voormalig zwemster Kirsty Coventry, maar hij vervult wél al een kwart eeuw allerlei functies in het IOC, zegt Samaranch, en hij heeft decennialange ervaring als investeerder en bankier. „Door een combinatie van die twee kan ik vanaf dag één effectief leiding geven.” Dankzij zijn netwerk geldt de Spanjaard als een van de favorieten voor de functie.

De charmante Samaranch toont zich moreel flexibel. Wat hem betreft wordt er áltijd gebokst op de Olympische Spelen, de jarenlange controverse rond deze sport ten spijt. Een ontmoeting met president Donald Trump noemde hij eerder „een topprioriteit”, want Amerika is „een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste” partner van het IOC, dat zwaar leunt op televisierechten en sponsorcontracten met Amerikaanse bedrijven.

Vijf jaar geleden besloot het uitvoerend comité van het IOC al dat de vrouwensport veilig en eerlijk moet worden, maar dat was niet voldoende.

Vragen over trans- en intersekse sporters – een van de meest gevoelige onderwerpen in de sport – gaat Samaranch niet uit de weg. „We moeten de vrouwensport veilig en eerlijk maken”, zegt hij, doelend op strenger beleid dat hun deelname onder druk zet. „Vijf jaar geleden besloot het uitvoerend comité van het IOC al dat de vrouwensport veilig en eerlijk moet worden, maar dat was niet voldoende. In Parijs ontstond vorig jaar maatschappelijke onrust (over genderinclusie) dus we moeten ervoor zorgen dat het IOC het voortouw neemt.”

Samaranch zat de afgelopen tien jaar in het uitvoerend comité van het IOC, waarvan het grootste deel als vice-voorzitter. In die periode namen steeds meer vrouwen deel aan de Spelen, tot 50 procent in Parijs. „Dat percentage was in 1924 nog 4 procent”, zegt hij. „We mogen nu niet terugvallen.”

Als hij wordt gekozen, zegt hij, komen er duidelijke, op wetenschap gebaseerde richtlijnen, die moeten voorkomen dat sporters met verhoogde testosteronwaarden – en daarmee een mogelijk fysiek voordeel – kunnen meedoen aan vrouwensport op hoog niveau. „Mijn doel is om vóór de Winterspelen van volgend jaar in Italië met een wetenschappelijk onderbouwde oplossing te komen.”

De geopolitieke, technologische en economische veranderingen voltrekken zich razendsnel, beaamt hij. „Maar het IOC heeft in het verleden met even grote uitdagingen te maken gehad. Júist in een ingewikkelde en verdeelde wereld is het belangrijk dat de Spelen mensen met verschillende religies, achtergronden en nationaliteiten elke vier jaar bij elkaar brengen. Sport laat zo zien hoe het ook kan.”