In haar hoofd kan actrice Jetty Mathurin (72) zó weer teruggaan naar hun oude woonkamer in Cuijk, een Brabants dorp aan de Maas. Naar haar dochter Nicole die de woonkamer aan het opruimen was als Mathurin thuiskwam van haar werk. „Dan was zij alweer bezig. Schoonmaken, kranten vouwen. Ik zie haar nog, het kleine ding.”
Het was haar niet gevraagd, ze dééd het gewoon. „Ik wilde je helpen, ik wilde het beter maken voor jou”, zegt journalist Nicole Terborg (47) nu tegen haar moeder.
Het was een periode waarin het helemaal niet goed ging met Mathurin – zij was eind dertig, haar dochter een jaar of elf. Ze voelde zich opgesloten, in de war. „Ik denk dat ik boos werd van wat Nicole deed. Láát dat!”
Niet lang daarna, in 1988, vertrok Mathurin uit Cuijk om haar droom na te jagen in Amsterdam: een carrière als actrice. Dat lukte. Ze maakte naam met het humoristische personage ‘Taante’, maakte veertien solocabaretvoorstellingen en speelde in theaterstukken, films en series.
Ze gaf er ook wat voor op. Zij en haar man Gustaaf Terborg gingen uit elkaar. En door de verhuizing woonde ze niet langer met haar kinderen. Twee van de drie bleven bij hun vader. Nicole ging op haar dertiende ook naar Amsterdam, maar niet naar haar moeder. Zij ging bij tante Sonja wonen, in een klein tweekamerappartement. Ze werd een ‘kweekje’, een vorm van informele pleegzorg die gebruikelijk is in de Afro-Surinaamse gemeenschap.
Hierover maakte Terborg een zesdelige verhalende podcastserie: Kweekje, mi kwekipikin (Prospektor/VPRO), die in november uitkwam. Een verhaal over haar eigen jeugd en opvoeding, dat ze breder trekt naar familiebanden, gedeelde zorg voor kinderen, maar ook naar ontworteling en het koloniaal verleden. Ze werkt toe naar de vraag die ze aan haar hechte familie nooit heeft durven stellen: waarom werd juist zíj een kweekje?
De gesprekken met familieleden zijn liefdevol, maar schuren ook. Haar oudere zus Glynis en tweelingbroer Luc willen liever niet terugkijken, maar doen het toch, voor haar. De confrontatie met haar vader gaat ze lang uit de weg, ze moet hem overhalen om te praten. Tante Sonja, een jongere zus van haar moeder, zegt dat ze niet weet waarom haar nichtje bij haar kwam. En moeder Mathurin wordt emotioneel als Terborg haar in de podcast vraagt waarom. „Snap je dat niet? Voel je dat niet?”, roept ze uit. „Sonja was een van jouw vier moeders! We hebben niet die Hollandse zuil van een vader, een moeder, een hond en een kat.”
De reden dat niet haar broer en zus, maar Terborg een kweekje werd, had met dat opruimen te maken, blijkt gaandeweg in de podcast. Haar moeder had destijds niet de „ruimte” in haar hoofd om Nicole in huis te nemen, maar wilde voorkomen dat die te veel voor het achtergebleven gezin in Cuijk ging zorgen. Bij tante Sonja zou dát in elk geval niet gebeuren.
„Dat verraste me heel erg”, zegt Terborg nu tijdens een gesprek bij haar thuis, samen met haar moeder. „Ik was vergeten dat ik zo was. Ik snap Jetty nu beter. Ik kan er nu ook als moeder naar kijken, je wilt niet dat je kind te veel verantwoordelijkheid draagt. Maar ik kan ook nog denken als dat meisje van dertien: waarom kon ik niet bij je zijn?”
Hoe is dat voor een moeder om te horen?
Mathurin: „Ik heb altijd gezegd: ik heb voor mezelf gekozen, ik ben een sterke vrouw, bam. Zo heb ik het altijd gebracht, zo zat het ook in mijn hoofd. Maar door haar vragen dwong ze me naar mijn hart te gaan. Ik heb wel gehuild.”
Broer Luc zegt in de podcast: ik ben juist blij dat ze is gegaan, we zagen een nieuwe frisse moeder. Ze heeft mij geïnspireerd om dingen te bereiken.
Terborg: „Zeker! Opvoeden is voorleven, ik heb echt van haar geleerd. Als ik nu vier klussen heb op één dag, zegt ze: dat lukt je. Ze zal nooit zeggen: doe maar rustig aan. Zij, en mijn vader ook, hebben grotere dromen voor mij dan ikzelf. Maar er is dus ook het meisje dat zich eenzaam en afgewezen voelde.”
Van een geborgen leven in Cuijk – een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk, hangen op ‘het veldje’ met vriendinnen – kwam Nicole ineens terecht in Amsterdam, waar ze niemand kende. Haar tante Sonja was lief en zorgzaam, maar als verpleegkundige op een verloskunde- en kraamafdeling ook veel aan het werk.
„Ik voelde me vervreemd”, zegt Terborg. In de weekenden ging ze terug naar Cuijk, maar daar hadden haar zus en broer ook hun eigen leven. Haar moeder zag ze wel in Amsterdam, maar ze mocht geen sleutel van haar huis.
Afwijzing, zo heeft Mathurin in een eerder interview eens verteld, speelt ook een belangrijke rol in háár leven. Waar komt het bij haar vandaan?
Terborg reageert sneller dan haar moeder. „Speelt afwijzing een rol in jouw leven?”
„Ja.”
„Oh… Oh, ik snap het, door logopedie?”
Mathurin: „Ja, dat was iets heel groots. Ik kwam hier voor mijn toekomst, om te studeren, en toen werd mijn droom kapotgeslagen.” Mathurin werd in Paramaribo opgeleid tot onderwijzer, en kwam na drie jaar sparen naar Nederland om logopedie te studeren. Vervolgens keurde een KNO-arts haar af; haar stembanden zouden niet geschikt zijn. Ze ging weer naar Suriname, maar keerde later terug om het nog een keer te proberen.
Terborg: „Later kwam je erachter dat die man niet wilde dat jij witte kinderen in de praktijk zou krijgen.”
„Ja. Toen ik mijn eigen praktijk had, moest hij wel met me samenwerken. Toen heb ik een gesprek met hem gevoerd, ik wilde het bij mezelf opruimen. Je moet hindernissen nemen als een paard, zeg ik altijd. Je springt er overheen. Maar als je me vraagt naar afwijzing… Zo lang als ik in Nederland werk, ervaar ik afwijzing.”
Terborg: „Ze is de eerste zwarte cabaretier die solo en landelijk grote zalen vulde, ze heeft er echt voor moeten vechten. In het begin zeiden de theaters ‘nee’.”
Mathurin: „‘Zoveel Surinamers wonen hier niet’, zeiden ze dan. Alsof ik…”
Haar dochter maakt haar zin af: „Alleen voor Surinamers theater zou maken.”
Ze zien elkaar haast elke dag, wonen naast elkaar in Amsterdam. Mathurin woont alleen, Terborg met haar man en hun kinderen: een zoon van elf en tweelingdochters van zeven.
Haar man heeft haar hechte familie helemaal omarmd en andersom, zegt Terborg. Laatst nog beraamde haar moeder met hem een plannetje, over kerstcadeaus voor de kleinkinderen. Harde lach van Mathurin. „Als ik háár vraag, dan gaat ze meteen van alles opwerpen. En ik wil gewoon iets moois geven.”
Terborg: „Iets duurs, bedoel je.” Tegen de interviewer: „Ze heeft twee violen gekocht. Voor de meisjes, die hebben sinds kort les. Dus ik zei gelijk: zo duur? We kunnen toch huren?” Dan een lach. „En duurzaamheid, weet je wel? We weten helemaal niet of ze doorgaan met viool.”
Mathurin: „Ja, de wereld staat in brand, dat doet me ook wel wat. Maar ik zie een droom uitkomen. Ik heb als kind ook een viool gekregen van mijn vader, maar ben nooit op les gegaan. Nu heb ik heb twee kleindochters, en die spelen viool!”
Terborg: „Dat is dus het verschil tussen ons. Zij denkt gewoon: ik ga twee violen kopen!”
Als oma doet Mathurin veel met de kinderen. Ook andere familieleden helpen met de zorg. Terborg: „Ik bevraag die uitgebreide familie in de podcast, maar ik maak er wel gebruik van. Ik heb mijn kinderen nooit naar de opvang hoeven sturen, omdat mijn tante Joyce en tante Sonja kwamen oppassen.”
Wat brengt zulke betrokken familie?
Terborg: „Ik denk dat scheidingen voorkomen kunnen worden als ouders niet alles met z’n tweeën doen. Toen de kinderen nog kleiner waren en ik dacht: ik kán niet meer, dan zag mijn tante of mijn zus dat. Breng ze maar, zeiden ze. We helpen elkaar ook bij de opvoeding, geven tips. Ik wist voor ik moeder werd al een beetje hoe het is om voor kleine kinderen te zorgen. Als meisje verschoonde ik luiers van neefjes en nichtjes. In de Nederlandse samenleving zie ik vaak mensen kinderen krijgen die nog nooit een luier verschoond hebben. En het is echt heftig hè, zo’n eerste jaar, dat doet wat met je relatie. Een uitgebreide familie is een vangnet. Praktisch en emotioneel. Het kan verstikkend zijn, maar voor mij is het fijn.”
Zag je op je dertiende ook al de waarde van die betrokken familie?
Terborg: „Jawel, als ik bijvoorbeeld klasgenootjes hoorde praten over hun tantes en ooms als mensen bij wie ze zich niet thuis voelden. Dat had ik niet. Bij mijn ooms en tantes was het echt thuis.”
Mathurin: „Toen Nicole en Luc geboren werden, woonden we met drie van mijn zussen in huis. Van tevoren hadden we het erover gehad wie wanneer zou oppassen, en wie wanneer zou studeren. Heel praktisch, en heel liefdevol.”
Terborg: „Jetty hoefde bijna nooit een luier te verschonen, haar zussen deden gewoon mee” – en werden zo dus haar drie andere ‘moeders’. „Het is dubbel. Want in Amsterdam voelde ik ook dat mijn gezin niet voldeed aan de norm en daar schaamde ik me voor. Ik vertelde op school niet dat ik bij mijn tante woonde, dat ik met haar in een bed sliep omdat ze maar één slaapkamer had. Ik nam nooit vriendinnetjes mee naar huis.”
Ook dubbel, zeg je in de podcast, is dat de historie van die uitgebreide familie gekoppeld kan worden aan het slavernijverleden. Sociaal en cultureel antropoloog Gloria Wekker zegt: het gesloten kerngezin is een luxe die wij ons niet konden permitteren.
Terborg: „Ja, wetenschappers vertelden mij dat mensen de zorg voor kinderen deelden als overlevingsstrategie. Vaders werden niet eens erkend. Moeders konden verkocht worden, of vermoord. En vaders ook.”
Je voelde eerst tegenzin om in dit verleden te duiken.
Terborg: „Ja, dat koloniale verleden, slavernij, dat gruwelijke systeem, dat is maar een druppel in mijn geschiedenis. Die begint niet bij de slavernij. We zijn meer dan trauma en pijn. Maar ik zie nu ook dat het de veerkracht van mensen laat zien. Dat ze het oplosten. Het koloniale verleden werkt door, ook in ons, nu, maar dat zie ik vooral als een teken van veerkracht. Die informele pleegzorg bestaat nog steeds. Mijn kinderen zitten in de klas met een meisje dat bij haar tante woont, een kennis van mij heeft haar neefje bij haar wonen. Het werd niet altijd als iets goeds gezien door de instanties, omdat deze kinderen buiten hun zicht worden verzorgd. Maar ik vind het iets moois als mensen het met elkaar oplossen.”
Mathurin heeft haar verleden ook onderzocht, in tv-programma Verborgen verleden. „Zo kwam ik op het spoor van mijn voormoeder, die over het zoute water vervoerd is naar Suriname.”
Terborg: „Ontvoerd.”
Mathurin: „Ja, ontvoerd. Op de plantage waar onze voorouders zijn geweest, plantage Berlijn, heb ik ook hun veerkracht doorvoeld. Dat werkt door in ons dna. Het gaat vaak over slavernij, maar niet over die kracht.”
Het graven van Terborg in haar recente familiegeschiedenis, wekte bij sommige mensen in haar omgeving onbegrip. „Je bent gewoon een bounty”– zwart van buiten, wit van binnen – krijgt ze in de podcast te horen van schoonheidsspecialist Eva, van de salon waar Terborg al acht jaar komt. Terborg moet een voorbeeld nemen aan haar „zwarte familie” en „het verleden laten rusten”, zegt Eva, die Ghanese wortels heeft. Terborg is „een luilak” dat ze haar jeugd niet in haar eentje verwerkt.
Dat is een interessant standpunt: val je familie er niet mee lastig. Je kan ook zeggen: juist dapper dat je de confrontatie aandurft.
Terborg: „Het is goed om verschillende perspectieven te laten horen, dit is haar stem. Zij is ook een kweekje geweest, maar zij redeneert: mijn ouders hebben gedaan wat zij dachten dat goed was, ik laat het rusten. Ik ben duidelijk anders bedraad. Ik geloof dat als je wil helen, dat het fijn is om het samen te doen. Want je maakt onderdeel uit van een familiesysteem.”
In de salon wordt een koppeling gemaakt met cultuur: er is een „stille regel”, krijg je te horen, namelijk: „hou je mond”. Hoe zien jullie dat?
Terborg: „Nou, in witte Nederlandse families heb je ook dat mensen niet over dingen praten, dus het is niet typisch Surinaams. Wat wel Surinaams is, denk ik, is een bepaald respect voor je ouders. Niet bevragen. Maar ik realiseer me: ik heb het privilege om mijn geschiedenis te bevragen. De generatie van mijn ouders, de eerste die naar Nederland kwam, was haar plek aan het bevechten.”
Mathurin: „Ik had niet zoveel aan mijn ouders te vragen. Eén keer, toen ik zestien was ofzo, heb ik alle klachten van mijn moeder over mijn vader opgeschreven. Dat hij uitging, en over de moeilijke relatie die zij had met zijn moeder, dat soort dingen. Een echt krasse brief. Ik vond het heel spannend om die aan hem te geven.”
Wat was zijn antwoord?
Mathurin: „Vanaf dat we klein waren, toverde mijn vader voor ons. Hij tekende een grote twee op een vel papier, en de betovering was dat hij van die twee een mooie zwaan maakte. Dus toen ik jaren later die brief had geschreven, kreeg ik een enveloppe van hem, en toen was het een zwaan. Dat was zijn antwoord. Mooi hè?”
Jullie wilden als kind dus allebei voor het gezin zorgen?
Mathurin: „Eigenlijk wel ja. Ik zag verdriet bij mijn moeder, dat wilde ik oplossen.”
Helpt het om nu een antwoord te hebben op de vraag waarom je een kweekje werd?
Terborg: „Ja, het was helend. Als vrouw in de veertig ervaar ik die eenzaamheid en afwijzing niet meer, maar ik kan er wel naar teruggaan. Het was helend dat socioloog Aspha Bijnaar zei: een kind wil altijd bij zijn ouders zijn. Daardoor werden mijn gevoelens erkend. En in reacties van mensen hoor ik nu dat ze precies dezelfde gevoelens hebben, ik weet dat ik niet alleen sta.
„Ik vind het ook fijn dat mijn verhaal het gesprek openbreekt. Dat mensen zeggen: ik ga nu eindelijk met mijn moeder praten, waarom ben ik naar mijn tante gestuurd? Ik merk dat het iets universeels is, het niet bevragen van je ouders. Allerlei mensen – zwart, wit, jong, oud – halen er iets uit. Ik raad het iedereen aan om met z’n ouders te gaan praten voordat ze dood zijn.”
De podcast eindigt ermee dat jullie elkaar misschien nooit helemaal zullen begrijpen.
Terborg: „Ik heb meer begrip voor Jetty gekregen, maar ik kan me niet voorstellen dat ik mijn eigen kinderen niet bij me zou laten wonen. We hebben ons eigen perspectief, dat kan naast elkaar bestaan.”
Mathurin: „Ik heb nog steeds het gevoel dat ik toen het goede heb gedaan, absoluut. Wat voor mij is veranderd, is dat ik haar pijn van toen durf te voelen. En dat ik denk: mijn gunst, hoe kan het dat ik dat niet met haar heb besproken.”